Een erg gewaagde uitspraak zal het wel niet zijn als ik Milton Friedman de meest bekende…
Een erg gewaagde uitspraak zal het wel niet zijn als ik Milton Friedman de meest bekende libertariër noem; of semi-libertariër, want sommige radikalen vinden hem wat al te lauw. Murray Rothbard met name laat geen gelegenheid voorbijgaan om te beweren dat Friedman een etatist zonder meer is. En hoewel deze uitspraak natuurlijk moeilijk volgehouden kan worden (in Rothbards geval zijn we er wellicht niet ver naast als we veronderstellen dat enige jaloersheid omwille van het succes dat zijn rivaal kent bij het establishment een rol zal gespeeld hebben), is het een feit dat Friedmans neiging om te allen prijze “praktisch” te zijn al voor problemen gezorgd heeft. Zo is er zijn beroemde negatieve income tax. Iedereen beneden een bepaalde inkomensdrempel KRIJGT geld van de overheid in plaats van te betalen. M.F. ziet dit als een substituut voor de ontelbare subsidies en uitkeringen die de mensen om allerlei redenen ontvangen. De etatisten nemen het idee gretig over… ter aanvulling van de huidige maatregelen, niet ter vervanging.
M.F. “verliest” niet graag tijd binnen de libertarische beweging. Hij fungeert liever als raadgever voor presidentskandidaten en presidenten. Uiteraard kan niemend hem dit kwalijk nemen. Behalve ideologen moeten er immers ook mensen zijn die zich bezinnen over de vraag wat hier en nu de eerste stap is die best gezet kan worden op de weg/naar een vrije maatschappij. Indien u dat nogal vanzelfsprekend vindt, kan ik er alleen maar op wijzen dat in de beweging in de Verenigde Staten zeker niet iedereen het daar mee eens is. Een bepaalde stap suggereren in plaats van een andere, zo redeneren velen daar, betekent impliciet voorstellen dat men voorlopig elders de zaken maar laat zoals ze zijn; het betekent dus voorstander zijn van het laten bestaan van onrecht.
Hoe dan ook, het zal duidelijk zijn dat de betekenis van M.F, niet ligt in zijn fijn uitgewerkte ideologie, maar in het gewicht dat hij legt, op de politieke besluitvorming en op de heersende ideeën-trend. Indien een bepaald aanvaarden van de vrije markt ook in brede lagen van de bevolking vandaag niet meer zó gek of utopisch klinkt als enkele jaren geleden, is dit wellicht meer aan Friedman te danken dan aan wie ook. De debatten waaraan hij deelnam, de interviews die hij gaf, zijn televisieserie “Free to Choose” hebben hier veel gedaan. Wel zou ik beweren dat de diepte van het inzicht dat men opdoet door zijn leerschool te doorlopen wel iets minder is dan bij zijn collega-nobelprijswinnaar Hayek. Bovendien, en dit is een merkwaardigheid die we bij nog meer denkers ontmoeten, is M.F. het meest bekend door die zaken waarvoor hij het meest te bekritiseren valt, namelijk (in zijn geval dan) monetaire aangelegenheden. Hij is voorstander van een systeem van vrij fluctuerende wisselkoersen, wat natuurlijk prachtig klinkt. Maar binnen dat systeem zou elke staat rustig aan “fiat-money” politiek mogen doen naar believen, zonder enige band met goud of welk ander objectief criterium. M.F. stelt dan wel bescheiden voor dat de regeringen dit “recht op inflatie” (want dat is het) dat hij hun toekent met mate zouden gebruiken. Hij stelt voor de hoeveelheid papiergeld jaarlijks met niet meer dan een vast percentage te verhogen. In zijn jongste boek zet hij er geen cijfer meer op, maar destijds zou dit percentage ongeveer 3 of 4 bedragen hebben. De willekeurigheid van een dergelijke maatregel is overduidelijk. Even duidelijk is de houding van de libertariër tegenover dit probleem. Los van alle tijdelijke en overgangsmaatregelen kan hij alleen maar vaststellen dat een min of meer universeel aanvaard ruilmiddel zeer geschikt is om de marktaktiviteiten vlot te laten verlopen. Diezelfde markt zal er dus wellicht prachtig in slagen zelf zo’n ruilmiddel te creëren. Zelfs de 24-karaatlibertariër Rothbard, die men gewoonlijk zowat als het libertarische geweten kan beschouwen, blijft hier wat in gebreke door zijn steeds herhaalde exclusieve nadruk op het goud. Zeker goud heeft grote voordelen, maar toch blijft het op zijn minst denkbaar dat de markt anders zou beslissen. Vooral met de technische ontwikkeling, waarin computers in een handomdraai duizenden ingewikkelde berekeningen maken, blijken oplossingen mogelijk die, wanneer ze door personen verricht moesten worden, als veel te ingewikkeld en dus onrealistisch van de hand gewezen konden worden. Zo lijkt het denkbaar dat voor elk produkt of prestatie de prijs TEGELIJK zou bepaald worden in goud, in zilver, in minuten consultatie bij advokatenfirma x en dokterscollectief y, in postzegels van postbedrijf z, enz. Al deze “waardemeters” worden op hun beurt natuurlijk zelf ook gemeten in termen van hun “collega’s” Klaagt daar iemand dat aldus elk begrip van absolute waarde verloren gaat? Precies! Dat is het grote voordeel en de wijze les die de vrije markt (zoals ook de systeemtheorie, de ecologie de recente fysica en kennistheorie, de oosterse mystiek en de visie van het anarchisme) verondersteld werd ons al lang geleerd te hebben, maar die zelfs sommige libertariërs nog steeds niet goed onder de knie schijnen te hebben: er is niets absoluuts, alles hangt samen met alles. Wie A wil begrijpen moet zowel voor het definiëren als voor het verklaren ervan verwijzen naar B, C, D enz. Hetzelfde voor B met A, C, D, E …..; voor C met A, B, D E …. Of hoe zelfs Milton Friedman ons tot diepzinnige bespiegelingen kan verleiden.