Richt de schijnwerper op een voorwerp en je ziet het duidelijk. De omgeving blijft echter in…
Richt de schijnwerper op een voorwerp en je ziet het duidelijk. De omgeving blijft echter in het donker. We zullen de schijnwerper echter steeds ergens anders op richten waarmee getracht wordt toch een wat totaler beeld te geven van het grote geheel – de gezondheidszorg – dat we willen belichten.
Dat het tijdperk van “het kan niet op” ook voor de gezondheidszorg voorbij is blijkt wel uit de recente bezuinigingsvoorstellen van de regering: 7 ziekenhuizen sluiten, het aantal bedden vermindert (basis van de prijsvorming!), het wijzigen van de ratio gediplomeerden/ongediplomeerden (in opleiding), het verlagen van de inkomens van artsen en het beperken van medicijngebruik.
Het op macro-niveau bekijken hoe de gezondheidszorg een zo groot budget kon verwerven kan ons misschien ook op weg helpen te bekijken wiens belangen nu eigenlijk gediend worden.
I De kosten van de gezondheidszorg
De medische wereld kon profiteren van de toegenomen welvaart en vooruitgang van de wetenschap. Kennis, kunde en geld konden vertaald worden in dure apparatuur, specialistische medicijnen, luxueuze ziekenhuizen en hoge salarissen. Deze ontwikkeling leidde tot een exponentiële stijging van de kosten ten opzichte van het rendement (= genezing). Een voorbeeld kan dit duidelijk maken: de research en aanmaakkosten van het vaccin tegen kinderverlamming kost slechts een beperkt bedrag ten opzichte van de miljoenen mensen waarbij voorkomen is dat ze de ziekte zouden krijgen. Een luchtbrug naar Houston voor een hartoperatie vergt een veel hoger bedrag in vergelijking met de enkele honderden patiënten die hier baat bij vinden. Nu gaat het hier niet om dat het leven alleen maar waarde heeft bij grote aantallen, maar het geld moet wel opgebracht kunnen worden. Als anderen moeten betalen voor een ziekte waarbij de kans zeer gering is dat ze die krijgen, dan zou daarmee wel eens de grens van deze “solidariteit” bereikt kunnen zijn.
II De panacee voor alle ellende
Er is een sterke afhankelijkheidsrelatie tussen dokter en patiënt. De arts is afhankelijk van de aanwezigheid van patiënten en hij zal dan ook proberen de definitie van ziek zijn zo ruim mogelijk te omschrijven. Eveneens dient de ernst overdreven te worden (voor de zekerheid nog enkele röntgenfoto’s nemen) en het geloof in stand te houden dat alleen de arts de patiënt kan genezen. Hij is succesvol als hij de (toekomstige) patiënt hiervan kan overtuigen, immers de gekweekte afhankelijkheid van zijn deskundigheid is de basis waarop hij geld verdient. Doch ook de patiënt wil gaarne een externe autoriteit ten einde de verantwoordelijkheid voor eigen welzijn te vermijden. Desalniettemin gaat men zich wel kritischer opstellen tegen de “medische macht”.
III Protectionisme
Het beroep van arts (nl. de uitoefening van de geneeskunde) is door de overheid – via de schijnvertoning van de Koninklijke Maatschappij van Geneeskunde – gesanctioneerd en gereguleerd. Het woord monopolie is hier op zijn plaats, namelijk het recht tot het uitgeven van diploma’s die het mogelijk maken alleen de geneeskunde uit te oefenen. Door het aantal diploma’s laag te houden (zo nemen bijvoorbeeld specialisten in ziekenhuizen maar een beperkt aantal artsen in opleiding) treedt de economische wet in werking dat schaarste de prijs verhoogt en daarmee het inkomen en de status van het beroep. “Kwakzalvers” kan men uitsluiten door het uitoefenen van de geneeskunde zo ruim mogelijk te definiëren. Gelukkig kan gesteld worden dat vele “alternatieve geneeswijzen” zich in een steeds grotere belangstelling mogen verheugen.
IV Overheidsregulering
In naam zijn vrijwel alle ziekenhuizen en inrichtingen particuliere ondernemingen (en ook altijd ontstaan uit particulier initiatief), veelal in de juridische vorm van een stichting. In de praktijk heeft de overheid, via wetgeving en financiële regulering, vrijwel alles te vertellen waarbij zij zich laat influisteren door de “medische macht” zelf. Ook op deze manier worden de kosten van de gezondheidszorg omhoog geschroefd namelijk door het stellen van velerlei soorten (minimum)eisen waaraan voldaan moet worden, bijvoorbeeld veiligheidseisen, normen voor gebouwen en interieur, loonkosten, enz.
De laatste(?) uitwas is het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam-Bijlmer; geen ziekenhuis in de binnenstad, groter dan het Pentagon en een atoombomvrij, onderaards ziekenhuis voor in tijden van oorlog. Nee, niet voor u, maar voor…. juist u raadt het al.
Conclusie
Wanneer ik deze kritische noten loslaat op de gezondheidszorg dan is het redelijk te veronderstellen dat ik ook alternatieven kan aandragen. Er zijn vele beleidsveranderingen aan te geven om noodzakelijke ombuigingen te realiseren. Toch wil ik hieraan nu voorbijgaan om tot een meer principieel uitganspunt te komen.
Ik zal zeker niet bestrijden dat de gezondheidszorg ons zeer veel ziektes, ellende en vroegtijdige dood hebben doen voorkomen. Zoals in het begin al is gesteld komt de traditionele gezondheidszorg in een asymptotische relatie tot genezing en financiële offers te staan; meer geld of meer onderzoek brengt vrijwel niet meer gezondheid of genezing. Toch is er nog een zeer grote behoefte aan “gezondheid”, dat wil zeggen aan het voorkomen van ziektes waar de gezondheidszorg niet op is gericht en behoefte aan genezing van ernstige ziektes, als bijvoorbeeld kanker of vele soorten “geestesziekten” (lees daarvoor Szasz!).
De huidige macht van de medische elite, gesteund door de overheid, verstoort op zodanige wijze het evenwicht tussen vraag en aanbod met betrekking tot gezondheid en ziek zijn, dat nieuwe ontwikkelingen – innovatie – in de kiem worden gesmoord en oude kennis en tradities geen eerlijke kans wordt gegeven. Denk hierbij aan acupunctuur, yoga, anthroposofische geneeswijze, natuurgeneeswijze en algemener de meer psychologisch of als “Gestalt” gerichte benadering van de zieke mens.
Laten we het goede dat we verworven hebben niet weggooien, maar laten we wel ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gezondheid en ziekte van de mens.