‘Marx is dood, lang leve von Mises’.

Van oudsher is de mentaliteit van de Belgische bevolking gekenmerkt door een gezond wantrouwen tegenover de staat en door een voorkeur voor het vrij initiatief. Nochtans heeft zich ook in ons land de collectivisering van het economische, sociale en culturele leven tot in het extreme doorgezet. Deze collectivisering, waarvoor België nu de prijs betaalt in de vorm van een drastische verarming en crisis, is grotendeels het gevolg van de jarenlange dominantie van socialiserende ideologieën en pseudo-wetenschappelijke stellingen op de intellectuele markt.

In steeds meer publicaties worden de premissen, waarmede de staatsinterventie wordt geargumenteerd, kritisch wetenschappelijk ontleed en worden de effecten van het overheidsbeheer afgewogen tegenover de mogelijke effecten van vrijwillige marktinitiatieven. Steeds meer intellectuelen komen tot de conclusie dat de uitbreiding van de overheidsmacht gestoeld werd op een aantal veronderstellingen, zoals de neutraliteit en de alwetendheid van de overheid, die de toetsing met de praktijk niet weerstaan. Om die reden is het wetenschappelijk noodzakelijk de taken en de activiteiten van de overheid bestendig kritisch te analyseren en af te wegen tegenover vrije marktalternatieven.

Ludwig von Mises is samen met Friedrich von Hayek (Nobelprijswinnaar economie 1974) de meest bekende vertegenwoordiger van de Oostenrijkse Economische School.

Van 1923 tot 1938 doceerde hij economie aan de Weense universiteit. Later gaf hij lezingen aan verschillende Engelse, Franse, Italiaanse, Nederlandse universiteiten en doceerde hij tot op hoge leeftijd aan de universiteit van New York.

Onder zijn talrijke werken zoals Socialism (1922), Liberalism (1927), Omnipotent Government (1944), Bureaucracy (1944), Planning for Freedom (1952), The Anti-Capitalistic Mentality (1956) verdient vooral het monumentale Human Action (1949) de aandacht. Dit werk blijft tot op heden, samen met Murray Rothbard’s Man, Economy and the State, het beste algemeen handboek van Oostenrijks denken.

De opvattingen van Von Mises en de Oostenrijkse school werden in de dertiger jaren overspoeld door de zgn. Keynesiaanse revolutie. Heden wordt ons de rekening van de Keynisiaanse welvaartstaat gepresenteerd, nl. door inflatie veroorzaakte wanstructuren in de economie, een onbetaalbaar geworden sociaal zekerheidsstelsel en overheidsapparaat, een door de actie van pressiegroepen op hol geslagen reguleringsmachine. Deze crisisfenomenen, die de vrije samenleving bedreigen, werden door Von Mises rechtstreeks of onrechtstreeks voorspeld. Bij steeds meer jonge intellectuelen groeit het bewustzijn dat alleen een drastische ommekeer naar meer economische vrijheid en een terugdringen van de overheidsmacht de vrije samenleving voor een instorting kan behoeden.

Het Ludwig von Mises Instituut heeft als doelstelling deze ommekeer te ondersteunen en zodoende ook de fakkel van de vrije markt gedachte brandend te houden en aan te wakkeren. Op maandag 28 mei werd het pas opgerichte instituut tijdens een persconferentie met de nodige luister ‘boven de doopvont’ gehouden. Na een formele en krachtige inleiding door de heer L. Goovaerts, secretaris van het Instituut ging voorzitter B. Bouckaert verder in op de politiek-filosofische aspecten van het Instituut. Hierbij trok hij erg van leer tegen zgn. ‘vrome’ houding van de meeste intellectuelen, die met een ‘ieder-zijn-waarheid- mentaliteit’, met op maat gesneden prognoses, een rechtvaardiging van een reeds lang vooraf getroffen beslissing dient te vormen. Hier tegenover stelde Prof. Bouckaert het voornemen van het Instituut om via het ‘methodologisch individualisme’ een duidelijke methodologische identiteit te ontwikkelen.

