FEIT: Importbeperkingen kosten arbeidsplaatsen Deze mythe ontstaat door een wel…
FEIT: Importbeperkingen kosten arbeidsplaatsen
Deze mythe ontstaat door een wel zeer beperkt begrip van een gezond economisch bestaan – het idee, dat “Wat goed is voor het bedrijfsleven ook goed is voor de economie”. Jammer genoeg is deze visie vaak verkeerd. Volgens hen die importbeperkingen voorstaan, zouden er (in Amerika) in 1980 3 miljoen arbeidsplaatsen vernietigd zijn. Sommige bedrijven hebben in de afgelopen jaren moeten inkrimpen, maar andere zijn gegroeid. In werkelijkheid zijn er nu 9 miljoen mensen méér in het arbeidsproces ingeschakeld dan in 1980.
Het is natuurlijk wel waar dat een vermeerdering van importgoederen zijn invloed heeft op die bedrijven die dezelfde goederen fabriceren en daarmee concurreren. Als Amerikanen bijvoorbeeld buitenlandse auto’s kopen in plaats van in Detroit gebouwde auto’s, dan zal de vraag naar arbeiders in de auto-industrie dalen en sommige zullen tevreden moeten zijn met een lager loon – mogelijkerwijze in de vorm van lagere loonsverhogingen – of zullen ontslagen moeten worden.
Wat echter vaak over het hoofd gezien wordt is dat door de toename van importgoederen er ook een toename ontstaat in de vraag naar arbeiders in andere sectoren van het bedrijfsleven. Veel bedrijven leveren producten en diensten die een aanvulling zijn op – of samengesteld zijn met – geïmporteerde goederen en geen vervanging ervan. Hiertoe behoren bedrijven in de transportsector en de detailhandel, zo goed als industrieën die goedkope importartikelen gebruiken als onderdelen voor hun eigen producten.
Daarbij komt ook nog dat vele bedrijven afhankelijk zijn van export. Geen natie kan bestaan van import zonder te exporteren. Mensen in andere landen dan Amerika moeten dollars hebben om hun Amerikaanse import te kunnen betalen. De enige manier om aan die dollars te komen is door hun eigen produkten aan de Amerikanen te verkopen of – via een omweg – door aan anderen te verkopen die wel aan Amerika geleverd hebben. Als men niets aan ons verkoopt kunnen wij ook niets verkopen. Daarom is dat wat goed is voor één speciale zaak of industrie, niet altijd ook het beste is voor de totale economie van het land.
Alle dollars die betaald werden voor importen moeten uiteindelijk weer terugvloeien naar de Verenigde Staten in ruil voor exportgoederen ofwel moeten in de Verenigde Staten-zelf geïnvesteerd worden. Dus elke dollar, die het land uitgaat komt weer terug om de werkgelegenheid te stimuleren.
Die beslaat zowel de agrarische sectoren, de landbouwmachine-industrie, als de high-tech industrieën zoals telecommunicatie en computers, en alles wat daar onder valt.
De arbeidsplaatsen die door importbeperkingen (protectionisme) verloren gingen – of zelfs nooit ontstonden – zijn vaak veel minder zichtbaar dan die door protectionisme “gered” werden, maar de mensen die er onder lijden zijn daarentegen overduidelijk waarneembaar.
Pogingen om arbeidsplaatsen te behouden door protectionistische wetgeving kosten in het algemeen méér dan de “geredde” baan aan loon oplevert. Een typisch voorbeeld geven de rampzalige effecten van de zogenaamd vrijwillige beperkingsovereenkomst met betrekking tot de Japanse auto’s, die op 31 maart 1985 werd opgeheven. Het kostte de Verenigde Staten jaarlijks $ 160.000,- voor iedere behouden arbeidsplaats. Dit is meer dan het driedubbele van de $ 52.000,- die de gemiddelde arbeider in de auto-industrie jaarlijks verdient. Er zou veel minder geld uitgegeven zijn als men de ontslagen arbeiders eenvoudigweg een werkloosheidsuitkering had gegeven gelijk aan hun loon.
Hetzelfde geldt voor de schoenen- en textielkwesties. Beperkingen op schoenenimporten, zoals door de Internationale Handels Commissie werden aanbevolen zou de consumenten per jaar ongeveer $ 50.000,- per behouden arbeidsplaats hebben gekost, terwijl het loon voor die baan per jaar gemiddeld $ 14.000,- is. Gelukkig besliste President Reagan de voorgestelde importbeperkingen niet te laten doorgaan.
Voor wat de textielimport betreft schatte de Federale Handels Commissie, dat de importbeperkingen op textiel uit Hong Kong de consumenten $ 34.500,- per jaar zouden kosten per arbeidsplaats van $ 7.600,- tot $ 10.700,- per jaar.
Alsof dat nog niet genoeg is: de protectionistische wet, die in de laatste zitting van het Congres werd geaccepteerd, zou de textielimporten nog verder beperkt hebben en de prijzen nog verder verhoogd hebben!