In 1974 verscheen Anarchy, State and Utopia van Robert Nozick, een vlotte kerel van pas een goede dertig jaar oud en reeds hoogleraar aan de beroemde universiteit van Harvard. Zijn boek zorgde in filosofische kringen onmiddellijk voor sensatie en …. bleek libertarisch van strekking te zijn. Meteen was er een nieuwe grote naam, die bij de filosofen evenveel belangstelling voor het libertarisme zou verwekken als Milton Friedman dat deed bij de economen en F.A. Hayek bij de politicologen. Er kan aan toegevoegd worden dat Nozick even vinnig en slagvaardig is als Friedman en even diepzinnig als Hayek. Een aanwinst van formaat dus. Het lezen van zijn boek is een intellectuele ervaring en doet je het libertarisme bekijken vanuit hoeken waaruit je dit nooit eerder gedaan hebt. Een van zijn hoofdbedoelingen is het weerleggen van het anarchisme, of misschien beter uitgedrukt, aantonen hoe uit de anarchistische natuurtoestand op spontane wijze en zonder daarbij iemands rechten te schenden een staat kan evolueren. Hij wil dus, met de woorden van Rothbard, de onbevlekte ontvangenis van de staat aantonen, wat meteen een heleboel argumenten ten voordele van het anarchisme zou doen vervallen.

In de natuurtoestand, aldus Nozick, mag elk individu zijn rechten opeisen, zichzelf verdedigen, schadevergoeding afdwingen en straffen. Maar hij kan deze rechten ook delegeren aan familieleden, vrienden of huurlingen. Een firma die zich zou specialiseren in het uitoefenen van bovenvermelde rechten ten voordele van haar cliënten wordt door Nozick een Protective Association (verder P.A.) genoemd. Deze P.A. bezit dus alleen maar de som van de rechten die haar cliënten haar afgestaan hebben. Om nu deze rechten ten bate van haar cliënten af te dwingen zal de P.A. bepaalde procedures volgen die zij efficiënt, d.w.z. goedkoop en betrouwbaar acht. Wat gebeurt er nu wanneer andere P.A.’s er procedures op na houden die de eerste P.A. niet betrouwbaar acht, wanneer dus de cliënten van de eerste P.A. riskeren voor rechtbanken van de tweede P.A. gesleept te worden en aldaar veroordeeld en gestraft op grond van procedures die de eerste P.A. als niet voldoende waterdicht beschouwt tegen het veroordelen van een onschuldige, m.a.w., en hier belanden we bij een nieuwe term in de libertarische literatuur, wanneer de procedures van de tweede P.A. te riskant zijn?

Vóór Nozick bestonden er in het libertarische heelal grotendeels twee soorten handelingen; vreedzame, correcte handelingen die niemands rechten schonden en derhalve toegelaten waren en agressieve, verwerpelijke handelingen die wel andermans rechten schonden én bijgevolg verboden waren. Nu komt er dus een derde soort; riskante handelingen, die op zichzelf correct zijn, doch een risico met zich brengen anderen in hun rechten te schenden, b.v. het risico iemand onschuldig te doen opsluiten. De oplossing die Nozick geeft voor dit soort handelingen luidt dat zij verboden mogen worden, op voorwaarde dat de personen wier riskante handelingen verboden worden, vergoed worden voor de schade die zij leiden ten gevolge van het verbod. Toegepast op P.A.’s luidt dit dat de eerste P.A. de tweede P.A. mag verbieden haar riskante procedures verder uit te oefenen, doch mits een vergoeding volgt. Het gevolg hiervan zal spoedig zijn dat één P.A. de markt domineert en vermits een enkele P.A. met een territoriaal monopolie precies een goede beschrijving is van wat we bedoelen met “de staat”, is Nozick dus blijkbaar geslaagd in zijn oorspronkelijke bedoeling, namelijk aantonen hoe uit de natuurtoestand de staat kan ontstaan zonder iemands rechten te schenden. Dit op voorwaarde natuurlijk dat zijn redenering klopt. Doet ze dit inderdaad? Dit is een kwestie waarover al heel wat is gedebatteerd. Enkele vragen die gesteld worden zijn:

  • Als wij het recht hebben riskante handelingen van anderen te verbieden waarom moeten wij hen dan anderzijds toch nog schadeloos stellen voor de gevolgen van dit verbod?
  • Als de heersende P.A. inderdaad die verplichting tot schadeloosstelling heeft zal zij die dan wel nakomen? Zal ze niet doodgewoon zeggen “ik ben de sterkste en daarmee is de kous af”?

Ter verdediging van Nozick kunnen we dan weer aanvoeren dat zijn redenering inderdaad louter moreel wil zijn. Hij wil geen historische redenering houden door bijvoorbeeld te beweren dat de bestaande staten er inderdaad op die manier gekomen zijn, doch alleen dat ze er op die manier hadden kunnen komen en dus moreel bestaansrecht hebben.

Wat u alvast reeds door hebt, Nozicks boek is geen lektuur voor mensen wier libertarische belangstelling zich beperkt tot “hoeveel zetels gaan we bij de volgende verkiezingen vooruit?”. Wie daarentegen echte filosofische belangstelling heeft vindt er een goudmijn in die in geen jaren is uitgeput.