Het is interessant om waar te nemen hoeveel Amerikanen er zijn die trachten “de zin” te zien in de oorlog tegen een eindeloze parade van “vijanden” van de Regering Bush.
Noot van de vertaler:
In onderstaand artikel worden Amerikaanse voorbeelden gebruikt. De kern van het verhaal gaat ons echter allemaal aan.
Het is interessant om waar te nemen hoeveel Amerikanen er zijn die trachten “de zin” te zien in de oorlog tegen een eindeloze parade van “vijanden” van de Regering Bush. Van Afghanistan tot Irak tot Noord Korea: de staat gaat maar door met het brouwen van “bedreigingen” voor de consumptie van een publiek dat noch empirisch noch analytisch veeleisend is. De media spelen gretig in op de hun toegewezen rol en maken gebruik van door de staat verstrekte “informatie” en “experts” van eigen huize om de rest van ons ervan te overtuigen dat alles wat het Witte Huis ons vertelt “zo is”, en dat iedereen die een afwijkende mening heeft over de bedoelingen of het beleid van de staat – of zelfs maar vragen daarover stelt – hoogstwaarschijnlijk een verdediger is van het terrorisme!
Het vermogen van de staat om de meerderheid van haar burgers te kunnen verlokken tot een acceptatie van een politieke definitie van de realiteit, is mogelijk geworden door een van de weinige geslaagde staatsinstellingen: het overheids(openbare)schoolsysteem. In tegenstelling tot diegenen die overheidsscholen zien als mislukkingen, beschouw ik hen al geruime tijd als glanzende successen voor staatsdoeleinden: namelijk de productie van kudde-georiënteerde mannen en vrouwen, die niet in staat zijn onafhankelijk te oordelen en zodoende klaargestoomd zijn om zich te onderwerpen aan externe autoriteiten om richting te geven aan hun leven. Om met de woorden van Ivan Illich te spreken: “de school is het advertentie-agentschap dat je doet geloven dat je de gemeenschap nodig hebt zoals hij is.”
Bijna allen die van een overheidsschool komen hebben met elkaar gemeen dat ze onwetend zijn omtrent de aard van sociale instellingen. De studie op zulke gebieden als geschiedenis, economie en bestuur wordt al geruime tijd beperkt tot een compilatie van namen, data, organisatievormen en andere onsamenhangende gegevens, maar met weinig echte kritische analyse, die gevestigde politieke of sociale doctrines aan de kaak stellen. Ik vermoed dat de typische overheidsschool-oudleerling meer bedreven is in het opmerken van politiek incorrect woordgebruik, of om een condoom om een banaan te doen, dan dat hij of zij is in het verklaren van de oorzaken en gevolgen van de Eerste Wereldoorlog. Hoewel de meesten niet het minste begrip hebben van hoe politieke systemen eigenlijk werken, hebben ze hun catechismus geleerd over de deugden van “democratie” ( dat is: de illusie dat zij en een vriend tweemaal zoveel politieke invloed hebben als David Rockefeller)! Hoewel de (Amerikaanse) adelaar inderdaad de roofzuchtige natuur van de staat vertegenwoordigt, geloof ik dat het tijd is om een nationaal symbool te adopteren dat meer accuraat de geestesgesteld-heid van de meeste Amerikanen weergeeft: de papegaai !
Natuurlijk is het niet in het belang van de staat – of van degenen die daarvan profiteren – dat er onderzoek wordt gedaan naar de aard van politieke systemen, omdat daardoor zelfs de studenten die behept zijn met een institutioneel ontzag, het vuile spel wat ten koste van hen wordt gespeeld, door zouden kunnen krijgen. Het is niet alleen voldoende om te begrijpen dat de staat vaak haar toevlucht neemt tot oorlog: oorlog is haar fundamentele aard. Iedere politieke instelling – van de plaatselijke controle op hennep tot de Verenigde Staten van Amerika – heeft haar bestaanszekerheid te danken aan mensen die geconditioneerd zijn om zich te onderwerpen aan de macht en het geweld welke door overheidsinstanties worden uitgeoefend. De staat is in wezen niets meer of minder dan geïnstitutionaliseerd geweld, waarvoor wij zijn geconditioneerd om ontzag voor te hebben.
Het fundamentele onderscheid tussen de vrije markt en politieke systemen ligt hierin, dat op de vrije markt mensen worden overgehaald om met elkaar samen te werken en te ruilen in de verwachting daarvoor beloond te worden. In tegenstelling daarmee bewegen politieke systemen je tot participatie in hun programma’s door middel van dwang. In plaats van beloond te worden, word je, als consequentie van ongehoorzaamheid, bedreigd met verlies van je leven, vrijheid of eigendom.
Ik heb het altijd heel opmerkelijk gevonden dat zoveel mensen bereid zijn om alle zakenlieden te wantrouwen, terwijl ze in een vrije markt toch vrij zijn om de verlokkingen te negeren, maar wel vertrouwen te stellen in zelfs de meest corrupte of gevaarlijke politicus – aan wiens eisen ze het risico lopen niet te kunnen voldoen.
