Hoewel de meesten die zichzelf egalitaristen noemen de mond vol hebben over hogere waarden en rechtvaardigheid, schijnen vooral verschillen in geldinkomens hun de ogen uit te steken. Ondanks hun protesten kunnen zij maar moeilijk de naam “filosofen van de afgunst” kwijtraken.

De gehele of gedeeltelijke gelijkschakeling van de geldinkomens is echter, vanuit het standpunt van de lange termijn bekeken, een waanzinnig idee. Een economisch systeem waarin de rol van het geld volledig geneutraliseerd is – waarin het geld als geld opgehouden heeft te bestaan – is enkel mogelijk op de meest primitieve beschavingen, in kleine gemeenschappen, die volledig afgezonderd van elkaar leven. De kunstmatige gelijkschakeling van de geldinkomens is echter niets anders dan de uitschakeling van het geld als een economische instelling.

Diegenen die het geld als “des duivels” beschouwen kunnen dit misschien ideaal vinden, maar wie enig inzicht heeft in de sociale en economische rol van het geld in het maatschappelijk verkeer zal er wel anders over denken.

In een geldloze economie moeten alle sociale en economische functies van het geld – en dat zijn er nogal wat – op een andere wijze vervuld worden.

Het geld is niet alleen bewaarbare koopkracht, want het is een uiterst sociaal, gemeenschappelijk smeermiddel voor het tot stand brengen van eenmalige of durende samenwerkingsverbanden. Het is ook een soepel communicatiesysteem (via het prijsmechanisme), dat ons inlicht over de verhouding van vraag en aanbod op alle punten in het netwerk van markten en een noodzakelijke voorwaarde voor het nemen van rationele (geïnformeerde, efficiënte en corrigeerbare) beslissingen. Het geld vervult deze functies des te beter naarmate het vrijer kan circuleren.

De egalitaristen zwijgen als het graf wanneer men hen vraagt waardoor zij het geld voor de vervulling van al die essentiële functies zullen vervangen. Of liever, zij beginnen wat te bazelen over “rekeneenheden gebaseerd op arbeid”, over “rationele planning”, enz. – zonder echter enig benul te hebben van de voorwaarden waaronder iets een sociaal bruikbare rekeneenheid kan zijn, waaronder een “rationele planning” mogelijk is en zonder uit te leggen waarom die vage voorstellen, wanneer ze ten uitvoer worden gelegd, meer rechtvaardigheid of zelfs maar meer inkomensgelijkheid teweeg zullen brengen.

De huidige situatie, na vele tientallen jaren van pogingen om meer gelijkheid te bewerkstelligen, is kenmerkend. Hoewel onze sociale, fiscale en economische politiek er op een niet onaardige manier in geslaagd is onze economie aderverkalking te bezorgen door het vrije prijsvormingsmechanisme en het geldverkeer in hoge mate te verlammen, ziet men niet veel vooruitgang op het vlak van de sociale gelijkheid.

De gevolgde politiek heeft niet geleid tot een gelijkschakeling van de geldinkomens, maar men kan moeilijk ontkennen dat er een tendens in die richting bestaat. Dit heeft echter weinig te betekenen. Immers, naarmate de rol van het geld meer en meer geneutraliseerd wordt, neemt het belang van de geldinkomensongelijkheid als factor in de sociale ongelijkheid af.

Men stelt duidelijk vast dat de inkomens in natura een groeiend belang krijgen. Een groot deel van de hedendaagse inkomens in onze “herverdeel en heers”-staten wordt genoten in natura, dus belastingvrij. Luxueuze kantoren, knappe secretaresses, snoepreisjes, gebruik van bedrijfsmiddelen voor persoonlijke doeleinden, privileges en toegang tot de centra van politieke macht en invloed worden graag aanvaard als substituten voor een hoger geldinkomen. Professoren en hoge ambtenaren vliegen de wereld rond naar dure conferenties die geen andere bestaansreden hebben dan de heren een excuus te geven voor nog maar een uitstapje.

De ongelijkheid van de inkomens in natura getuigt van het feit dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Maar de sociale en economische gevolgen van deze vervanging van geldinkomens door inkomens in natura zijn verstrekkend en uiteindelijk catastrofaal. Die inkomens in natura kunnen noch gespaard, noch geïnvesteerd en meestal zelfs niet geruild worden. Zij hebben geen sociale signaalfunctie en laten geen rationele besluitvorming toe. Een geldloze economie is of primitief of een onvoorstelbare chaos.

De egalitaristische ideologie, met haar misplaatst vertoon van morele superioriteit, zal er wel in kunnen slagen het geld te vermoorden, een economische chaos te verwekken, maar zij zal er niet in slagen de sociale gelijkheid te verwezenlijken – tenzij men sociale ongelijkheid enkel meet aan de ongelijkheid van de geldinkomens.

De waarheid is dat de vrije markteconomie steeds tendeert naar de uitschakeling van alle ongewenste ongelijkheden door het coördineren van de vraag naar en het aanbod van gelijkheidbevorderende alternatieven. Maar de markt kan dit slechts doen wanneer de prijs- en inkomensvorming volledig vrij is en wanneer niemand poogt de geldinkomensvorming gelijk te maken (of bestaande ongelijkheden in de geldinkomens te behouden) in het kader van een sociale of economische politiek.