Auteur Evert A. Huisman: VAN GEWELD BEVRIJD – Overleven door Democratisering en Ontwapening (Stichting Voorlichting Aktieve Geweldloosheid 1987 – 524 bladzijden) (Prijs: f 40,-).

In dit lijvige boek wil de auteur aantonen dat gewelddadige middelen zinloos zijn omdat er

1) “niets te beschermen valt”, en

2) in feite en voor de eerste maal in de geschiedenis, de mens ‘in een soort’ bedreigd is.

De oplossing, zo stelt de auteur, is een “participatiedemocratie”, een systeem dat “ontwikkelt” in plaats van “verdedigt”, waarin de “bevolking participeert in de besluitvorming”, dit in tegenstelling tot de huidige parlementaire democratie en tevens het enige behoorlijke alternatief voor dictatuur en fascisme.

Ik wens niet in naam van anderen te spreken zonder hun mening te kennen of te hebben gevraagd. Ik gebruik hier daarom niet de “wij”-vorm, noch termen als “het land”, “de burgerbevolking”, “Nederland”, of “België”. Ik spreek uitsluitend in eigen naam en gebruik de ik-vorm.

Het “zonder geweld”-thema spreekt mijn vrijheidsgevoel natuurlijk sterk aan, en ik beschouw het “participatieprincipe” als een hele stap in de goede richting. Ik beschouw tevens mijn (individuele) vrijheid als de hoogste waarde die anderen mij in samenlevingsverband te bieden hebben. Hun voornaamste (en uiteindelijk enige) middel om die te belagen is het gebruik van of dreigen met geweld. Als dat geweld zo wordt ingetoomd resp. onder controle gehouden, dat mijn vrijheid (en tegelijkertijd de vrijheid van al mijn medemensen, ik ben niet op zoek naar enig privilege) onaangetast blijft, dan kan ik ten volle genieten van alle andere waarden die het leven in maatschappijvorm mij te bieden heeft: overdracht van kennis, arbeidsspecialisatie, uitwisseling van vriendschap, respect, liefde, om de voornaamste te noemen.

De auteur gaat uit van een heel andere ontleding van het samenlevingsprincipe. Zo stelt hij: “Geheel nieuw is… (dat)… de mensheid als geheel wordt bedreigd”. Ik vind dat natuurlijk ook erg, maar ik ben in ieder geval niet bereid mijn vrijheid daarvoor op te geven of op te offeren, bijvoorbeeld door te weigeren ze te verdedigen. Ik zie trouwens niet in hoe ik daar iemand mee kan helpen, iemand anders die (samen met mij?) de soort moet, of kan, in stand houden. Ik denk dat de beste manier om het voortbestaan van menselijke wezens te verzekeren (“in stand houden van de soort” vind ik, als uitdrukking, niet erg respectvol voor menselijke wezens) is, ieder van hen vrij te laten zich te verdedigen tegen pogingen tot vernietiging. Deze weg heeft alle voordelen: maximale versnippering van de verdedigingsmiddelen en dus maximale kleinschaligheid, het individu is zelf degene die het meeste belang heeft bij het verliezen resp. verdedigen van zijn vrijheid, hij is de enige die de waarde ervan correct kan beoordelen. Hij is ook de enige die de waarde van de belager en van zijn middelen correct kan beoordelen.

De auteur breidt het geweldsprincipe uit tot “het plegen van geweld op de natuur”, tot milieuvervuiling dus. Hij is tegen industrie, vooral de “grootschalige”, het feit dat ze afvalstoffen produceren, en energie en grondstoffen verbruiken. Mijn vraag is daarop: Feit is dat veel, zoniet alle mensen, hun voortbestaan danken aan industriële produktie (uitgeschakeld, zouden de prijzen van alle dingen die wij nodig hebben voor zowel ons lichamelijk als ons geestelijk voortbestaan, enorm stijgen – prijzen zijn, in een totaal vrije concurrentiemarkt, de perfecte thermometer van de door mensen geleverde inspanningen; in alle ontwikkelingslanden is de geringe mate van industriële ontwikkeling die, ondanks overheidsinterventie toch doordrong, voldoende geweest om de sedert mensenheugenis heersende hongertoestanden, op te lossen).