Hoe nu verzekeren politieke systemen zich van een dergelijke slaafsheid aan macht en geweld? Waarom zouden anders toch intelligente menselijke wezens zich aan een dergelijk verwerpelijk gedrag onderwerpen?
De staat opereert op basis van de meest onmenselijke en asociale uitgangspunten – gedragingen die, als ze zouden worden begaan door privé-instellingen en/of personen, we zouden rangschikken onder crimineel gedrag. Toch vertellen we onszelf dat we niet goed zouden kunnen leven zonder dergelijke grove praktijken. Waarom?
Ik vermoed dat een heleboel verklaard kan worden uit onze gevoelens van angst – voor zowel voor onszelf, als voor anderen. Daar we door het staatssysteem getraind zijn om ons vermogen om zelf richting aan ons leven te geven te wantrouwen, maar een niet falend vertrouwen te hebben in de beoordelingen van institutionele leiders, zijn de meesten van ons opgegroeid met een angst voor ons eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Vrij zijn betekent rekenschap afleggen van je daden. Het is echter niet zo dat we bang zijn om rekenschap aan anderen af te leggen, maar aan onszelf. Om met de woorden van Epictetus te spreken: “Het zijn de mens zijn eigen beoordelingen die hem verontrusten.” De staat is net zo gretig om ons van dit gevoel van onrust te verlossen, als de meesten van ons zijn om het op te geven.
Als we vinden dat anderen – en in het bijzonder overheidsinstellingen – besluiten voor ons moeten nemen, vertellen we onszelf onbewust dat zij verantwoordelijk zullen zijn voor de tegenslagen die op onze weg komen! Wij zijn niet verantwoordelijk! Wij zijn de slachtoffers van de fouten van anderen! Als ik door vijftig jaar roken longkanker heb gekregen, dan is dat de schuld van de sigarettenfabrikant. Als onze kinderen opgroeien tot onverschillige of zweverige volwassenen, dan komt dat niet door de voorbeelden die we als ouders hebben gegeven: rockmuziek of de televisie zijn de schuldigen! Wij vertellen onszelf dat de staat dit allemaal voor ons kan oplossen. Maar als de staat het nemen van surrogaat verantwoordelijkheid aantrekkelijk moet vinden, dan staat ze er ook op om controle over onze activiteiten te hebben. Mannen en vrouwen zijn in toenemende mate bereid dit gezag aan politieke instanties af te staan, opdat maar niet het spook van de zelfverantwoordelijkheid zal herrijzen.
We zijn echter ook geconditioneerd om angst voor anderen te hebben. De staat zou niet kunnen bestaan als wij niet bang waren dat andere mensen in de wereld ons kwaad zouden kunnen doen, en dat slechts onze onderwerping aan het gezag van overheden ons tegen deze bedreigingen kan beschermen. Om zich in stand te houden moet de staat een dergelijke geestesgesteldheid stimuleren en onderhouden; iets wat ze al heeft gedaan sinds primitieve stamhoofden hun medestamgenoten waarschuwden voor de “Negen Bogen” die aan de andere zijde van de berg rondwaarden. De huidige “oorlog tegen het terrorisme” herinnert ons aan iets dat ieder kind – ’s nachts gezeten rond het kampvuur en naar spookverhalen luisterende – al leerde: een gevoel van dreiging wordt nog angstaanjagender naarmate het angstbeeld vormlozer en alomtegenwoordig wordt gemaakt. Hoe waziger de definitie van de boeman, hoe meer onze fantasie beangstigende details toevoegt.
Wat zouden voor de staat de vermoedelijke consequenties zijn van een toestand van vrede alom, waarin de mens niet langer zou leven in een door de staat gevoede angst voor elkaar? Die vraag was het onderwerp van een onderzoek voor een boek, gepubliceerd in 1967 en getiteld Report from Iron Mountain on the Possibility and Desirability of Peace. Dit boek geeft voor het resultaat te zijn van een geheime overheidsstudie die begon onder het bewind van Kennedy, en die gaat over de effecten die een toestand van vrede zou hebben op politieke systemen. Het wordt nu algemeen beschouwd als zijnde een fictief verhaal, maar dat zou onze aandacht niet moeten afleiden van de belangrijkheid ervan. Laat ons niet vergeten dat de fictieve werken van Orwell, Huxley, Kafka, Rand en zelfs Shakespeare, ons meer hebben verteld over de aard van politieke systemen dan de meeste dissertaties over politieke wetenschappen.