Dit methodologisch individualisme, ontwikkeld door J. Schumpeter, gaat uit van twee basisstellingen, nl. dat enerzijds het sociaaleconomisch gebeuren een resultante is van de interactie tussen individuen en anderzijds, dat de context waarin individuele beslissingen genomen worden, dienen te beantwoorden aan de bestaande factoren, met andere woorden als een keuze tussen schaarse middelen. Het Instituut, beheerd door zes beheerders, doet voor zijn research beroep op een wetenschappelijke raad, samengesteld uit eminente specialisten uit binnen- en buitenland. De activiteiten die het Ludwig von Mises-Instituut wenst te ontwikkelen zijn viererlei. Naast het regelmatig uitgeven van brochures en het organiseren van colloquia, zal het Instituut prijzen toekennen aan personen die zich verdienstig maakten inzake de politico-economische materie of het toepassen en ontwikkelen van de hoger genoemde wetenschappelijke methode. Tenslotte zal het een jaarlijkse leerstoel inrichten op de verschillende universiteiten.

Gastspreker Prof.dr. A. Shenfield, hoogleraar in recht en economie aan verschillende Britse en Amerikaanse universiteiten en oud-voorzitter van de ‘Mont Pélerin society’, hield een opgemerkte uiteenzetting omtrent de ‘intellectuele en de vrije maatschappij’.

Hierbij maakte hij, tussen de intellectuelen, het onderscheid tussen de ‘oorspronkelijke denkers’, de vaders van schokkende theorieën, en de ‘verdelers’, die de eigenlijke menners van ideeën zijn. De laatste hebben de meeste invloed op de massa, doch hebben het nadeel steeds achterop te lopen op de nieuwe grote theorieën.

Verder ging Dokter Shenfield in op de ‘gedachtencycli’, waarbij hij illustreerde dat het marxisme en diens derivaten slechts een voorbijgaand fenomeen waren, die thans in steeds snellere mate in een afgaande fase vertoeven, daar o.m. de ‘oorspronkelijke denkers’ reeds lang in hun filosofie zijn teruggeëvolueerd naar de grote vrijheidsideologieën.

Voorts ging de spreker in op een aantal belangrijke aspecten van het huidige politico-economische denken. Hierbij schetste hij o.m. het verschil in houding, maatschappelijke instelling en machtspositie der intellectuelen in een vrije of in een collectivistische maatschappij. De huidige vervalsing van het begrip ‘democratie’ illustreerde hij aan de hand van twee uitspraken, nl.: ‘in een democratie gebeurt niets zonder instemming van een meerderheid’ of ‘… gebeurt alles met instemming van een meerderheid’. Het begrip ‘sociale rechtvaardigheid’ vormt volgens hem, in de huidige context, eigenlijk een ledig concept: in een samenleving, een gemeenschap handelt men als individu nooit (ongestraft) onrechtvaardig, als overheid wel. De sociale rechtvaardigheid is equivalent geworden voor ontbreken van gelijkheid en oorzaak van gepriviligeerde (eigenlijk onrechtvaardige) posities.

Tenslotte schetste Prof. Shenfield een ruime vergelijking tussen een vrije en een planeconomie. Hierbij illustreerde hij voornamelijk het hoger niveau van verantwoordelijkheid, efficiëntie en consequentie binnen een door privé-initiatief geregelde economie en de planmatige, gekenmerkt door haar cyclische afspiegeling van reeds vooraf en op marktvreemde gegevens gebaseerde beslissingen. Tenslotte pleitte Prof. Shenfield voor economische, politieke en morele superioriteit van de vrijheid, zowel binnen het marktmechanisme als binnen een vrije maatschappij.

Minister van Staat F. Grootjans benadrukte in zijn uiteenzetting voornamelijk het belang van Von Mises’, vaak onbegrepen, theorieën voor de liberale beweging en de P.V.V. in het bijzonder. Hierbij hield hij een vurig pleidooi ten voordele van de vrije maatschappij en vergeleek diens doelstellingen met de tekortkomingen van de utopische collectivistische maatschappijvisies. Grootjans waarschuwde er echter voor dat een vrije maatschappij zonder wilskracht en engagement van de burgers eveneens een gevaar vormt.

Het Ludwig von Mises Instituut zal, hieraangaande een belangrijke sensibiliseringsopdracht moeten vervullen.

Het Instituut is thans gevestigd te Brussel.

Naschrift

Het bovenstaande artikel namen wij over uit Reflex van 6 juni 1984. Wij zijn er niet eerder aan toe gekomen U over de stichting van dit belangrijke instituut te informeren. Wij menen dit nu op geen betere wijze te kunnen doen dan door U dit artikel hierbij te presenteren.

Redactie