vertaling: Barry Bravenboer

uit: The FREEMAN

In mei 1927, toen mijn vader een jongen van 13 was, bracht een “persoon’ uit zijn stad op een dag een bezoekje. Het was een tijd waarin vliegeniers hun levens waagden, en meestal verloren, door voor het eerst de Atlantische Oceaan over te vliegen. Berichten over neergestorte vliegtuigen, afgebroken vluchten en vermiste piloten vulden dagelijks de kranten.

Mijn vader luisterde aandachtig naar deze doorluchte bezoeker die met schelle stem verklaarde dat niemand ooit de oceaan zou overvliegen. Een week later bracht Charles Lindbergh het in z’n eentje tot Parijs – per vliegtuig. De onvoorbereide speech van de bezoeker maakte een onuitwisbare indruk op mijn vader. De korte tijd tussen voorspelling en tegenspraak leerde hem een les die hij voor de rest van zijn leven meedroeg: zeg nooit ‘nooit’.

Pa groeide op en leefde in een tijd waarin hij als een vanzelfsprekendheid, verandering ten goede verwachtte. Ik noem deze verwachting ‘verbetering’. Hij zag de auto paard-en-wagen vervangen, hij hoorde de radio ’s zaterdagsmiddags de opera bij de mensen thuisbrengen. Hij zag de luchtpost een vorm van snelle bezorging worden, sprekende films het theater verdringen. Als een liefhebber van boten had hij voordeel van de massaproductie, die betaalbare boten aan de man in de straat leverden. Hij zag de buitenboordmoter veranderen van een zorgwekkend, lawaaierig knutselaarsspeeltje in een stil, betrouwbaar en makkelijk verkrijgbaar recreatiemiddel. Hij zag hoe raceboten hun topsnelheden verbeterden van zo’n 50 kilometer per uur tot meer dan 300 kilometer per uur. Als experiment bouwde hij huizen met een stalen geraamte ten oosten van de Mississippi eind 30-er jaren. Tezelfdertijd bouwde hij de eerste tuin-appartementen in New Jersey – een gedurfde onderneming.

Een Gedeelde Ervaring

Dat was zo ongeveer toen ik kwam kijken. Ik groeide en leerde Pa’s gevoel voor verbetering delen. Samen zagen wij het vliegtuig de plaats van de oceaanstomer innemen als de belangrijkste vorm van reizen over zee. Wij waren getuigen van het verdwijnen van polio en pokken. Tezamen realiseerden wij onze droom de man op de radio te zien terwijl hij praatte (vnl. TV, vert.). Wij zagen rassendiscriminatie, in het bijzonder in kleine steden, van dag tot dag aanzienlijk verminderen. In de 50- en 60-er jaren zagen wij plastic de ‘wave of the future’ worden. En in de zomer van 1969 zetten wij samen met Neil Armstrong ‘een kleine stap’ op de maan. In 1971 overleed Pa.

De erfenis van Pa was verwondering – het vermogen naar de wereld te krijgen met een kinderlijk ontzag, opwinding en liefde. Hij zag de wereld als fundamenteel goed en de mens erop als welwillend. Hij beschouwde de Hitlers, Stalins, Mussolini’s en Tojo’s als afwijkingen, een tijdelijke verwijdering van de norm. Hij hield zijn blik gericht op de verbeterende omstandigheden in de wereld op lange termijn. Hij handhaafde een vriendelijk, liefhebbende, toezichthoudende wake over zijn wereld waar hij een trotse, emotionele bezitter van werd.

Pa had mij de fakkel van de verbetering overhandigd. Op dit ogenblik is het enige merkbare verschil in een steeds meer betere wereld, de snelheid van verandering. Gedurende 20 jaar heb ik niet alleen een enorme verandering gezien in de computerindustrie, maar ik heb er aktief aan deelgenomen. Bij IBM, eind 60-er jaren, kwam ik regelmatig veranderingen tegen – veelal per dag. De Personal Computer, hoewel voorspelbaar, blijft mij verbazen. Moet u zich eens voorstellen dat ik in 1967 een ‘kleine’ bedrijfscomputer van dik over de $ 300.000 verkocht, die 1600 keer minder krachtig en 20 keer groter was dan de PC.