Oorlog, zo vermeldt het rapport, “is het fundamentele sociale systeem”, en “het einde van oorlog betekent het einde van nationale heerschappij”. Omdat “trouw van onderdanen een zaak vereist”, en “een zaak een vijand vereist”, “vereisen – en veroorzaken – oorlogvoerende gemeenschappen dus conflicten”. In andere woorden, een toestand van universele vrede zou fataal zijn voor politieke systemen. Dit is dezelfde betekenis die je kunt vinden in Randolph Bourne’s waarneming dat “oorlog de gezondheid van de staat is”. Maar de gezondheid van het oorlogssysteem, zo gaat het rapport verder, “vereist regelmatig ‘oefening’”. Het is niet genoeg om alleen maar het vermogen tot een dergelijk systematisch geweld te hebben; dodelijk geweld moet met voldoende regelmaat gepleegd worden om de onderdanen van een natie met ontzag vervuld te houden voor de macht over leven en dood die de staat over hen heeft. Het is daarom dat de regering van de Verenigde Staten, in het bijzonder sinds 1941, erin is geslaagd zich in de een na de andere militaire campagne over de hele wereld te verwikkelen.
De “vijanden” die door een staat worden geselecteerd moeten aannemelijk worden gemaakt voor de schaapachtige kuddes, die door hun politieke leiders bijelkaar- en voortgedreven moeten worden. De Sovjet Unie diende deze rol zo’n 40 jaar lang heel aardig, maar toonde zich helaas zeer onsportief door zich uit het spel terug te trekken. Er moest een nieuwe vijand worden gevonden en het was een onderdeel van de zogenaamde bedoeling van het Report from Iron Mountain om enkele alternatieve “vijanden” aan te wijzen voor het geval de op dat moment bestaande niet langer beschikbaar zouden zijn. Het rapport gaf aanwijzingen voor verschillende “alternatieve vijanden” die dienst konden doen om politieke macht in een anders vreedzame wereld te handhaven: van milieuverontreiniging tot bedreigingen van interplanetaire invallers tot etnische minderheden. Het rapport benadrukte dat het essentieel was dat de dreiging er een zou zijn die voor het publiek geloofwaardig gemaakt kon worden, zelfs al zou het, om het aannemelijk te maken, er een zijn waarbij de staat zelf in het geheim betrokken zou zijn.
U zult zich de diverse kandidaten herinneren die ons na de ineenstorting van de Sovjet Unie zijn opgediend: kinderontvoerders, handelaren in verdovende middelen, pornograven, Satanisten, seksueel geweld, rock muziek (speciaal die soort die doet vermoeden dat er satanische boodschappen in de teksten zijn verborgen!), religieuze fundamentalisten en, de duidelijke winnaar internationaal terrorisme. Het was alleen maar nodig om de bedreiging geloofwaardig te maken – wat de gebeurtenissen op 9/11 deden – en de staat kon niet alleen doorgaan met haar oorlogsmacht voor de Amerikaanse bevolking te etaleren, maar kon deze zelfs uitbreiden op een schaal die groter is dan wat er ooit bij vorige oorlogen heeft plaatsgevonden.
Het is ironisch dat nog niet zoveel maanden geleden de huidige aanmoedigers en aanvoerders van de “oorlog tegen het terrorisme” paradeerden onder het vaandel “pro-leven”, in het bijzonder waar dit nuttig was in hun campagnes tegen abortus. Maar het gebruik van staatsmacht – speciaal in het voeren van oorlog – is anti-leven, want het is gebaseerd op het uitoefenen van dwang over mensen. Anderen te dwingen, door middel van dreigementen en geweld, anders te handelen dan zij zouden hebben gedaan zonder een dergelijke dwang, is het ontkennen van het zelfbeschikkingsrecht van alle levende wezens. Door het gebruik van dwang worden we gedienstige robots, voorwerpen, de geestloze automaten welke impliciet zijn aan de geïnstitutionaliseerde baanomschrijving van de “human resource manager”.
Jaren geleden bezocht ik een fototentoonstelling in een museum waar een wetenschapper verslag deed van zijn inspanningen om het oog van een mug onder een microscoop te onderzoeken. Hij vermeldde dat slechts heel even het oog fonkelde in schitterende tinten oranje en groen. Toen stierf de mug en het oog werd zwart. Wat een volmaakt droevige beeldspraak voor wat we menselijke controlesystemen hebben toegestaan te doen met de geestkracht die ieder van ons is aangeboren.
We moeten begrijpen dat alle politiek – ongeacht in welke natie bedreven – een systeem is dat oorlog voert tegen het wezenlijke van het leven. Politiek is niet met geweld te elimineren, want dat zou impliceren dat er zelfs een nog grotere macht vergaard moet worden dan er al is. Ook kan de aard ervan niet veranderd worden, want de inspanning die dat zou vergen is net zo absurd als het voeren van een vredige vorm van oorlog, of een humaan systeem van tirannie. Je kunt er alleen maar bovenuit stijgen; een proces dat slechts kan beginnen als ieder van ons een eind maakt aan de verdeeldheid en angsten waarvoor onze politieke heersers ons zodanig hebben geconditioneerd dat we ze accepteerden.
Pas als we vrede en orde in onszelf ontdekken, kunnen we onze energie onttrekken aan de zo geheiligde vijandigheden en verwarring die ons leven vernietigen.
Butler Shaffer geeft onderwijs aan de Southwestern University School of Law.
Dit artikel is eerder gepubliceerd op LewRockwell.com.
Vertaling door R. Jongen.