De Belgische centrale bank, de Nationale Bank van België, is geen overheidsdienst. Het is een…
De Belgische centrale bank, de Nationale Bank van België, is geen overheidsdienst. Het is een Naamloze Vennootschap waarvan slechts de helft van de aandelen aan de staat toebehoort terwijl de rest op de beurs genoteerd is.
Een wet van 1850 verleent aan de bank het monopolie om Belgische franken uit te geven. Voorts is de bank tezamen met het bestuur der Postchecks Kassier van het Rijk. De Wet op de Nationale Bank wijkt dan ook sterk af van de normale wetgeving voor de handelsvennootschappen wat betreft de benoeming van bestuurders (regenten), de vereiste meerderheid bij stemmingen en de vergoeding van de meerderheidsaandeelhouder. Deze wet moet om de vijfentwintig jaar herzien worden. De laatste herziening dateert van 1963 zodat het statuut van de bank volgend jaar opnieuw aan de beurt komt.
Het is niet onmogelijk dat dan voorgesteld wordt de privé-aandeelhouders uit te kopen. Een de-privatisering dus. Mikpunt is vooreerst de goudvoorraad van de bank waarvan de socialistische oppositie in hun economische ‘alternatieven’ herhaaldelijk de herwaardering voorstelden om hun ‘selectieve opwaarderings’-beleid te financieren. De boekhoudkundige meerwaarde van een herwaardering zou nu reeds ten goede komen van de overheid, doch een dergelijke manipulatie zou minder opvallen in een 100% staatsinstelling.
Andere tekens aan de wand zijn de houding van de minister van Financiën bij de jongste devaluatie van de Belgische frank – de bank werd toen zelfs niet geraadpleegd – en de politisering van het personeelsbeleid van de bank. Voor ambtenaren van de bank is de snelste manier om carrière te maken thans een detachering naar het Kabinet van een minister, op wiens voorspraak men zich dan na een tijdlang zijn dossiers gedragen te hebben, bij de bank wordt bevorderd. De economische adviseur van minster-president MARTENS opende de weg. Nu meent een bij vice-premier VERHOFSTADT gedetacheerde ambtenaar dat zijn beurt gekomen is en ambieert hij niet minder dan één van de vijf directeurszetels van de Belgische Nationale Bank.
Maar ziet de jonge liberale vice-premier de Belgische emissiebank aan voor een verlengstuk van zijn administratie waarin hij de loopbaan van zijn beschermelingen moet begunstigen? Of ziet hij in dat hij zodoende zou bijdragen tot de sluipende verstatelijking van de Belgische emissiebank? De benoeming door de liberale voorganger van VERHOFSTADT W. DE CLERQ,van zijn kabinetsmedewerker, M. BIENSTMAN, tot directeur van de Belgische staatsspaarbank, de ASLK, zou nochtans voor de Vlaamse liberalen een les moeten zijn. Deze man ontpopte zich immers tezamen met de Franstalige (liberale) ondervoorzitter van de ASLK, tot een van de vurigste verdedigers van de staatsbank, wanneer bleek dat ze op de lijst stond van de overheidsinstellingen waarvan de werkgroep MOESENVUCHELEN de privatisering voorstelde.
BIENSTMAN betwijfelde toen dat de ASLK efficiënter zou werken in privé-handen en stelde zelf dat de overheid hoe dan ook over een openbare kredietinstelling moest beschikken ‘om in noodsituaties over een hefboom te beschikken om snel te helpen’ (1) wat trouwens niet zo onvoorspelbaar was, daar de man ooit een voordracht hield over de negatieve INKOMSTENBELASTING! Uit VERHOFSTADs beslissing zal blijken of de Vlaamse liberalen uit dit voorval geleerd hebben of integendeel door een averechtse benoemingspolitiek hun beperkte mogelijkheden België te decollectiviseren verder ondergraven.
1. geciteerd in TRENDS van 7.5.87 ATLASSHRUGGED