Mijn moeder voedde mij op tot libertariër zonder, voor zover ik weet, ooit de term gehoord te hebben. En in iedere baan of politieke of sociale zaak waar ik mij sinds 1938, toen ik 15 werd en ging werken, mee bezig hield, was het mijn libertarische drang, van mijn moeder geleerd, die mij redelijk gezond van geest, mijzelf liefhebbend en zelfverzekerd genoeg hield om mijn leven te leven volgens mijn eigen regels en niet volgens de ideologische of besturende lijn van iemand anders.

Had mijn moeder ooit lang genoeg gepauzeerd in om het in de praktijk brengen van het libertarisme te overdenken, dan had ze het, denk ik, gedefinieerd als een ‘krachtig individualisme’. Vrijheid was voor haar, eenvoudig ‘volkomen mens’ te zijn, volledig verantwoordelijk te zijn voor je eigen keuzen in het leven, autoriteit niet voetstoots te accepteren, eerlijk te zijn in al je omgang met anderen, nooit geweld te initiëren om je zin te krijgen noch anderen toe te laten langs deze weg hun zin te krijgen.

Ik zag haar nooit zich onderwerpen aan enig ander persoon vanwege diens status of autoriteit. Ik hoorde haar nooit schuldgevoel betuigen voor iets dat ze had gedaan. Verontschuldiging openlijk en zonder reserve, maar nooit schuldgevoel. Het betreuren van enige niet volbrachte zaken, maar nooit schuldgevoel. Evenmin heeft ze zich ooit, vanaf het moment dat ik enigszins in staat was rationeel te denken en vatbaar voor rede, beroepen op het moeder-zijn om mij te sturen. Ik deed, met haar stilzwijgende toestemming, alles waar ik zelf voor verantwoordelijk kon zijn. Toen ik mij in mijn vroege tienerjaren een keer ladderzat bedronk, liet ze de kater, en niet een heftige toespraak, al de nodige argumenten presenteren om mij weer nuchter te maken en mij zo te houden. Toen ik haar, ook in mijn vroege tienertijd, eens om advies vroeg over het naar bed gaan met een liefste, vertelde ze mij over de geïmpliceerde en veeleisende contracten van het ouderschap en sprak ze niet een woord van moraliteit. Net als met ieder ander jong persoon zouden de morele regels het afgelegd hebben tegen de hormonen, maar de financiële verplichtingen niet. Ik was onder de indruk.

Ik veronderstel, nu ik er zo aan denk, dat mijn moeder een geweldig en getalenteerd lerares was en dat al haar lessen gingen over het volledig en compromisloos een individu zijn. Wanneer zij, zoals vele ouders doen, uitspraken bespotte als “oh, maar al de andere kinderen doen het” deed ze dat op een manier die geen twijfel liet dat het haar niet alleen geen lor kon schelen wat die andere kinderen deden, maar ook dat het haar worst was wat de rest van het menselijk ras deed.

Zij zei dat er maar één van haar en één van mij op de planeet was en dat de rest van de mensen op aarde voor zichzelf zou moeten zorgen daar zij het te druk bezig was voor haarzelf te zorgen – en of ik alsjeblieft het zelfde wilde doen!

Hoe werd zij zoals ze was, zodat ze mij kon helpen te worden wie ik ben? Ik weet het eerlijk niet. Ik heb slechts een paar aanwijzingen.

Haar familie, deftig en eens vermogend, was in zware tijden beland tegen de tijd dat zij op de middelbare school zat. Zij verliet de middelbare school (later ondersteunde ze mijn beslissing om hetzelfde te doen) en ze ging werken als kantoorbediende en, samen met haar jongere broer, nam ze de volledige ondersteuning van haar eigen moeder op zich.

Ze was mooi. Rond haar twintigste trok ze de aandacht van de zoon van een aristocratische Duits-Spaanse familie die in de Philippijnen woonde. Hij was in Amerika om herentennis te spelen (in een toernooi op wereldniveau). Hij en zij trouwden, kregen mij, en gingen terug naar de eilanden waar het onmiddellijk duidelijk werd dat mijn vader bedreven was in het spel van de liefde zowel op de baan als daarbuiten.

