Engeland was ooit het boegbeeld van de weldaden van het kapitalisme. Vandaag de dag kunnen we echter stellen dat het het boegbeeld is geworden van het verval van de negentiende-eeuwse liberale staat in een corporatistische maatschappij met alle kenmerken die daarvan in de “libertarische” literatuur worden gegeven.

Het meest opvallende kenmerk zijn hier de zogenaamde “licensing laws”. De eerste licensing law werd ingevoerd door de Alehouse Act van 1828. Deze Act en de tientallen daarop volgende wetten regelen niet alleen de uitbating (vooral de openingstijden) van de drankgelegenheden, waaronder ook de restaurants dienen verstaan te worden, maar ook de verkoop van alcohol (ook bier) in de winkels.

Het argument voor het invoeren van deze wetten was dat men de arbeiders en hun gezinnen moest beschermen tegen drankzucht, om te beletten dat die arbeider heel zijn loon zou opdrinken.

De onmiddellijke resultaten van die wetten zijn drievoudig. Vooreerst moet je om drank (als winkelier of cafébaas) te verkopen een exclusief verkoopsrecht van de overheid krijgen waarvoor je dan jaarlijks je taks moet betalen. De cafés zijn hier maar open van 12 tot 14 uur en van 17.15 uur tot 22.30 uur, behalve in Londen, waar ze bijna de hele dag open zijn. Als je dan aan de mensen vraagt hoe dat komt, antwoorden ze dat de Londenaars graag laat op café gaan, maar dat de rest van het land daaraan geen behoefte heeft. Ten derde vind je wel bier en geestrijke dranken in de supermarkt, maar die kan je niet zomaar van de rekken nemen, want die flessen zijn opgeborgen in een apart hokje en als je zo’n fles wilt kopen, moet je iemand van de winkel vragen er één te geven.

Het onmiddellijke resultaat is echter afgrijselijk: op straat kom je op elke hoek een dronkaard tegen. En hier wordt dan in de ogen van de meeste Engelsen de oorzaak het gevolg en wordt het gevolg de oorzaak: meer dronkaards, dus moeten we strengere wetten hebben, de vicieuze cirkel dus. Natuurlijk zijn de Engelsen in sommige opzichten “anders” dan de Nederlanders en Belgen, maar zou het niet aan de afwezigheid van licensing laws in Nederland en België kunnen liggen, dat je in deze landen bijna nooit een dronkaard op straat tegenkomt?

Geen enkele Engelsman staat de enig mogelijke oplossing hiervan voor, nl. de volledige afschaffing ervan; de meesten zijn echter wel voor een hervorming van deze wetten te vinden. Er is hier echter de belangengroep van de cafébazen aan het werk, die zulke hervorming met een scheef oog bekijkt. Immers financieel is het voor hen hetzelfde, want als je de cafés de hele nacht openlaat, spreidt de consument zijn vaste behoefte aan drank over de hele avond. Dit heeft voor de cafébaas langere werkdagen voor hetzelfde loon tot gevolg. En deze belangengroep slaagt er onder het mom van bescherming tegen dronkenschap in om deze, o zo noodzakelijke liberalisering, te verhinderen.

Een hiermee verwant onderwerp is het zopas ingediende wetsontwerp om de verplichting tot zondagsrust voor de winkels af te schaffen. Op het eerste gezicht zou dit wetsontwerp voor de doorsnee Engelsman onschuldiger moeten lijken dan de liberalisering van de openingsuren voor de pubs. Maar neen, hoor je dan, de zondag is toch een heilige dag en daar mag niet aan geraakt worden. En deze kritiek komt niet alleen van de kerk.

Tijdens een bezoek aan het Britse parlement had ik een gesprek met enkele parlementariërs. Eén van hen, een lid van de conservatieve partij, zei dat er aan soepelere openingsuren voor de pubs behoefte bestaat, maar niet aan een versoepeling van de zondagssluitingplicht voor winkels. Toen we hem vroegen hoe hij dat wist en hem erop wezen dat het bestaan van de vraag alleen vastgesteld kan worden wanneer de vraag de mogelijkheid heeft zich te ontwikkelen, zei hij dat hij wist dat die vraag niet aanwezig was, want hij kende de vraag van de mensen t.a.v. het dienstbetoon. Dat een Britse parlementariër zoiets zegt vinden we niet al te erg, maar we vrezen dat de meeste (om niet te zeggen alle) Nederlandse en Belgische parlementariërs hetzelfde denken.

Een andere belangengroep die hier aan het werk is, zijn de studenten. Zoals men weet betaalt de overheid niet alleen de hoogleraren, maar heeft in Engeland iedere student, behalve de buitenlandse student, ook recht op een aantal beurzen, oa. cumulatief study benefits, housing benefits, supplementary benefits en zelfs betaalde vakantie.

Zoals in heel West-Europa, heeft de regering Thatcher de bevolking doen inleveren, wat niet alleen resulteerde in een vermindering van de beurzen, maar ook in het feit dat de hoeveelheid geld die de Overheid van haar onderdanen heeft gestolen en dan aan de universiteiten uitdeelt, met 2 % per jaar gedurende een periode van vijf jaar, dus 10 %, zal dalen. Er wordt dan beweerd dat deze beide “cuts” een bedreiging vormen voor de democratisering van het onderwijs, alhoewel dit alleen de democratisering kan bevorderen vermits de overheid dan minder geld moet stelen van mensen die op hun zestiende jaar beginnen te werken en nooit de kans zullen krijgen om naar de universiteit te gaan. En uiteraard vormen de professoren, assistenten, secretaressen, bibliothecarissen, onderhoudspersoneel en studenten dan één front.

Ook Big Brother blijft hier niet afwezig. Vóór 11 mei 1986 moet een ieder wiens beroep het gebruik van informatie over mensen via computers inhoudt, een aanvraag indienen om erkend te worden als geregistreerd datagebruiker. Vermits men over een aanvraag (“application”) spreekt, betekent dit dat de registratie kan geweigerd worden en dat je je computer maar in de vuilnismand moet gooien.

Holland en Vlaanderen zijn dus globaal genomen minder onvrij dan Engeland. Onze verbazing over de Engelse toestand brengt ons echter tot de bedenking wat voor een verbazing een individu uit een hypothetische libertarische maatschappij zou overkomen, mocht hij in Nederland of België belanden! Ook in onze kontreien is de toestand uit de hand gelopen en volstaan medicijnen niet meer, maar is er dringend (zeer dringend) een chirurgische ingreep nodig.

Deze ingreep zou alvast kunnen beginnen met een verkaveling van het wegennet.