Oponthoud aan de grenzen behoort tot het grijze verleden. Dat weet iedereen. Toch gebeuren er…
Oponthoud aan de grenzen behoort tot het grijze verleden. Dat weet iedereen. Toch gebeuren er nog wel eens gekke dingen aan de grens. Vooral met fotokopieerapparaten. Luister maar eens.
Op een goede dag bel ik de douane in Brussel op en vraag welke perikelen mij te wachten staan als ik mijn fotokopieerapparaat zou meenemen op mijn reis naar Zürich, waar ik een congres wil bijwonen. De eerste vraag van de douanier is of dat een groot congres is, een jaarbeurs of zo iets, want dan gelden er speciale maatregelen. “Helaas niet”, is mijn antwoord, “het gaat om 85 libertariërs uit 13 landen die voor het eerst bijeenkomen om Libertas International op te richten”. Dan volgt er een uitleg van de douanier dat het transit door Frankrijk en de invoer in Zwitserland en ook de terugkeer naar België telkens 17% BTW gaat kosten, tenzij ik de juiste documenten bezit. “Het opstellen van dat soort documenten vergt veel tijd”, gaat hij verder. Vooral omdat ik het apparaat speciaal aan hem moet komen laten zien. Hij raadt mij daarom aan de papierwinkel af te handelen aan de grens als ik dat ding dan toch in de auto heb staan. “Bovendien werken ze daar sneller dan hier”, verzekert hij mij met klem. IJdele woorden, want tenslotte bleek dat ik bij elkaar 23 uur lang werd opgehouden aan de verschillende grenzen en bovendien nog eens 200 gulden voor allerlei documenten moest betalen. Dat geschiedde als volgt:
Mijn eerste ontmoeting met de heren douaniers vond plaats op zondagmiddag 14.00 uur in Sterpenich, langs de Belgisch-Luxemburgse grens. Ik vraag om documenten en stempels die mij de reis naar Zürich en terug kunnen vergemakkelijken. “Mijnheer, op zondag zijn wij gesloten”. Ik ben oprecht verbaasd, per slot staan er drie douaniers om mij heen. “Gesloten?”. “Ja zeker, het is vandaag zondag en dan werken wij niet”. “Prachtig”, zeg ik, “dan kan ik dus zonder meer doorrijden naar Zürich en volgende week zondag ongehinderd weer naar België terugrijden”. “Nee” zegt de douanier, “als u volgende week zondag langs deze grenspost zou terugrijden, zouden we u 75% van de waarde van uw fotokopieermachine laten betalen”. Langzaam begint het tot me door te dringen wat deze ambtenaar onder werken verstaat. Werken is het verlenen van vergunningen. Niet-werken is het heffen van belastingen en boetes. “Wanneer gaat u weer werken”, vraag ik beleefd. “Vannacht om 12 uur”, antwoordt hij. Pas daags erna besef ik dat ik een verkeerde vraag stelde. Ik had moeten vragen of er andere grensposten waren waar op zondag wél gewerkt wordt. De grenspost bij Aken schijnt namelijk wél open te zijn op zondag voor fotokopieermachines.
Precies om middernacht sta ik opnieuw aan de grens. Ditmaal staan er andere douaniers. Ze zijn stomverbaasd dat ik op dit uur besteld ben, aangezien de expediteurs pas om 6 uur op hun werk komen. Even leef ik in de veronderstelling dat deze “expediteurs” collega’s van hen zijn, maar ik word snel wijzer. Expediteurs zijn particuliere bedrijven die het werk van de ambtenaren doen. Het enige wat de douaniers zelf doen is stempelen! Een pen vasthouden en papieren invullen, dat hoeven ze niet.
Ik maak een schampere opmerking dat ze het zich wel gemakkelijk maken bij hun toch al eenvoudige manier om in hun levensonderhoud te voorzien. Op barse toon klinkt het: “Iedereen betaalt douanerechten, u ook en daarmee uit”. “Douanerechten? Wat zijn dat?”, vraag ik argeloos. “Heeft iedereen dat recht, zegt u?”. “Ik heb aan de universiteit geleerd dat in een beschaafde samenleving iedereen gelijke rechten heeft. Ik zal dus nu van u ook douanerechten gaan heffen”. De douanier weet opeens niet meer wat hij zeggen moet. Vermoedelijk denkt hij dat de democratie alles legitimeert, want hij zegt: “Ik ben blij dat wij in een democratie leven en douanerechten zijn een deel van de prijs die iedereen daarvoor moet betalen”. Het klinkt heel mooi wat hij zegt en je kunt dat zinnetje bijna elke dag wel ergens lezen of horen, maar omdat ik de democratie verwerp – en isonomie en demarchie verkies – maakt zijn opmerking natuurlijk weinig indruk. Integendeel, ik laat me verleiden om de douanier een lesje politiek te geven zoals geen enkele krant (behalve de Vrijbrief) die brengen kan.
