In België wordt privatisering ijverig bestudeerd. Concrete privatiseringsplannen zijn er…
In België wordt privatisering ijverig bestudeerd. Concrete privatiseringsplannen zijn er evenwel niet. Dit was het besluit van de enigszins ontgoochelde economie-professor J. VUCHELEN in zijn toespraak op de jaarlijkse trefpuntbijeenkomst van het libertarisch centrum die op 9 mei te Utrecht plaatsvond.
Het Belgische christendemocratisch-liberale Kabinet dat in 1985 aantrad stelde de sanering van de Belgische economie als eerste doelstelling voorop. Het begrotingsdeficiet zou verminderd worden tot 7% in 1987. Dit zou evenwel slechts geschieden door besparingen en niet meer door belastingverhogingen. In zijn regeringsverklaring van 29 november 1985 – het Belgische equivalent van de troonrede – kondigde minister-president MARTENS een onderzoek aan naar de mogelijkheid van de verkoop van bepaalde deelnemingen in overheidsondernemingen.
Begin 1986 stelden twee ministers een werkgroep in om de rationalisering en de privatisering van overheidsbedrijven en gemengde ondernemingen te bestuderen. Die werkgroep stelde de regering voor enerzijds een principiële beslissing te nemen inzake privatisering, waarna per geval de modaliteiten van de eventuele privatisering van de betrokken bedrijven zouden vastgesteld kunnen worden. Tijdens de begrotingscontrole van maart jongsleden, werd door de minister van begroting, G. VERHOFSTADT, voorgesteld te privatiseren om de besparingsnorm te halen. Dit stuitte evenwel op hevig verzet en niet het minst van de Franstalige liberalen. De topministers verwezen het probleem naar een nieuwe commissie die tegen einde juni van dit jaar voorstellen zou moeten formuleren. Medio mei was deze commissie nog niet samengesteld, zodat ook weinig voorstellen ervan te verwachten zijn.
Parallel hiermede werd in juli 1986 aan vier wijzen opdracht gegeven een herschikking van het statuut van de Belgische Telegraaf en Telefoon te bestuderen. Het probleem is namelijk dat ten gevolge van de snelle technologische evolutie op het vlak van telecommunicatie enorme investeringen noodzakelijk zijn in de sector terwijl de regering die middelen niet kan opbrengen zonder de begrotingssanering in het gedrang te brengen of nieuwe belastingen te heffen. Het eindrapport van de wijzen stelt echter geen echte privatisering van de RTT voor, maar alleen het afbouwen van haar monopolie voor randapparatuur en het ombouwen van de overheidsdienst tot een NV waarin particuliere aandeelhouders slechts een minderheid zouden mogen verwerven.
In tegenstelling tot Frankrijk of Groot-Brittanië, boekt de privatiseringsgedachte in België dus geen vooruitgang. Vooreerst doordat het kiesstelsel – de evenredige vertegenwoordiging – er geen duidelijke beleidsalternatieven mogelijk maakt. Regeren zonder het politiek centrum – de christendemocraten – dat een bundeling is van collectivistische en conservatieve krachten, is bijna onmogelijk, zodat beide stromingen steeds in de regering zitten, welke de coalitiepartner ook is. De oppositie regeert derhalve steeds mee! Een tweede moeilijkheid is dat de tegenstanders van privatiseringen de discussie louter ideologisch voeren. Ze deinzen er niet voor terug de minst relevante argumenten uit te spelen om sympathie te winnen bij jan-met-de-pet die het probleem weinig of niet kent. Voor een rationele discussie blijft aldus geen plaats.
De grootste hinderpaal is evenwel het nepotisme bij de benoemingen van de topambtenaren van de overheidsbedrijven. Eenmaal benoemd worden zelfs radicale liberalen de grootste tegenstanders van privatisering wanneer deze hun positie enigszins zou kunnen beïnvloeden. Daarenboven blijven die topambtenaren uiteraard gehoor vinden bij de politici op wiens voorspraak ze hun benoeming te danken hadden.
Het ziet er dus niet naar uit dat in een nabije toekomst enig echte privatisering doorgevoerd zal worden, ondanks de zorgwekkende onderkapitalisatie van de meeste overheidsbedrijven. Aangezien dit probleem, volgens Professor VUCHELEN, alleen door een inbreng van de particuliere sector of door nieuwe belastingen verholpen kan worden, voorspelt dit niets goeds voor de Belgische belastingbetalers.