Professor Ramon Diaz bericht ons vanuit Montevideo, dat het kapitalisme hier weer zijn intrede heeft gedaan. In de zomer van 1974 werden de inkomstenbelasting en de successiebelasting afgeschaft. Alle importquota verdwenen alsmede alle deviezenbeperkingen. Lonen, prijzen en de rentevoet van het kapitaal werden aan het vrije spel van vraag en aanbod overgelaten en de resultaten mogen er wezen. Terwijl voor 1974 Uruguay met een jaarlijks tekort van 150 miljoen US dollars te kampen had op haar betalingsbalans, is er nu een gezond surplus in dezelfde orde van grootte.

Vanwaar die ommekeer? Uruguay werd in 1830 gesticht om als bufferstaat te fungeren tussen Brazilië en Argentinië. Het land is 6 maal zo groot als Nederland en had in 1830 slechts 100.000 inwoners. De eerste twintig jaar werden besteed aan onderlinge twisten en burgeroorlog. In 1851 was het land armer dan ooit tevoren en met een onveranderd bevolkingsaantal. Maar daarin kwam op slag verandering toen men de wijze lessen van Adam Smith ging toepassen en de talloze overheidsmaatregelen afschafte met de motivering dat per slot van rekening ieder persoon het best over zijn eigen leven kon oordelen.

In de daarop volgende 50 jaar vertienvoudigde het bevolkingsaantal zich en werd de basis gelegd voor de rijkdom van het land. Inderdaad verdiende Uruguay in het begin van deze eeuw terecht de bijnaam van het “Zwitserland van Zuid-Amerika.”

Maar juist omstreeks de eeuwwisseling bleek, dat men de oorsprong van de eigen welvaart aan het vergeten was. Stap voor stap ging men de kant van het socialisme op. Protectionisme en corruptie waren aan de orde van de dag toen in juni 1973 de militairen de politieke macht in handen namen en het parlement naar huis stuurden. Maar al snel bleek, dat de militaire junta geen flauw benul van economie had, want de inflatie (100% per jaar), de stagflatie en de kastekorten bleven onveranderd. En geen wonder, want alle socialistische wetten ter regeling van het bedrijfsleven lieten zij intact.

Dat duurde een volle acht maanden, tot aan de wereldcrisis, die de olieprijzen deed stijgen en de vleesprijzen (Uruguay’s belangrijkste exportproduct) deed dalen. De Junta deed toen een beroep op een bekend econoom om het land voor een definitief faillissement te behoeden, hetgeen inderdaad lukte. Het toeval wilde, dat deze econoom geen rekening behoefde te houden met een parlement en als Minister van Financiën de vrije hand kreeg om Uruguay weer aan te sluiten bij de buitenlandse kapitaalmarkt.

In het eerste jaar van het kapitalistisch beleid, daalde de inflatie van 107% tot 66% per jaar. Nu, in het tweede jaar, is dit percentage reeds tot 30% gedaald. De olieprijzen bleven onveranderd hoog en de vleesprijzen onveranderd laag. Maar zelfs onder die maximaal ongunstige omstandigheid veranderde de jaarlijkse tekorten op de betalingsbalans in jaarlijkse overschotten en begon de economie na jaren van stilstand weer fiks te groeien.

Voor de tweede keer in de geschiedenis van Uruguay heeft het kapitalisme dus een kans gekregen nadat een zondvloed van overheidsmaatregelen het land geruïneerd had!

Maar professor Ramon Diaz betwijfelt of zijn land er ook maar iets van geleerd heeft. Want in regeringskringen spreekt men laconiek van “een wonder”als men over de nieuwe welvaart van het land praat. De militaire Junta beweert glashard, dat de welvaart het gevolg is van de orde die zij met harde hand in stand houdt. Ramon Diaz tekent daarbij aan, dat de enige orde, die de moeite waard is, voortspruit uit vrijheid. In Uruguay weet kennelijk alleen de Minister van Financiën daar het fijne van.

1 REACTIE

Comments are closed.