Als 500 bekende professoren in de economie het eens worden over de voordelen van de vrije…
Als 500 bekende professoren in de economie het eens worden over de voordelen van de vrije markteconomie, dan zal het snel gedaan zijn met de wildgroei van de overheidsinmenging en overheidsuitgaven. Dat was de gedachte die door mijn hoofd spookte toen ik op 5 september naar Berlijn vertrok om het zesdaagse congres van de Mont Pelerin Society bij te wonen. Klinkende namen als Nobelprijswinnaars Friedrich Hayek en Milton Friedman en epigonen als George Stigler, James Buchanan en Arthur Shenfield zouden van de partij zijn. Het programma stond in het teken van “Freedom in the Coming Decade”.
Tijdens de eerste conferentiedag bleek dat de deelnemers gemakkelijk tot overeenstemming konden komen over het feit dat orde voortspruit uit vrijheid en niet uit dwang. Ook was er praktisch unanimiteit over het feit dat president Reagan het tegenovergestelde doet van hetgeen hij zegt. “Een als kapitalist aangeklede socialist”, noemde iemand hem. Maar naarmate de problemen meer in detail besproken werden, kwamen er steeds meer geleerden die hier en daar toch weer de overheid als manusje van alles, als “problem solver” naar voren schoven. Voor defensie, voor het tot stand brengen van de Europese eenwording, voor het beheer van ons muntstelsel, voor de sociale zekerheid, etc.
Aan het slot van dit congres kwamen enkele kritische jongeren bijeen om het nut van dit congres te bespreken. “De vijand is in ons eigen midden.”, zei er een. “Ze verdedigen hun voorstellen op utilitaristische gronden, in plaats van moralistische.”, vond een ander. “De mensen die zich op statistieken beroepen, zouden niet meer mogen spreken.”, vond een derde. “De meeste professoren zijn werkzaam aan Rijksuniversiteiten en in overheidsdienst.”, mokte weer een vierde. “Ze kunnen niet eens een boeiend betoog houden.”, pruilde een vijfde. “Waarom zijn er eigenlijk niet meer filosofen, juristen, historici en psychologen lid van deze society?”, vroeg een zesde. “Waarom dat gezeur over grondwettelijke waarborgen als we niet eens in staat zijn de taak van de overheid te definiëren?”, merkte een zevende spreker op.
Bij dit gesprek waren ook twee oprichters en enkele oudere leden van de Mont Pelerin Society aanwezig. Hun tred mocht dan onzeker zijn, hun beoordelingsvermogen allerminst. Zij prezen de jeugd om hun vasthoudendheid aan idealen die vele ouderen vergeten bleken te hebben. Ook de oprichter van de Mont Pelerin Society, Friedrich Hayek, moet het leed gedaan hebben om te horen hoe vele sprekers blijk gaven het werk van Ludwig von Mises niet gelezen of begrepen te hebben.
Reeds eerder op die dag had Professor Hayek eraan herinnerd dat wetten en overheidsvoorschriften een neerslag zijn van de publieke opinie. “Het is zinloos”, zei hij, “om in de grondwet allerlei waarborgen tegen machtsmisbruik door de overheid te schrijven, als dergelijke bepalingen niet door alle opiniemakers gedragen worden.”. “Onze taak is het”, besloot Hayek, “om de opiniemakers te leiden naar een beter begrip voor menselijke waardigheid en het recht op vrijheid. Dat is de basis waaruit de opiniemakers hun conclusies zullen trekken voor het juridisch, economisch en politiek stelsel dat wij voorstaan.”.
Zo kwam het dat dit 20ste wereldcongres van de Mont Pelerin Society zowel een mislukking als een succes werd. Een mislukking, omdat de discussies teveel aan de oppervlakte van de problemen bleven. Een succes, omdat men met voldoening kon vaststellen dat de Society in de 35 jaren van haar bestaan van 37 tot 460 leden uit 45 landen was uitgegroeid. Ook bleek dat er voldoende belangstelling bestond bij de rebellen om een nieuwe society van geleerden op te richten. Pas als er twee societies zijn om de macht van de overheid te doen inkrimpen en de keuzevrijheid van de mensen zullen vergroten, is er een waarborg voor kwaliteit en succes.
Zo zal er een einde kunnen komen aan het getreur van enkele zeurkousen in de Mont Pelerin Society dat de overheid voortdurend automatisch en zelfs in het wilde weg groeit. Nu zullen er mensen naar voren komen die daar ook de positieve kant van inzien. Die ligt in het feit dat als we straks de “switch” gevonden zullen hebben waardoor de overheid zal gaan inkrimpen, ook dat inkrimpingsproces voortdurend, automatisch en niet meer te remmen zal zijn.
In de 35 jaar van haar bestaan wisten de leden van de Mont Pelerin Society de “switch” naar de vrijheid niet te vinden – of niet te verkopen aan het geëerd publiek. Wie zal het weten? Hopelijk zal de met de toenemende concurrentie op de markt der vrijheidsideeën ook de kwaliteit van de geboden oplossingen toenemen. Een goed idee klonk reeds op uit het midden van de rebellenclub: concurrerende overheden. Daarover ligt in België zelfs al een wetsvoorstel klaar. Het voorstel om industriezones op te richten. Dat zet een heel klein stapje in deze richting. Het is een richting die de Belgische Professor Gustave Molinari reeds in 1849 aanduidde. Hij schreef toen dat de overheid het beste haar werk verricht als zij op een open markt, in concurrentie met andere overheden, haar waren verkoopt. Uiteraard tegen vrijwillig overeengekomen prijzen. Een dergelijke gedachte is zeer waardevol. Vooral in het jaar 1982, waarin een crash van enkele grote Amerikaanse en Europese banken voor de deur staat. Als die deur straks open knalt, zal de economische crisis in ons land groter zijn dan in de jaren dertig. Die crisis duurde toen tien jaren, omdat de regeringen ze met interventionistische maatregelen bestreed. Ditmaal zou men het recept van Molinari eens kunnen proberen. Welke minister zou daar eens een draaiboek voor opstellen?