Een maand geleden baadde de Europese Unie in de staatsie en symboliek van een historische oostelijke uitbreiding. De beneveling van een roerende verzoening heeft intussen plaatsgemaakt voor een knagende kater. Diverse beleidsmakers zien West-Europa bedreigd door een verscheurende eb en vloed beweging onder Oost-Europese stuwing. Terwijl kapitaal en investeringen zouden wegebben naar de fiscale paradijzen in het voormalige Oostblok, zou ons een vloedgolf van goedkope diensten en werkkrachten uit dezelfde richting verzwelgen. Badend in het zweet van deze angstdroom worden ingrijpende maatregelen overwogen, tot en met verplichte minimale belastingvoeten voor de nieuwe lidstaten. Angst is evenwel een slechte raadgever en neigt in dit geval naar paranoia. De uitbreiding van de Europese Unie is voor onze welvaart geen Bermudadriehoek. Zij kan integendeel ook onze gewesten welvarender maken, niet ondanks maar dankzij de concurrentie uit Oost-Europa.

gdp-map.jpgDe groeiende angstpsychose over het economische gevaar uit het Wilde Oosten is vooralsnog psychologisch. We beschikken niet over duidelijke statistische gegevens die voor West-Europa het doemscenario van de Oost-Europese draaikolk bevestigen. De snaar van angst en vertwijfeling vibreert vooral op een tijdgeest van economische laagconjunctuur en verkiezingen. Enkele spectaculaire dossiers van ondernemingen die investeringen heroriënteren, zorgen dan voor een koor van hoon dat elke redelijkheid overstemt. De panische reacties in de publieke opinie worden ook gevoed door een informatiegebrek over de prijs van de Europese uitbreiding. Alleen het rooskleurige en romantische ideaal van de historische hereniging is de bevolking ingelepeld. De horten en stoten van een dynamisch integratieproces werden niet aangekondigd en lijken daarom een dramatisch onheil.

De nieuwe lidstaten zijn in de Europese Unie gestapt om hun prille democratieën van een economische onderbouw te kunnen voorzien. Zij zullen die welvaart in de eerste plaats zelf moeten afdwingen. Het Europa van de vijftien had voor hen immers geen tweede Marshall Plan veil. De oostelijke lidstaten krijgen alleen, en dan nog met enige beperking, toegang tot de rijke Europese vrije markt en moeten daar hun welvaart verdienen. Die welvaart zal vooreerst ontstaan omdat Westerse ondernemingen in de nieuwe lidstaten een nieuwe thuismarkt vinden voor hun producten en diensten, wat resulteert in lokale investeringen of in bijkomende export. Dat is meteen ook goed nieuws voor de economie van de West-Europese lidstaten, want hun ondernemingen worden sterker in de wereldmarkt, genereren meer winst voor de aandeelhouders en meer tewerkstelling in de hoofdzetels. Tot dusver geen vuiltje aan de lucht.

Wie vrije markt zegt, zegt echter ook vrije concurrentie. Binnen de Europese eenheidsmarkt zullen de Oost-Europese lidstaten met elkaar en met de andere lidstaten concurreren voor het aantrekken van ondernemingen en investeringen. Kreunend onder een overgewicht van reglementering en belasting, zal West-Europa zeker een fitnesskuur moeten ondergaan om het tempo te kunnen volgen. Anderzijds hoeven onze gewesten geen tienkampers te worden die in alle disciplines uitblinken. Onder meer door geografie, goedkopere arbeidskrachten en lagere belastingen, drukt Oost-Europa op sectoren uit de West-Europese lidstaten die precies op dat vlak structureel kwetsbaar zijn. Het spook van desinvestering en delokalisatie duikt dus op, maar het zal lang niet alle kamers van het West-Europese huis teisteren.

De groeipijnen zullen vooral die sectoren treffen waarin de moederlanden van de Europese Unie onvoldoende competitief zijn. Hoe hard de schokken voor de betrokken sectoren ook mogen en zullen zijn, globaal gezien komen we er met z’n allen beter uit. De uitvaart naar Oost-Europa maakt de betrokken producten of diensten immers goedkoper, wat een waaier aan positieve economische effecten genereert. De relatieve welvaart van de Westerse consument neemt toe, wat interne groei aanwakkert. Tegelijkertijd verbetert de winst en het concurrentievermogen van de ondernemingen die de stap naar Oost-Europa hebben gezet, wat tewerkstelling garandeert en de aandeelhouders meer kapitaal oplevert voor investering in de competitievere sectoren van de West-Europese economie. Daarenboven stimuleert delokalisatie de groei van een middenklasse in de Oost-Europese lidstaten, die op haar beurt westerse producten zal consumeren en zo zal bijdragen tot verdere economische groei in West-Europa.

De uitgebreide Europese Unie luidt voor haar West-Europese lidstaten dus geen economisch herfsttij in, maar kan integendeel het begin zijn een nieuwe economische lente. Die analyse vergt enige moed, omdat de tijdelijke nadelen van de Oost-Europese concurrentie zich snel realiseren in identificeerbare sectoren, terwijl de blijvende voordelen geleidelijk groeien en diffuus de hele bevolking dienen. West-Europa heeft nood aan visionaire politici die niet verkrampen bij de creatieve destructie van de nieuwe Europese integratie. Politici die niet willen redden wat moet ondergaan, maar die stimuleren wat kan opkomen: creativiteit, ondernemingszin, infrastructuur, opleiding, technologie, know how en productiviteit in de context van een rechtszekere en dynamischer marktwerking. Dat zijn de competitieve voordelen die het Oude Europa ook binnen de uitgebreide Unie op het groeipad kunnen houden.

