Het lijkt allemaal zo voor de hand liggend. Tegenover elke winnaar moet een verliezer staan. Dit is het geval in sport, gokken, liefde en oorlog. Zou het ook niet kunnen gelden in de economie?

Maar, in de economie blijkt wat op het eerste gezicht voor de hand liggend lijkt, vaak vals te zijn. Stel dat je een broodrooster voor ƒ 60.= koopt. Je koopt het omdat je denkt dat het ding, voor jou, meer dan die ƒ 60.= waard is. Jij wint bij de transactie, anders zou je niet kopen. Je bent winnaar. Maar de verkoper is ook winnaar. Hij verkoopt het broodrooster omdat hij ƒ 60,- meer waard vindt dan zijn apparaat. Als hij dat niet zou vinden, dan zou hij het niet verkopen.

In dit eenvoudige voorbeeld zijn beide partijen, vanuit hun eigen standpunt bekeken, winnaars. En dit gaat op voor elke transactie, die vrijwillig wordt aangegaan, en waarin geen fraude en dwang voorkomen. Maar soms lijken voorbeelden wel wat ingewikkelder. Veronderstel bijvoorbeeld dat het broodrooster in een ander land was gemaakt. Zou dat de zaak niet veranderen?

Zeker, het zou enkele details veranderen. Maar het basisprincipe blijft hetzelfde. De klant koopt alleen als hij daarmee denkt beter af te zijn. En hetzelfde geldt voor de verkoper. In de vrije handel zijn beide partijen winnaars. Dit principe helpt ons om iedere economische transactie te begrijpen. Als we iemand zien kopen, een baan zien nemen, of een contract zien afsluiten, zonder dat er dwang of fraude aanwezig is, dan weten we dat hij erop rekent te winnen.

Uit The Freeman bewerkt door W.Albada.