Naar aanleiding van mijn artikelen over Ayn Rand lanceerde H. Jongen een oproep tot de…
Naar aanleiding van mijn artikelen over Ayn Rand lanceerde H. Jongen een oproep tot de objectivisten om te reageren indien ze het met mijn soms ietwat kritische beschouwingen niet eens mochten zijn. Zoals de lezers ondertussen hebben kunnen bemerken, leidde die oproep tot een stortvloed van welgeteld één brief, van de heer Frank van Dun, die dan ook verdient hier wat van dichterbij beschouwd te worden. De brief staat op hoog peil, hoewel hij nogal agressief is. Maar mijn eigen beschouwingen waren ook nogal ongezouten, dus dat kan ik hem moeilijk kwalijk nemen. Er zij nog opgemerkt dat F.v.D.’s opmerkingen ingezonden werden na het verschijnen van het eerste van de drie delen waaruit mijn artikelenreeks bestond en dus alleen hierop slaan.
F.v.D. begint zijn brief (die de lezer uiteraard best terug ter hand neemt, indien hij de zaak goed wil volgen) met de nogal demagogische werkwijze die eruit bestaat (met zijn libertarisch lezerspubliek op het oog) fundamentele metafysische stellingen te “illustreren” door te verwijzen naar “de staat” en de “politiek” (“ik ben wat ik ben”, verdraaid, en niet wat de staat zegt dat ik ben – daverend applaus op alle banken). O.K., laten we niet lastig zijn: A is A en niet wat “men” zegt dat A is (typisch omgooien van een stroman!), maar WAT is A? WETEN we daarmee iets over wat A is? Weten we waar A eindigt én B begint (de kwestie van de grenzen)? Ben “ik” de entiteit (of “A”), dan wel (opklimmend) het menselijke ras, of (afdalend) mijn cellen of moleculen? Of gewoon al het bestaande (de realiteit) als geheel bekeken? En hoe zit het verder met de tijd? Heeft Herakleitos (als ik, ondanks mijn “gebrek” aan ervaring met de lectuur van filosofische teksten toch even een naam mag citeren) gelijk wanneer hij zegt dat wij nooit tweemaal in dezelfde rivier kunnen stappen omdat zowel wij als de rivier het volgende ogenblik al niet meer dezelfde zijn? Of hebben de velen anderen gelijk die beweren dat alle verandering schijn is? Naar gelang van het antwoord dat men op al deze vragen geeft, zal men totaal verschillende A’s als bouwstenen gebruiken om mee verder te werken.
Wat ik wel graag wil toegeven is dat ik (opzettelijk) onvolledig ben geweest met mijn kritiek op “A is A”. Ik ben zo vrij geweest de uitspraak letterlijk op te vatten als een metafysische uitspraak (= uitspraak over de natuur der dingen) en dan is ze inderdaad tautologisch, ontegensprekelijk juist, maar tevens leeg en nietszeggend. Men kan de uitspraak natuurlijk ook anders beschouwen, niet als een metafysisch, maar als een kennistheoretisch vertrekpunt (en dat is wat F.v.D. duidelijk doet). “A is A” betekent dan zoveel als een pleidooi voor een klassiek-empiristisch wereldbeeld, waarin men, nogal fantasieloos, de dingen ongeveer neemt zoals ze schijnen. Je gezond verstand gebruiken, realist zijn, enz., allemaal zaken die in het dagelijkse leven wellicht prachtig zijn, maar die wat vreemd aandoen als grondregel voor de filosofie, die toch per definitie vertrekt van het idee dat er wel eens meer achter zou kunnen steken dan op het eerste gezicht blijkt. Zo heeft in het bijzonder de moderne wetenschapstheorie (waar F.v.D. uiteraard wel evenveel ervaring mee zal hebben als met “filosofische teksten”) ingezien dat de mens, bij zijn zoektocht naar kennis een meer actieve rol opneemt dan men traditioneel dacht en dat het herdefiniëren en zelfs “hersnijden” van bepaalde fundamentele gedachte-entiteiten (A’s) daarbij onvermijdelijk is. In deze optiek bekeken acht ik de uitspraak “A is A” dus zeker niet tautologisch. Ik acht ze doodgewoon onaanvaardbaar als uiting gevende aan een visie waarin de menselijke geest een te passieve rol krijgt toebedeeld.
