Het vroor vanochtend lichtjes. Vanonder de dekens betastte ik met mijn voet het koude zeil op zoek naar pantoffels. Daarna stond ik op en haastte mij met een vlug omgeslagen kamerjas naar beneden om de thermostaat van de verwarming hoog te zetten. Ik bracht een snel bezoek aan de keuken om het koffieapparaat aan te doen en vluchtte terug in de warme beschutting van mijn bed. Over een kwartier zou het klimaat aangenamer zijn.

Behaaglijk nasnurkend realiseerde ik me wat we tegenwoordig aan luxe en comfort hebben. Een eenvoudige handeling als draaien aan een knop zorgt er voor dat het in een oogwenk lekker warm is. Nog zo’n knop en er staat een kan koffie voor je klaar. Vroeger was dat even anders. Er moesten kolen worden geschept, een keteltje water worden opgepompt, de kachel moest vervolgens worden opgepord en uitgeschud en daarna, als het water eindelijk kookte, werd het druppel voor druppel opgegoten. Soms was het nog erger. De kachel ging ’s nachts wel eens uit.

Het leven in een welvaartsmaatschappij kent vele voordelen. Dankzij de techniek hebben we in de loop van deze eeuw voor praktisch iedereen een comfort weten te bereiken dat de rijke Romein met zijn slaven bijna in de schaduw stelt. Toegegeven, hij wenkte met een enkel vingertje vanonder de warme deken dat het vuur moest worden opgestookt, maar de tijd is niet ver dat we allemaal beschikken over een tijdklok die automatisch de temperatuur bij het opstaan regelt. Ook voor andere nog bestaande nare karweitjes is met enige inspanning wel een oplossing te vinden. De meest vermoeiende zaken als wassen, het inmaken van groente en fruit en bijvoorbeeld het kloppen van matten zijn ons door de ontwikkeling van de techniek al uit handen genomen.

Het is vanwege deze verworvenheid, dat de niet-westerse wereld met grote bewondering naar ons kijkt en waaraan wij vervolgens het recht ontlenen onze cultuur boven die van hen te stellen. Met recht, want wij zijn het enige volk dat zich de luxe kan permitteren het zonder slaven te stellen. Het keukenhulpje is door een afwasmachine vervangen en het oogsten gebeurt eveneens mechanisch. Zelfs dieren worden gespaard. Trekhonden behoren al weer decennia tot het verleden en dankzij de auto is het paard tot luxe geworden.

De ontwikkeling staat niet stil en ondanks de zogenaamde malaise zien we om ons heen nog steeds grote aantallen mensen zwoegen. De vraag rijst waar deze dan mee bezig zijn. Onderhouden van de verworvenheden? Nee, daar is aanzienlijk minder energie voor nodig. Het lijkt er op alsof we proberen die slaaf nog overbodiger te maken. In feite is dat ook zo. De dagelijkse routine brengt een hoop oninteressant, zo niet vervelend werk met zich mee. Nog steeds zijn er mensen, die uur na uur, soms maanden achtereen dezelfde handeling moeten verrichten. Een schroefje aandraaien van een machine-onderdeel dat op de band voorbij komt. Het leggen van een verbindingsdraadje tussen contact A en contact B of het eindeloos rollen biscuits in steeds dezelfde dozen pakken.

Het streven naar meer weivaart is er op gericht ook deze vorm van arbeid te elimineren. Net als de huisvrouw, die nu tijd heeft om naar de moeder-mavo te gaan, zal de man aan de lopende band gelegenheid krijgen wat interessanters te gaan doen. Hij zal tijd krijgen om duiven te gaan melken, met zijn kinderen naar het zwembad te gaan, of gewoon lui in het zonnetje te zitten. Een extra lang weekend ligt in het verschiet. Tijd om iets aardigs te doen. Voor zichzelf.

Vreemd genoeg is dit niet wat we willen. “Het kost arbeidsplaatsen”, zegt de publieke opinie. “We willen geen chips, want daarmee maken we arbeiders overbodig!”. Jan met de Pet heeft recht op zijn geestdodende plaatsje aan de lopende band. Het probleem is alleen, dat als we hier aan toegeven we óók de oplossing niet hebben. De concurrentie stapt er onmiddellijk in en verkoopt dankzij haar goedkopere product beter. Het eindresultaat is, dat de bandwerker niet alleen het prettiger werk en meer vrije tijd misloopt, maar dat hij bovendien werkloos wordt. Anderen zullen hem moeten onderhouden en daarmee wordt de welvaart afgeroomd. Er is iets mis met de publieke opinie als deze probeert ons overbodig werk op te dringen. Ons streven naar welvaart, het terugdringen van oninteressant werk, is het enige dat terugvallen in de slavernij kan voorkomen. Laten we er liever naar streven met minder inspanning méér te doen.

Knokken voor meer welvaart, innoveren_en goedkoper produceren, is het antwoord op de roep om meer arbeidsplaatsen. Het product wordt voor steeds meer mensen betaalbaar, waardoor automatisch nieuwe markten ontstaan. De automatisering kan hier als voorbeeld dienen. Twintig jaar geleden konden alleen banken en grote verzekeringsmaatschappijen zich de uitgave voor een computer veroorloven. Tegenwoordig is een systeem met meer mogelijkheden in een schrijfmachineachtig kastje ingebouwd en zelfs voor de kruidenier op de hoek bereikbaar. Voor de prijs van een kleine auto kan hij de boekhouding door de computer laten doen en zo zijn avonden vrijhouden voor zinniger zaken dan tellen en rekenen. Dankzij het terugdringen van het handwerk bij de productie van computers vinden nu een paar miljoen mensen werk in de electronica en automatisering. Wat andere soorten werk zijn verdwenen. De meeste oninteressant en taai. Het belangrijkste is echter dat verzekeringen betaalbaar zijn gebleven en dat binnenkort uw kruidenier zijn werk in tweederde van de tijd doet zonder dat de service er onder lijdt.

Het verbeteren van onze producten en productiemethoden is de enige manier om de idealen – meer werk en meer welvaart voor iedereen – te kunnen verwezenlijken. Het is een weg die op den duur zelfs tot een menswaardig bestaan voor de hele wereldbevolking zal leiden. Op dezelfde manier waarop de wasmachine en de kleurentelevisie bereikbaar zijn geworden voor de dagloner van weleer, door goedkoop en efficiënt te produceren, is het ook mogelijk om de derde wereld naar een niveau op te krikken waarop niet alleen honger tot het verleden behoort, maar waarbij zelfs sprake van enige luxe kan zijn.

Louis van Stekelenburg.