Ik wou dat Pa er nog was om bijvoorbeeld automatische betaalautomaten te zien. Stel u voor, contant geld te krijgen uit een onbewaakte machine op zondagavond. Of de skyline van New York. We bouwen flatgebouwen van 50 verdiepingen alsof het rijtjeshuizen zijn. Ik woon in een gebouw waarvan het aantal bewoners wel de helft is van de stad waar ik werd geboren. Wij leven werkelijk in een opmerkelijke tijd. Een deel van Pa’s erfenis van verbetering was zijn gevoel van deelnemen aan het ‘Amerikaanse Experiment’*. Ik was zeven toen er een eind kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Pa keerde terug uit een verwoest Europa. Amerika stond toen alleen, als een zuil van kracht, temidden van de wereldnaties, een veel aantrekkelijker land om te wonen dan welk andere plek op aarde.

Op mij droeg Pa zijn gevoel van dankbaarheid over hier te zijn geboren. Zijn beschrijvingen van hoe het zou zijn om op te groeien in Nazi-Duitsland, Sovjet-Rusland, of zelfs Frankrijk, in plaats van in de Verenigde Staten, bleef mij bij. Ik herinner mij bomalarmoefeningen, midden in de nacht, waarbij het licht in de hele stad uitging. De sirenes en de bezoeken van het blokhoofd van de BB maakten mij bang. En ik wist dat mijn leeftijdgenoten in Duitsland, Rusland en Frankrijk doodgingen door echte bommen. Bang als ik was ging mijn hart uit naar die kinderen die zo vreselijk leden.

Al heel jong wist ik dat wij iets kostbaars bezaten. Ik wist niet zeker wat het was, maar ik was vastbesloten er achter te komen. Daar waar mijn vader vooruitgang verbond met enthousiasme, vroeg ik mij ook af waar het toch vandaan kwam. Gaandeweg kwam ik tot de conclusie dat het te maken had met de ideeën die de mensen bij zich droegen, hoe de mensen met elkaar omgingen, en hoe zij zich organiseerden. Ik realiseerde mij ook dat het iets te maken had met enthousiasme. Ik merkte dat mijn enthousiasme bergen kon verzetten. En verder kwam ik tot de conclusie dat de organisatie van de overheid, in het bijzonder met betrekking tot de economie, een sleutel was. Als een jonge volwassene begon ik de schadelijke effecten van dictators op Zuid-Amerika, Oost-Europa en, later, Afrikaanse landen te zien. Ik begon in te zien dat een prikkeling, een ander woord voor enthousiasme, van vitaal belang was.

Geen enkel experiment zou de effecten van verschillende organisaties beter hebben kunnen creëren dan de wereld van verschil tussen Oost-Berlijn en West-Berlijn, Oost-Duitsland en West-Duitsland, China en Taiwan of Hong Kong, tussen Noord-Korea en Zuid-Korea, tussen Japan en Cuba, tussen Zwitserland en Albanië, tussen het vrije en onvrije. Er was vast iets te leren hier.

Mijn verbetering: Vrijheid

En zo is dat: ik zie dat vrijheid alles is. I k zie de wereld er constant naar streven. Ik zie vrijheid als iets dat ontstaat uit een fundamenteel verlangen in mij en mijn medemens. Het is de uitdrukking van een verlangen een wereld te creëren waarin wederzijdse overeenstemming maximaal tot uitdrukking komt, en geweld tot een minimum wordt beperkt. Het is het gevestigde bewijs van ieder menselijk verlangen om goede wil en welwillendheid uit te drukken.

Wat mij betreft, mijn verbetering, het vermogen de wereld te zien bewegen in een richting als zijnde een betere plek om te wonen, is vrijheid. Als bewaker van mijn verbetering verhief ik mijn stem om steun te betuigen wanneer ik de volkeren in de wereld meer en meer vrijheid zie krijgen. Met grote voldoening zie ik een onafzienbare, onaangekondigde, op vaste grondslag gebaseerde beweging in de richting van meer vrijheid.