Gelijkaardige beschouwingen gelden voor wat F.v.D. zegt over “er is iets” en “er is niets”. Letterlijk zal dat wel weer juist zijn. Zelfs als al hetgeen wat we beleven zou blijken een illusie te zijn, is er nog steeds de illusie zelf en die is ook iets! Maar ook hier zit een adder onder het gras. Wie het nodig oordeelt dergelijke zaken zo nadrukkelijk te stellen kan daarmee misschien bedoelen dat het precies GEEN illusie is (tegen bepaalde oosterse gedachterichtingen in) en ook niet iets wat alleen maar in de geest van wie dan ook bestaat (tegen bepaalde idealistische filosofieën). En DIE uitspraken zijn helemaal niet zo vanzelfsprekend. In elk geval volgen ze zeker niet automatisch uit “er is iets” De moraal uit dit alles, die ik er graag als premie bijgeef: wees op uw hoede als iemand (en dat geldt vooral voor diepzinnige filosofen) het nodig oordeelt teveel vanzelfsprekend lijkende uitspraken te doen! In het beste geval verspeelt hij alleen maar kostbaar papier, in het slechtste geval heeft hij meer verdachte bedoelingen.
We rukken verder op, naar de “lege geest”. Mijn empirische argument over de lege geest was een argument a fortiori: wie het mindere niet kan, mag verondersteld worden ook het meerdere niet te kunnen. Ik heb weinig vertrouwen in de macht van iemand om de processen in zijn eigen geest te leiden, zoals de mens (ieder mens?) dat volgens Ayn Rand kan of zou moeten kunnen, wanneer hij ZELFS die processen niet gedurende een heel korte periode (één minuut, luidde mijn uitdaging) gewoon kan uitschakelen, d.i. wat ik noemde, zijn geest leegmaken. Maar als F.v.D. meent dat het werkelijk niet op leegmaken of niet-leegmaken, maar op focussen of niet-focussen aankomt, wil ik mijn voorbeeld gerust aanpassen. Ik daag iedereen uit, niet langer om zijn geest gedurende l minuut leeg te maken, maar om hem gedurende diezelfde tijdsduur te “focussen” op NIETS anders dan b.v. de secondewijzer van een voor hem liggend uurwerk. Gaat F.v.D. nog steeds beweren dat mijn uitdaging irrelevant is? Wat anderzijds de “weerlegging” van mijn logisch argument betreft, volgens hetwelk men, om te kiezen tussen nadenken en niet-nadenken, reeds VOORAF moet nadenken, die vind ik ronduit gezellig. Men kan ook onnadenkend kiezen, verklaart hij. Ik onthoud mij maar van alle commentaar en laat de objectivisten zelf reageren op een dergelijke “verdediging” van hun stellingen.
Hoe dan ook, de objectivistische ideeën betreffende het “vrijwillig nadenken”, blijkbaar overgenomen door F.v.D., zijn volledig in tegenstrijd met wat o.m. genetische psychologie ons leert: het kind denkt na, ongeveer zoals het ademt, lacht, loopt, enz., d.w.z. niet als gevolg van een “keuze” (tenzij men dit woord zo elastisch wil maken dat het alle bruikbaarheid verliest; een wolf die een lam opeet en zelfs een plant die zich naar het licht keert kiezen dan ook), maar gewoon als uiting van een bepaalde fase in zijn evolutie. ACHTERAF, wanneer het al heel wat ouder en wijzer geworden is, kan het reflecteren over deze activiteiten en sommige ervan trachten af te remmen dan wel te stimuleren. Maar zowel het volledig uitschakelen als het ongelimiteerd opvoeren van om het even welk van deze dingen zal voor bijna elk mens mislukken. Alleen verstokte rationalisten, die een afkeer hebben van levensprocessen die ze niet volledig controleren, zullen dit als een ontwaarding zien. Andere mensen zullen het zowat houden bij het motto “maat in alles en voor de rest zien we wel”.
Tenslotte (en hier trapt F.v.D. dan wel heel erg door) is het duidelijk dat Rand nergens ZEGT dat wij ons bewustzijn aanschieten of afleggen als een jas. Heb ik ook nooit beweerd! Wel zeg ik dat zij mij die indruk geeft. Ik geef dus een INTERPRETATIE van haar woorden. Meer bepaald verklaar ik dat het steeds opnieuw benadrukken van het feit dat wij moeten BESLISSEN bewust te zijn (net zoals ik moet beslissen mijn jas aan te doen) wellicht te herleiden is tot de visie dat wij een bewustzijn HEBBEN dat voor het overige wellicht geen deel van ons uitmaakt. Ik wil deze visie hier niet grondig bespreken en dus zeker niet veroordelen. Wel stel ik een vraagje, waar iedereen naar hartelust mag over verder mediteren: als “ik” een bewustzijn heb, wie is “ik” dan? Zeker niet dit bewustzijn, als we tenminste aannemen dat de bezitter niet samenvalt met datgene wat hij bezit. Voor wie mocht menen dat de problemen waartoe dit leidt te zwaar zijn, geef ik een andere mogelijke visie als kontrast volgens dewelke ik niet een bewustzijn heb maar (misschien naast nog andere zaken) een bewustzijn BEN.
Het staat F.v.D. vrij dit een onbelangrijk of irrelevant onderscheid te vinden. Persoonlijk meen ik dat weinig vragen die men zich kan stellen fundamenteler kunnen zijn. Los van alle jassen en andere kledingstukken.