Auke R. Leen is verbonden aan de Vakgroep Staatshuishoudkunde van de Landbouwuniversiteit…
Auke R. Leen is verbonden aan de Vakgroep Staatshuishoudkunde van de Landbouwuniversiteit Wageningen en is lid van de redactieraad van Agorae.
De markt voor kinderopvang schijnt niet goed te functioneren. Tekorten alom. Op wachtlijsten voor opvang in kinderdagverblijven staan zo’n 70.000 kinderen ingeschreven. Door uitbreiding van de kinderopvang als gevolg van het overheidsbeleid doemen er in de kinderdagverblijven, althans zo dacht men in 1990, 15.000 onvervulbare vacatures op. Overheidsingrijpen zou daarom gewenst zijn. Functioneert de markt voor kinderopvang echter wel zo slecht? En, wat zijn de effecten van het gemeentelijke beleid voor de kinderopvang?
De markt van kinderopvang
Een van de gebruikelijke criteria om het functioneren van een markt aan te beoordelen is de verscheidenheid in aangeboden produkten en diensten. Mensen verschillen immers in behoeften en voorkeuren. Verschillen waaraan een markt dient te voldoen.
Vanuit dit criterium bezien, ziet de markt er goed uit. Veel gezinnen waarin de beide ouders werken geven de voorkeur aan opvang buiten het formele circuit. De opvang vindt plaats in het eigen huis of in dat van een familielid. Een van de ouders zorgt voor het kind terwijl de ander werkt. Ook verlenen vaak grootouders, andere familieleden of oudere gezinsleden assistentie. Daarnaast zijn er opvangmogelijkheden bij buren, gastouders, particuliere kinderdagverblijven of gesubsidieerde kinderdagverblijven. Kortom er bestaat een grote verscheidenheid in kinderopvang.
Goedwerkende markten bieden naast verscheidenheid in assortiment ook een variatie in prijs. Een variatie in prijs die in de markt van kinderopvang is terug te vinden. Zo varieert de prijs voor vijf dagen opvang per week in een kinderdagverblijf van fl 80,- per maand in een gesubsidieerd tot fl 1.400,- in een ongesubsidieerd kinderdagverblijf.
Naast assortiment en prijs is een belangrijk criterium om het functioneren van een markt aan te beoordelen het aanpassingsvermogen van de markt aan veranderde omstandigheden. Nu laat het geen twijfel dat er een groeiende vraag naar kinderopvang is doordat steeds meer vrouwen buitenshuis gaan werken. Ook treedt er een verschuiving op in de preferenties van gezinsopvang naar opvang in kindercentra. De markt heeft op deze veranderende vraag gereageerd. De opvangmogelijkheden zijn sterk gegroeid en opvang vindt steeds meer in kindercentra plaats. Ook de werkgevers reageren op de veranderende sociaal-economische situatie met het aanbieden van kinderopvang. Dit gebeurt zowel in de vorm van bedrijfscrèches als via het huren van plaatsen in kindercentra.
Maar hoe staat het dan met de gesignaleerde tekorten aan opvangplaatsen en onvervulbare vacatures? Allereerst, wachtlijsten geven een lang niet betrouwbaar beeld. Veel ouders schrijven zich in op meerdere lijsten tegelijk of vergeten hun naam van de lijst af te halen. Ouders maken vaak geen gebruik van de aangeboden kinderopvang. Zij hadden zich opgegeven voor het geval dat de vrouw (meer) zou gaan werken, of er zou van een verhuizing sprake zijn geweest. Wachtlijsten zijn juist signalen waardoor de markt werkt. Op dezelfde wijze functioneren de verwachte tekorten aan werkers in de kinderopvang. Wachtlijsten en personeelsadvertenties zijn geen tekenen van een inefficiënte markt. Zo bewijst ook het verschil tussen het aantal werkende vrouwen en plaatsen in de formele kinderopvang niet dat de markt niet werkt. Het verschil zegt alleen dat de meeste kinderen in de informele opvang zijn en altijd al zijn geweest.