Voordat mijn moeder volledig de buitenechtelijke sporten van haar man ontdekte, gaf ze krachtig bewijs van de geest die haar leven verlichtte en welke geërfd dan wel geleerd het zelfde voor mij heeft gedaan. Mijn grootmoeder, een aristocratische Spaanse vrouw die weigerde om Engels te spreken omdat ze het een minderwaardige taal vond, beschouwde haar personeel als horigen en had steeds problemen met de politie wanneer ze hen weer eens een pak slaag had laten geven omdat ze haar heerszuchtige bevelen niet volledig naar wens hadden vervuld. Een van de gevolgen van haar houding was dat ze het alle leden van haar familie verbood zich ooit in te laten met enig personeelslid of andere autochtonen of zelfs maar in de verblijven of werkruimten van die mensen te komen. Daar hoorde de keuken, vanzelfsprekend, bij.

Moeder, een Amerikaanse zijnde, met een niet ongebruikelijke voorliefde voor de keuken, stevende natuurlijk direct op de keuken af zodra zij samen met mijn vader in het huis was komen wonen (zijn aandacht voor mijn moeders regels over omgang met autochtonen is in minstens een half dozijn vermeende vaderschapszaken niet erg groot geweest). Moeders gerapporteerde aanwezigheid in de keuken veroorzaakte een crisis die ongetwijfeld de voorbode was van het einde van hun huwelijksreis.

(Toen mijn oom aan mijn vaders kant een autochtone vrouw trouwde, wier autochtone vader toevallig een van de belangrijkste bankiers in Manilla was, maakte mijn grootmoeder de regel, welke voor zover mij verteld nooit overtreden is, dat als het echtpaar op bezoek kwam de vrouw bij de bedienden moest eten).

Het keukenincident samen met het in toenemende mate duidelijke geflirt van haar man (16 vrouwen maakten aanspraak op zijn nalatenschap op grond van “intieme band”) deed mijn moeder besluiten om te vertrekken of zoals de autochtonen nu zeggen, er tussen uit te knijpen.

Even op een zijspoor. Mijn vader was niet alleen sexueel een avonturier maar ook politiek. Toen hij door de Japanners, toen deze de Philipijnen bezetten, in het gevang was gegooid, kwam hij weer vrij door het Amerikaans staatsburgerschap op te geven en mirabile dictu een autochtoon van het eiland te worden. Maar helaas, toen de Japanners Manilla aan het evacueren waren vanwege zware Amerikaanse bombardementen, was hij net bezig met een pokerspel in zijn club. Een Japanse patrouille drong binnen; mijn vader zei hun, volgens betrouwbare bron, om rustig hun gang te gaan maar om hem met rust te laten om zijn geweldige hand uit te spelen. Hij verloor zijn hoofd door die stunt. De soldaten rukten hem mee naar een dichtbij gelegen executieplaats en onthoofden hem. Ik heb sindsdien een diep respect gehad voor Japanse messenmakerij en een even diep voornemen om mijn mond te houden in confrontaties met zwaarbewapende mensen.

Terug naar gelukkiger tijden. Toen, midden twintiger jaren, mijn moeder besloot mijn vader te verlaten, en mij natuurlijk mee te nemen, weigerde ze om naar het gerecht te gaan over de zaak en weigerde ze eveneens om aan hem verplicht te zijn. Geen alimentatie, geen steun. Ze vertrok gewoon.

Terug bij haar broer en haar oude moeder nam ze een baan als telefoniste, eerst in een kantoor omgeving en later in verschillende luxueuze appartementen gebouwen. Ze leerde mij ook om te lezen. Hoe? Door mij vanaf de babytijd steeds voor te lezen en door mij, toen ik kon praten, met haar mee te laten volgen en de letterklanken uit te leggen. Ze begon ook haar meest leerzame methode toe te passen: een vaste weigering om vragen te beantwoorden, ongeacht hoe onschuldig, als ik ertoe geprikkeld kon worden het antwoord zelf te vinden.