Zoals ik het zie, zal, ondanks de massamoorden van de laatste decennia, de bewapening, en de onderdrukkende tactieken van dictators over de hele wereld, de man in de straat in Jakarta, Shanghai, Havana en zelfs in Leningrad over de dictators van het podium lachen. Recent is het al gebeurd in Jamaica en de Filipijnen. Voor mij is het communistisch/socialistisch/totalitaire/ authoritaire/dictatoriale ideaal al jaren een filosofisch dood stuk. Als planeet zijn wij bezig de rommel van na het feest op te ruimen, wat nog wel een paar decennia kan duren. De trend herinnert aan het op grote schaal opdoeken van koningen tussen het einde van de 18e en begin van de 20e eeuw.

Economische wonderen

De vooruitzichten zijn opwindend.’Economische wonderen’ duiken overal op. Wij raken gewend aan hun alomtegenwoordigheid. West-Duitsland en Japan waren de eersten. Nu zijn er plaatsen in Zuid-Amerika, India en zelfs Afrika waar identieke ‘wonderen’ hebben plaatsgevonden. In de laatste dertig jaar zijn zij die in Zuid-Amerika onder een gekozen regering leven, toegenomen van 20- procent tot meer dan 90-procent, ondenkbaar in de 50-er en 60-er jaren.

Elke dag brengt ons een ander voorbeeld van economische vrijheid en verbeterde omstandigheden ergens in de wereld. Frankrijk, een socialistisch land, privatiseert de industrie en heft de prijs- en kredietcontrole op na hun rampzalig experiment. Australië, nog zo’n quasi-socialistisch land, verwijdt zijn economie in de richting van economische vrijheid. In de laatste jaren heeft Ecuador de meeste prijscontroles opgeheven, veel tarieven verlaagd en de loonlijst van de publieke sector aanzienlijk gesnoeid.

Turkije liberaliseert zijn economie meer dan het sedert het Ottomaanse rijk heeft gedaan. Ierland heeft onlangs zijn luchtvaart met een gezonde uitwerking gedereguleerd. Oostenrijkse socialisten verlagen het marginale belastingtarief, net als in de Verenigde Staten. India is een slapende reus die zijn eigen liberaliseringsbed opmaakt. Wij hebben al gehoord van de liberalisatiepogingen in China. Oost-Europese landen en zelfs Sovjet-Rusland zoeken markt- of quasi-marktoplossingen voor hun afschuwelijke economische problemen.

We hebben allemaal gemerkt dat de wereld ‘k|einer wordt’. De techniek heeft ons voorzien van directe communicatie en snelle reismogelijkheden. Het is erg moeilijk rechtsomkeert te maken (sommige stellen dat techniek onomkeerbaar is, d.w.z. je kan de geest niet meer in de fles terugstoppen). Deze ‘kleinheid’ van de wereld stelt bewoners van land X in staat over de schouders heen te kijken om te zien wat er in land Y gaande is. Het stelt de mensen in staat de effecten van een andere politiek te zien.

Niet alleen is het (en zal het) voor gecentraliseerde, authoritaire overheden moeilijker (zijn) de successen van meer geliberaliseerde overheden voor het volk te verbergen, ook is het (en zal het) eenvoudiger (zijn) met meer zekerheid antwoord te geven op de vraag ‘wat als’. Als iemand zoiets als het privatiseren en dereguleren van de Post zou voorstellen kan men (en zal men) makkelijker om zich heen kijken om een land te vinden dat heeft aangetoond dat het kan.

Dit verschijnsel staat bekend als het Demonstratie-Effect en heeft overheden in staat gesteld werkelijk met elkaar te concurreren om de belangen van de burger te behartigen. Het reikt een krachtig instrument aan om de politiek die werkt, te verspreiden ten koste van die politiek die ’t het slecht doet. Vanuit mijn standpunt gezien is het onveranderlijk die politiek die zich verwijdert van een autoritaire in de richting van het vrijheidsideaal.