door Boudewijn Bouckaert, docent R.U. Gent Het toekennen van de Nobelprijs voor…
door Boudewijn Bouckaert, docent R.U. Gent
Het toekennen van de Nobelprijs voor Economie aan de Amerikaanse hoogleraar James Buchanan kan op zijn minst origineel genoemd worden. Economen richten hun aandacht vooral op klassieke economische problemen zoals de evolutie van marktprijzen, conjuncturele ontwikkelingen, monetaire problemen en dies meer. James Buchanan daarentegen breidde de economische analyse uit naar een domein, waarop economisten zich tot voor kort weinig begaven, n.l. de politiek.
Als de mensen zich in hun gedrag als consument, als werknemer, als investeerder, als handelaar enz. laten leiden door hun welbegrepen eigenbelang, waarom zou dit dan niet het geval zijn voor al diegenen, die zich op het politieke terrein begeven? Dit was de vraag, die James Buchanan zich stelde en die als een rode draad door zijn talrijke werken en studies heen loopt. Samen met Gordon Tullock richtte hij, op het einde van de jaren zestig het “Center for the Study of Public Choice” op. Het centrum werd opgezet als een autonome afdeling van de Virginia Polytechnic Institute. De start was zeer bescheiden. Het centrum was lang gehuisvest in een nogal oud gebouw, dat vroeger door de rector van de universiteit werd bewoond, maar door hem werd verlaten voor veiliger oorden uit schrik voor de studentencontestatie uit de “roaring sixties”.
Met Gordon Tullock beet James Buchanan zich echter taai vast in de economische analyse van het politieke gedrag. Zowel het gedrag van het kiespubliek, parlementsleden, regeringen, bureaucraten en drukkingsgroepen werd onder de loep genomen. Net zoals ondernemers op de markt kunnen politici en drukkingsgroepen als aanbieders beschouwd worden, en kiezers, zoals consumenten op de markt, als vragers. Vandaar de veelgebruikte term m Buchanans werken, de zogenaamde “politieke markt”. Politici bieden aan hun kiezers subsidies, belastingvrijstellingen, monopolies, vestigingswetten, tewerkstelling in openbare diensten aan. Kiezersgroepen, die van deze privileges kunnen genieten, belonen de politici met verkiezing en het daaraan verbonden prestige en inkomen. Net zoals economische ondernemers hebben de politieke ondernemers, zoals partijpolitici en leiders van drukkingsgroepen, ook kosten. Het mobiliseren van de massa en het organiseren van bijeenkomsten en betogingen kost tijd, inspanning en geld. Zijn deze kosten te hoog in vergelijking met de verwachte opbrengst, dan zullen een aantal politieke acties gewoon niet van de grond komen. Het beschrijven van het politieke proces in termen van kosten en baten, die het gedrag van de betrokkenen kunnen beïnvloeden, liet James Buchanan ook toe vergelijkingen te maken met het economisch proces op de markt.
Hier rees de belangrijke vraag of het politieke proces, ook al verloopt het democratisch, tot resultaten leidt waarvan we allen, of toch tenminste de meesten, beter worden. Anders gezegd, dient het politieke proces wel altijd het fameuze algemeen belang? De meeste conclusies van het “Center for the Study of Public Choice” zijn niet erg vleiend voor het politieke proces. Dikwijls leidt de politieke markt tot resultaten waarvan sommigen wel wat beter worden, maar waardoor de overgrote meerderheid in een veel slechtere positie terechtkomt. Een bekend voorbeeld hiervan is de paradox van de stijgende belastingdruk in democratieën. Niemand betaalt graag belastingen. Toch hebben de door het volk verkozen parlementsleden gedurende decennia de belastingdruk tot enorme proporties laten oplopen.
Voor deze paradox heeft James Buchanan een antwoord. De organisatiekosten voor het uitoefenen van politieke druk om een verhoging van de staatsuitgaven te bekomen, zijn immers veel lager, dan de organisatiekosten voor het opzetten van een drukkingsgroep van belastingbetalers, teneinde de belastingen te verlagen. Een verhoging van de staatsuitgaven komt immers meestal ten goede aan een welomschreven en gemakkelijk te organiseren groep (de staalarbeiders, de landbouwers, de leraars, de ambtenaren, enz.). De verhoging van de belastingen, die uit deze verhoging van de staatsuitgaven voortvloeit, wordt echter gespreid over miljoenen belastingbetalers. De belastingbetalers voelen deze verhoging niet zo sterk aan en zijn derhalve als massa veel moeilijker te organiseren. Politici en drukkingsgroepen zullen dus, vanuit hun politieke kosten-batenanalyse, meer geneigd zijn zich te engageren in uitgaven verhogende activiteiten dan in belastingverlagende.
De nogal negatieve conclusies over de werking van de politieke markt hebben James Buchanan er dan ook toe geleid een aantal politieke standpunten in te nemen, die ronduit als radicaal liberaal bestempeld kunnen worden. Hij pleit er onomwonden voor de staatsinterventie aan banden te leggen en zoveel mogelijk activiteiten over te laten aan de vrijwillige interactie op de vrije markt. Dit wil hij ondermeer bewerkstelligen door het instellen van grondwettelijke barrières op de staatsinterventie en de belastingdruk. Door bijvoorbeeld in de grondwet een bepaling te laten opnemen omtrent een absoluut fiscaal maximum verhoogd men de politieke kosten voor politieke ondernemers die de belastingdruk willen opvoeren. Het veranderen van de grondwet is immers stukken lastiger dan een zuivere wetsverandering. Deze idee is overigens vanuit Virginia óók België binnengewaaid. In de laatste voorstellen van de PVV (de Liberale partij in België, red.) inzake herziening van de grondwet (een mogelijkheid die alweer door de P.S.C, werd gekelderd!) was het instellen van een dergelijk fiscaal maximum begrepen. De link tussen Guy Verhofstadts politieke lijn en James Buchanan is trouwens historisch aanwijsbaar. Op een colloquium te Brussel, ingericht door de PVV-jongeren in september 1981, wist James Buchanan zijn publiek tot geestdrift te brengen met zijn nuchtere ontleding van de politiek en zijn pleidooi voor een betere politiek door minder politiek.
Het vroegere, nogal marginale “Center for the Study of Public Choice”, is tot een gerespecteerd academisch bolwerk uitgegroeid. Het is nu geïntegreerd in de prestigieuze “George Mason University” gelegen in de schaduw van Washington, waar de politieke lobbyisten, die het voorwerp zijn van Buchanans studie, hun drukke praktijk verder zetten. Zijn studies hebben de praktijken van drukkingsgroepen, bureaucraten en partijpolitici nog niet wezenlijk veranderd. James Buchanan heeft echter wel de schijnheilige illusie, dat deze praktijken het algemeen belang steeds dienen, voorgoed de grond ingeboord.
(overgenomen uit Het Laatste Nieuws, d.d. 29-10-’86)