Het gevolg was, dat we heel wat van onze tijd besteedden met het wandelen heen en terug naar de Mount Pleasant-dependance van de openbare bibliotheek van Washington, D.C. Ik haast echter toe te voegen, voor diegenen die mij nu immoreel of misleid gebruik van overheidseigendom ten laste willen leggen, dat zij ook een trouwe klant was van de vele uitleenbibliotheken, die in die tijd overvloedig aanwezig waren. We moesten natuurlijk ook naar vele andere plaatsen gaan voor het vinden van antwoorden. Ik vroeg haar eens wat haar voornaam was, waarop ze me naar het gemeentehuis mee nam en me leerde hoe je een geboortecertificaat opzoekt.

We gingen ook naar het medisch museum van het leger waar we de antwoorden vonden op verschillende vragen over ingewanden en klieren. Verder verzorgde ze een verbazingwekkende groep mannelijke vrienden en minnaars die ik vragen kon stellen over onderwerpen van oxideren (een chemisch ingenieur) tot navigatie (een admiraal), van inwendige verbranding (een automonteur) tot geografie (een buschauffeur) en wapenkunde (een praktisch-professioneel jager). En altijd lazen we samen, bediscussieerden we zaken, luisterden naar muziek en wandelden we terwijl we de natuurlijke geschiedenis, de architectuur, en de sociale gebeurtenissen van een geweldige stad observeerden. Mijn plotselinge en slecht geïnformeerde beslissing om naar school te gaan onderbrak dit enigszins. Mijn moeder protesteerde heftig hiertegen en was van mening dat de tijd die ik zittend onder het schakelpaneel doorbracht, waaraan zij werkte (allebei met een boek), beter besteed was.

Toen ik op mijn 15e uiteindelijk besloot om te stoppen en te gaan werken op een radiostation waar mij een baan was aangeboden door een bewoner van de flat die mijn moeder nu beheerde, had zij maar een zorg. Ze vroeg zich af hoe ik erin zou slagen om de school te ontvluchten zonder een horde spijbelagenten wakker te maken. Mijn succesvolle plan dat zij toejuichte was om mij aan te melden bij iedere school in de plaats en dan één voor één steeds over te stappen, over te stappen, over te stappen. Voor zover ik weet is men nu 49 jaar later nog bezig met het afwerken van de bijbehorende formaliteiten.

Moeder was echter ook goed in niet-academische lessen. Eens, op een van onze eindeloze wandelingen door de stad, gingen we op excursie door de foyer van een van de sjiekste hotels in Washington. Omdat ik weliswaar verzorgd maar haveloos gekleed was, liet ik merken dat ik niet graag daar gezien wilde worden en weg wilde gaan. We waren in het midden van de foyer toen ik mij ineens zo verlegen voelde. Moeder die niet de moeite nam om zachtjes te praten gaf me ter plekke een lezing over de socratische aard van mijn onbehagen. „Vind je dat wat deze mensen (grote zwaai met de arm) van je denken van enig belang voor jou is?” „Denk je dat je minder waard bent dan deze mensen, omdat je anders dan zij gekleed bent?”

„Was je niet net zo’n waardevol persoon als je hier spiernaakt stond dan als je een pak droeg?”

„Denk je dat je kleren belangrijker zijn dan jezelf?” Mijn verlegenheid ging niet weg, tenminste niet op dat moment. Maar ik heb deze les nooit vergeten en het indringend belang van die vragen.

Sindsdien heb ik volgens de antwoorden, die mijn moeder teweeg bracht, trachten te leven.

En ik heb het nooit moeilijk gevonden om beide zijden in die oude aanleg-tegenover-opvoeding-vraag te verdedigen. Deze geweldige vrouw is deel van mijn genetische bouw en even krachtig de vormster van mijn karakter. Toen zij op de ambulance wachtte die haar naar het ziekenhuis bracht waar ze overleed aan een hartaandoening, schreef ze een aantal boodschapjes. Die deden geen poging om enige diepzinnige laatste woorden mee te geven. Ze vroegen om haar krantenabonnement op te zeggen, om de wasman te vertellen dat er niets op te halen zou zijn, en om de eierboer te zeggen dat ze geen eieren meer nodig zou hebben. Ik huil nu als ik aan die briefjes denk. Maar dan denk ik aan de wandelingen en de gesprekken en dan ben ik weer gelukkig. En vrij.

Vertaling Alexander Breuning