Als liefde en respect voor andere mensen een motief is, dan is niet het beperken van de industriële produktiemethodes een aan te raden weg. Dan dient eerder gezocht te worden in de richting van: hoe creëren we de voorwaarden, waardoor zo weinig mogelijk afvalstoffen worden geproduceerd, hoe die een zo klein mogelijk probleem vormen, en waar zo zuinig mogelijk met grondstoffen wordt omgesprongen. Waar ik dan aan toevoeg, in overeenstemming met de Men mag het eigen belang niet tegenstellen tot “geen belang”, verantwoordelijkheid niet tot “geen verantwoordelijkheid”, geïnteresseerdheid niet tot non-geïnteresseerdheid. De oplossing is evenmin het positieve gedeelte, het eerste dus, te doen verdwijnen: “niemands belang”, “niemands verantwoordelijkheid”, “niemand die geïnteresseerd is”, zijn geen alternatieven. De enige andere mogelijkheid, en de logische oplossing voor het probleem, is het belang, de verantwoordelijkheid en de geïnteresseerdheid van sommigen tegenstellen tot die van anderen.

Als het nagestreefde doel een zo menselijk mogelijk leven is voor zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd, dan komen de mensen, over deze “tegengestelde” belangen en verantwoordelijkheid heen, onvermijdelijk tot een vergelijk. Hun aller eigen leven is immers een uiteindelijk, overkoepelend en vooral gemeenschappelijk belang. Maar wel op één voorwaarde, en hier vervoeg ik weer de auteur, namelijk dat geen geweld wordt gebruikt. Eigenlijk: dat geen geweld wordt geïnitieerd. Dit begrip van “geweld initiëren” behandelt de auteur nergens. Evenmin als de grote initieerder van geweld, de enige die het op legaal toegelaten wijze kan doen, namelijk de overheid. De auteur laat bijvoorbeeld na vast te stellen dat oorlogen steeds geïnitieerd worden door regeringen (resp. dictators, enz.), niet door “landen” of “bevolkingen”, begrippen die voor niets staan als het individu er aan wordt onttrokken. En het belangrijkste probleem inzake gebruik van geweld, namelijk dat de overheid geweld gebruikt om mijn vrijheid steeds verder te kortwieken (en die van al mijn medemensen), laat de auteur buiten beschouwing: „Voor intern gebruik functioneert een politieapparaat en gevangenissysteem, en dikwijls ook een binnenlandse veiligheidsdienst, die soms zelfs gebruik maakt van doodseskaders en sluipmoordenaars. Dit intern stelsel laat ik hier buiten beschouwing. Ik beperk mij tot het externe veiligheidssysteem, het militaire”.

Samen met de auteur streef ik de geweldloosheid na, maar ik ben niet bereid als prijs mijn vrijheid te betalen. Evenmin wil ik die betalen voor “de overleving van de soort”, of de “overleving van de natuur” (‘geen mensen’ is de ideale oplossing voor dit streefdoel). Ik heb mijn twijfels wat betreft zijn bewering dat (ambachtelijk?) voedsel gezonder zou zijn, en een “zeker voortbestaan” lijkt mij heel eentonig en houdt voor mij geen beloften in. Ik vind ook mijn leven heel belangrijk, en vind helemaal niet dat er “niets te verdedigen valt”.

De auteur lijkt te stellen dat hij wel bereid is die prijs te betalen. Hoewel ik dit betwijfel – alleen als hij voor een concrete keus wordt geplaatst kunnen we het zeker weten! – erken ik ten volle ieders recht te doen met zijn of haar vrijheid wat hij of zij wenst. Tenslotte is dat een deel van de vrijheid. Maar waar ik het niet mee eens ben is, dat de auteur mijn vrijheid wil offeren aan zijn opvattingen, resp. zijn ideaal. En u, waarde lezer, zou u het er mee eens zijn als het om uw vrijheid ging?

Al met al een gedegen werk dat de geweldloosheid van een bepaalde, zij het beperkte, kant beschouwt. Het libertarisme is in zijn filosofie consequenter en consistenter. Voor diegenen echter die ook de bovengenoemde facetten dieper willen bestuderen is het boek zeker de moeite waard.