De stroming binnen het libertarisme die zich beroept op de idee van het natuurrecht is een vreemde zaak. Vooreerst is het ongerijmd te begeren dat de mens van nature uit rechten heeft en dan te moeten toegeven dat diezelfde natuur niet kan verhinderen dat die rechten worden overtreden. De idee van het natuurrecht is een mystieke en metafysische conceptie, vertrekkend vanuit een non-nominalistische opvatting over het wezen van de mens.

De aanhangers van het natuurrecht beweren dat alle mensen éénzelfde natuur hebben (een opvatting die voldoende is weerlegd, o.m. door Sartre). Vertrekkend vanuit deze visie over het wezen van de mens is het een kleine stap om de onrechtmatigheid van de staat aan te tonen: deze is immers in strijd met ieders zelfbeschikkingsrecht (zie Frank van Dun). Het libertarisme van deze mensvisie doen afhangen, betekent dat men zichzelf alle wind uit de zeilen neemt. Het doet het streven naar een vrije samenleving met beperkte staatsmacht struikelen over het utopisch ideaal van een samenleving zonder staat.

De staat heeft twee empirische grondslagen: gezag en territorium (vindt men ook terug in de dierenwereld, b.v. de piklijst in het kippenhok – het eigen jachtgebied). Het heeft geen zin om te willen aantonen dat zijn bestaan onrechtmatig zou zijn, evenmin als aangetoond kan worden dat de staat zijn gezag ontleent aan God of aan een sociaal contract.

In welke mate de staat ingrijpt in het persoonlijke leven en de onderlinge vrijwillige betrekkingen tussen de individuen onderling (economisch milieu) is een andere zaak: daar valt heel wat meer over te zeggen zonder weg te glijden in utopische dromerijen. Het staatsgezag is er juist omdat er geen natuurrechten zijn. Het individu willen bevrijden van het juk van de staat doet juist de bedreiging toenemen van de directe leefomgeving, van de zeden en gebruiken en van vooroordelen.

“There would be open season on wops, wetbacks, kikes, niggers, hippies, polacks, redheads and cripples if the constitution didn’t exist. We should therefore keep government, but reduce its power over our economie, moral and social lives.”

(A. Black – A new radical’s Guide to Economic Reality – 1971 – p.114).

Hoe willekeurig het is om het begrip natuurrechten te hanteren, blijkt ook met name al uit het feit dat het socialisme er zich ook op beroept (A. Schatz – L’Individualisme, p.314). Een kernachtig verwoorde verwerping van de idee van het natuurrecht vindt men bij Courcelle-Seneuil:

“Le droit naturel fondé sur une idee sans réalité objective, abandonné a la conscience, est devenu une collection de principes imaginaires auxquels chacun pouvait ajouter quelque chose en s’inspirant de sa fantaisie.”

(Préparation a l’Etude du Droit – 1887 – p.206).

Zie ook Tegen het natuurrecht