Variatie op een thema van Gilbert de Bruycker De stroming…
Variatie op een thema van Gilbert de Bruycker
De stroming binnen de filosofie die zich beroept op de idee dat mensen van nature armen en benen hebben is een vreemde zaak. Vooreerst is het ongerijmd te begeren dat mensen van nature armen en benen hebben en dan te moeten toegeven dat diezelfde natuur niet kan verhinderen dat mensen ongelukken overkomen waarbij ze armen of benen verliezen.
De idee dat er een menselijke natuur is, is een mystieke en metafysische conceptie vertrekkend van een non-nominalistische opvatting over het wezen van de mens. De aanhangers van die idee beweren dat alle mensen dezelfde natuur hebben, d.w.z. dat alle mensen mensen zijn (een opvatting die voldoende weerlegd is, o.m. door Sartre, wiens autoriteit op dit vlak niet kan betwijfeld worden, aangezien hij ook zichzelf meermaals weerlegd heeft. Overigens moeten we ook geen gehoor geven aan diegenen die beweren dat zelfs als het waar is dat een mens kan kiezen of hij of zij een post-impressionistisch schilder of een makelaar in granen zal zijn – de stelling van Sartre – daaruit niet volgt dat een mens kan kiezen geen mens te zijn, maar een aardworm of een kruik bessenjenever.) Vertrekkend vanuit de idee dat mensen zijn wat ze zijn is het een kleine stap om de onrechtmatigheid van de staat aan te tonen: deze is immers in strijd met het zelfbeschikkingsrecht van de mens (zie Frank van Dun, die voor de beschrijving van die kleine stap een paar honderd bladzijden nodig heeft).
Het libertarisme doen afhangen van de idee dat mensen mensen zijn en geen kruiken bessenjenever, betekent dat men zichzelf alle wind uit de zeilen neemt. Het doet het streven naar een vrije samenleving met beperkte staatsmacht struikelen over het utopisch ideaal van een samenleving zonder staat – precies zoals het utopisch ideaal van het platte vlak in de Euclidische meetkunde nu al eeuwenlang de onoverkomelijke hinderpaal is voor diegenen die vloeren en biljarttafels willen maken met slechts een beperkt aantal oneffenheden.
De staat heeft twee empirische grondslagen: gezag en territorium en het heeft geen zin te willen aantonen dat zijn bestaan onrechtmatig zou zijn: hoe zou men überhaupt kunnen aantonen dat iets met gezag en territorium onrechtmatig is?
Laat ons ernstig blijven!
Het staatsgezag is er juist omdat er geen natuurlijke of objectieve fundering voor de mensenrechten is. Waar zouden de mensen hun rechten vandaan hebben indien niet van de staat? Mensen die zich willen bevrijden van het juk van de staat, onder het voorwendsel dat de staat zelf alleen maar uit mensen bestaat die zich het recht toe-eigenen over hun medemensen te heersen, doen juist de bedreiging toenemen van de tirannie van directe leefomgeving, van de zeden en gebruiken en van vooroordelen. Wie kan blind zijn voor het emancipatorisch karakter van de staat, die geen vooroordelen, gebruiken of manieren heeft en in zijn weergaloze zedeloosheid onpartijdig en aldus de orde handhaaft? En met “de orde” bedoel ik natuurlijk niet enige natuurlijke orde (want dat is een mystiek en metafysisch begrip), maar de staatsorde, d.w.z. de enig denkbare orde. Hoe willekeurig het is om het begrip van een aan de menselijke natuur beantwoordende orde te hanteren, blijkt uit het feit dat het socialisme eveneens in eer en geweten durft te beweren dat brood enige voedingswaarde heeft.
Hoe rancuneus de voorstanders van het natuurrecht zijn moge blijken uit dit citaat van Cerceuil-Sounelle:
“Le droit positif de l’état, fondé sur une idee sans réalité naturelle, abandonné a la conscience des puissants, est devenu une collection de principes imaginaires auxquels chacun pouvait ajouter quelque chose en s’inspirant de sa cupidité.”
(Préparation a l’étude du droit – 1887).
Let op de datum: 1887. Juist in die periode heeft men komaf gemaakt met de laatste restjes van het natuurrechtelijk denken in de politiek. En wat was het resultaat? Juist: het positief recht, niet langer geremd door enig utopisch ideaal, heeft binnen de kortste keren de totalitaire en interventionistische staten van de 19e eeuw ontmanteld en de vrije samenleving met de beperkte staatsmacht ingevoerd. En laat de voorstanders van het natuurrecht nu maar eens optornen tegen dit onweerlegbaar historisch argument.