“In een democratie”, zeg ik “beslist een minderheid van kiezers over een meerderheid”. ” Bovendien dwingt de democratie zowat iedereen tegen zijn wil tot allerlei ongewenste vormen van samenwerking (ik leg het er dik op.)”. “In een demarchie”, vervolg ik “vindt u isonomie (d.w.z. gelijkheid voor de wet)”. “Iedereen beslist daar over zijn eigen leven en kiest zelf met wie hij wel of niet wil samenwerken”. Ik maak de les nu zeer persoonlijk en zeg: “Het geld dat de douaniers ophalen bijvoorbeeld, komt slechts aan enkele kleine, georganiseerde groepen van kiezers toe. Daartoe behoren ook de ambtenaren”.
“Weet u dat reeds meer dan 1,5 miljoen Belgen volledig in hun levensonderhoud voorzien via de belastingpot? Democratie is duidelijk oplichterij. Geef mij maar demarchie, isonomie, minarchie, oligarchie of anarcho-kapitalisme”. Tussen al dit Grieks is de douanier toch kennelijk iets opgevallen dat hem interesseert, want hij vraagt of ik een voorstander van chaos (anarchie) ben. “Nee”, antwoord ik “de grote chaos die de democratie veroorzaakt is niets voor mij. Als u in het duister tast over het woord anarchie of anarcho-kapitalisme dan doet u er goed aan die woorden te vertalen met concurrerende overheden. Stelt u zich de Benelux eens voor als één land waar iedereen drie nationaliteiten heeft en iedereen betrekt allerlei diensten van de overheid die hij wil en betaalt aan iedere overheid dus alleen die belasting die overeenkomt met de diensten die men van de Nederlandse, Belgische of Luxemburgse overheid betrekt”. De douanier staat verstomd. “Dat zou inderdaad een goed idee zijn. Allemachtig, dat we daar nooit aan gedacht hebben; een overheid die moet concurreren om het de belastingbetalers naar de zin te maken.”
Om 6.00 uur sta ik opnieuw voor het douanegebouw. De expediteur is erg behulpzaam. Als ik een borgsom van 37.000 franc stort zal hij het gewenste formulier klaarmaken. Helaas ben ik mijn bankkaart vergeten en dus kan hij mijn cheque niet accepteren. Een andere mogelijkheid is dat zijn firma zelf de borgtocht aan de douane geeft en ik de kosten daarvan 1.500 franc (100 gulden) betaal. Zogezegd, zogedaan en twee uur later heb ik al mijn papieren met zeker 15 stempels erop. Werken noemen ambtenaren dat!
Aan de Zwitserse grens meld ik mij met al mijn papieren bij de Zwitserse douane. “Aha”, zegt de douanier, “we zijn net aan het lunchen, komt u over anderhalf uur maar terug” Zogezegd, zogedaan en inderdaad wordt er nu gewerkt. Ik krijg een formulier waar 20 minuten later vier stempels op staan. “Nu moet u naar het Freilager in Zürich”, zegt de douanier. “Wat? Waarom?”. “Jaja”, zegt de Zwitser, “dit formulier zegt alleen dat uw machine uit Frankrijk is uitgevoerd, maar nu moet het nog in Zwitserland worden ingevoerd”
Mijn eerste vier dagen in Zwitserland wil ik geen douanier meer zien. Pas vrijdag raap ik de moed bij elkaar en rijd ik naar het Entrepot in Zürich, een halfuurtje rijden van ons hotel. “Waar is dat fotokopieerapparaat?”, is de eerste vraag”. “In het hotel”. “Dat mag niet”. “Het is mijn eigendom”, zeg ik, “daar doe ik mee wat ik wil”. De douanier brengt mij tot bedaren. “‘Gaat u maar naar hiernaast, naar Danzas, een expediteur. Ik heb geen tijd voor theorie”. Danzas luistert geduldig en zegt: “Gaat u maar terug naar uw hotel en telefoneert u ons over een uur, dan weet u waar u aan toe bent”. Na een uur blijkt dat bij hoge uitzondering alle papieren zonder verdere soesa in orde zijn gebracht, middels de som van 100 gulden.
(Red.: Het vervolg van dit verhaal, de terugreis naar Brussel, komt in de volgende Vrijbrief)