De uitbreiding van de Europese Unie kan dus in alle windstreken een succes worden indien we de luiken niet sluiten voor de verfrissende wind uit het Oosten. De prijs die West-Europa in sommige sectoren zal betalen, zal het uiteindelijk elders dubbel en dik terug verdienen. Werknemers in kwetsbare sectoren begeleiden en ondersteunen is zinvol; de sectoren zelf afschermen is niet alleen zinloos maar ook contraproductief. Het medicijn van het protectionisme is immers onnoemelijk erger dan de kwaaltjes van de vrijhandel. West-Europese ondernemingen die hun winstmaximalisatie niet kunnen rapen in Oost-Europa zullen ofwel die elders moeten vinden, ofwel het onderspit delven tegen ondernemingen die buiten de Europese Unie opereren. Wie Oost-Europa in een belastingkartel met minimale aanslagvoeten wil dwingen, zorgt ervoor dat investeringskapitaal niet naar Oost-Europa stroomt, maar Europa verlaat. De Europese Unie ondersteunt beter de economische ontwikkeling van haar oostelijke gewesten dan die in China, Maleisië of Indië.

Het tijdsgewricht van de uitbreiding is voor Europa cruciaal. Internationale studies plaatsen de Europese Unie als de minst dynamische regio van de geïndustrialiseerde wereld. Die trend moet keren, anders dreigt een welvaartsondergang voor het hele avondland. Percenten maken het verschil. De Verenigde Staten zouden vandaag slechts de ontwikkelingsgraad van Mexico kennen indien hun economische groei de voorbije eeuw één percentpunt per jaar lager was geweest. Psychologische angst voor de oostelijke uitbreiding van de Unie is economisch dus een verstikkende wade. De nieuwe lidstaten moeten de Aziatische tijgers van het westelijk halfrond worden, en zo een pan-Europese welvaart stuwen. Dat proces is geen rozenpad, maar een langzame klim waarbij ook West-Europa de lasten van de vrije concurrentie moet torsen. Maar die tijdelijke lasten zullen uiteindelijk voor elkeen lusten opleveren die geen alternatieve route kan bereiken.

De paniekretoriek over de uitbreiding moet dus wijken voor een gezonde geloofsdoctrine. Als de vrije Europese integratie ook de oostelijke lidstaten mag omarmen, worden zij niet de doodgravers maar wel de redders van onze welvaart. Dat integratieproces zal voor West-Europa enige bittere droesem inhouden, maar de uitbreiding van Europese Unie blijft ook voor ons een schitterende kelk met een prachtige afdronk.

Marc De Vos is docent arbeidsrecht op de Universiteit Gent en VUB, en advocaat te Brussel

Dit artikel verscheen eerder in als opiniebijdrage in De Standaard van 07-06-2004.
Zie ook Nova Civitas.

1 REACTIE

  1. De kater is alleszins begrijpelijk. De lauwe opkomst bij de verkiezingen toont ons, dat de doorsnee Europeaan weinig van doen heeft met het EP, en zij die wel zijn gaan stemmen hebben laten zien dat de meerderheid daarvan wenst dat alles bij het oude blijft (sic!), en een minderheid heeft duidelijk gemaakt dat hen als individueel Europees (lid)staatsburger nooit iets is gevraagd over welk Europees beleid dan ook, en/of stelt haar budgettair wanbeleid aan de kaak. Dit alles is deels terecht.

    Echter, het harde feit blijft, dat er zonder een krachtige economie geen sprake kan zijn van doelmatigheid op welk ander beleidsterrein dan ook, dus: Zonder economie geen politiek! Een sobere en bescheiden houding van de politiek ten opzichte van de vrije economie is derhalve bittere noodzaak, omdat iedere vorm van regelzucht deze primaire bron van inkomsten in de kiem smoort, en zo wordt door het overheersende collectivisme van de gevestigde orde in Europa de hand die haar voedt geplunderd, nog voordat zij haar vruchten kan afwerpen.

    Laten wij hopen dat dit niet het lot zal zijn van de nieuwe lidstaten, maar dat er juist krachtig zal worden geinvesteerd in kennis en kapitaal binnen heel Europa, een voorwaarde om ooit een krachtig economisch tegenwicht te kunnen vormen voor de andere grootmachten. Dat geldt voor heel Europa, dus ook de reeds bestaande lidstaten. Naast het streven naar welvaart moet er ook meer aandacht en respect komen voor de verschillende culturele tradities, om ook te kunnen komen tot welzijn. Dat kan alleen door het opnemen van strikte Scheiding van Kerk en Staat c.q. Religie in de Europese Grondwet, oftewel een Neutrale Staat voor elke individuele lidstaat versus het mislukte multiculturalisme. Ook in dit belangrijke opzicht moet er niet worden gemuilkorft! Dit laatste zal onontbeerlijk zijn voor de toekomst van Europa. Pas wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan er worden gesproken van een schitterende kelk met een prachtige afdronk, want enkel welvaart is geenszins een garantie voor welzijn.

Comments are closed.