Lokaal beleid
Wat zijn de gevolgen van het lokale beleid voor de kinderopvang? Via het verstrekken van investerings- en exploitatiebijdragen geeft de centrale overheid de lokale overheid de mogelijkheid nieuwe plaatsen op te zetten voor kinderopvang. De geldelijke omvang van deze stimuleringsmaatregelen groeit van zo’n 150 miljoen in 1990 tot een kleine 300 miljoen in 1994. De voorwaarde van het beleid waar de lokale overheid de meeste invloed op uitoefent is naast de kwaliteitseisen waaraan de kinderopvang moet voldoen, de hoogte van de tarieven voor de inkomensafhankelijke bijdragen.
Allereerst, wat is de invloed van het stellen van kwaliteitseisen op de kosten, omvang en kwaliteit van kinderopvang? Kwaliteitseisen zijn er bijvoorbeeld wat betreft de verhouding staf-kind, de kwalificaties van de staf zelf en de gestelde veiligheidseisen aan de plaats van de opvang. Duidelijk is dat de kosten door deze vereisten enorm zullen stijgen. Een kostenstijging die alleen maar voor de individuele gebruikers op te brengen is met grote subsidies of een volledige financiële verantwoordelijkheid van de overheid.
Ook de omvang van de aangeboden kinderopvang zal dalen. Het verplicht stellen van het hebben van een vergunning en de controle van de naleving daarop doet ongetwijfeld veel meer plaatsen van kinderopvang verdwijnen dan er door het stimuleringsbeleid bijkomen. Ook zullen minder werkers de tijd en de middelen hebben om aan de gestelde opleidingseisen te voldoen.
Over de kwaliteit van de geboden gesubsidieerde kinderopvang valt niet veel te zeggen. Er bestaat geen direct verband tussen de gestelde kwaliteitseisen en de daadwerkelijke kwaliteit van de geboden kinderopvang. Kwaliteitsverschillen treft men veelal aan binnen de verschillende soorten kinderopvang en niet zozeer tussen de verschillende opvangvormen. Wel is het zo dat in zoverre de concurrentie door het kleinere aanbod beperkt wordt, ook het aan de concurrentie gekoppelde streven daalt tot het leveren van betere en goedkopere produkten. Een overheidsmonopolie is niet erg gevoelig voor de kwaliteitseisen van de consument. Bij concurrentie daarentegen is de klant koning. Ouders kunnen van opvangtype veranderen. De werkers zijn gemotiveerd om hard te werken en de middelen efficiënt te benutten.
Vervolgens, wat is de invloed van inkomensafhankelijke bijdragen op de sociaal-economische positie van de vrouw? Als het kinderopvangbeleid niet het welzijn in zijn algemeenheid maar de sociaal-economische positie van de vrouw betreft, zal deze laatste alleen maar achteruit gaan. Iedere inkomensafhankelijke bijdrage is een straf op werken. Eisen op lokaal niveau die bedrijven verplichten bij bepaalde percentages van werkende vrouwen kinderopvang beschikbaar te stellen, hebben eveneens een negatieve uitwerking. Bedrijven zullen, in eerste instantie, jongere vrouwen met kinderen zoveel mogelijk weren om daarmee hun kosten te drukken.
Slot
Tot slot kan gesteld worden dat iedere regelgeving de belangrijkste bron van kinderopvang teniet doet: de eigen inventiviteit van de ouders op grond van een eigen verantwoordelijkheid. Zij beschikken immers over de specifieke kennis omtrent de vereisten waaraan de kinderopvang van hun kind dient te voldoen en de specifieke mogelijkheden daartoe. Kennis, verschillend van tijd en plaats, die op geen enkele wijze in een lokaal beleid tot uitdrukking kan worden gebracht. Iedere, ongetwijfeld goedbedoelde, regelgeving beperkt de concurrentie aan de aanbodzijde en heeft onbedoelde negatieve gevolgen.