De Nobelprijs economie 1976 werd zojuist toegekend aan de Amerikaan Milton Friedman. Een…
De Nobelprijs economie 1976 werd zojuist toegekend aan de Amerikaan Milton Friedman. Een “controversiële” en “ultra liberale” figuur noemen de kranten hem. Dat is hij zeker vanuit hun, meestal collectivistisch getint standpunt. Maar dat is hij ook voor ons, niettegenstaande wij het grotendeels met hem eens zijn.
Milton Friedman is een vurig voorstander van de vrije economie en hij wijst, consequent, elke economische overheidsinmenging af. Steeds in al zijn werken vindt men deze houding terug. Door middel van tientallen verschillende benaderingen toont hij steeds weer aan, dat elke overheidsinterventie een neerwaartse druk uitoefent op de productie en de levensstandaard. Hij plaatst zich, zonder voorbehoud, in het kamp der vrije markt-economen, zoals Von Hayek, Von Mises, Hazlitt, Rothbard, Sennholz en tientallen anderen, onder wie hun illustere voorvader, Adam Smith.
Daar staat tegenover dat Milton Friedman voorstander is van een “beperkte, gecontroleerde, regelmatige aangroei” van de geldvoorraad, waarmee de overheid de maatschappelijke voorzieningsprogramma’s “waartoe zij geroepen is” kan uitvoeren, zodat zij niet verplicht is steeds maar weer beroep te doen op de gedwongen fiscale en sociale “bijdragen” van haar onderdanen.
Het is ongetwijfeld een belangrijk pluspunt dat een zo gekend figuur die nu bovendien geëerd werd met de Nobelprijs, zich zo onverdeeld achter de vrijheid stelt. Hij vormt samen met Nobelprijswinnaar Economie 1974, Friedrich von Hayek, een illuster vrijheidstweetal. Beiden zijn het er totaal over eens dat elke overheidsinterventie in de economie uit de boze is. Maar in tegenstelling tot Friedman wijst Von Hayek elk monetair optreden van de overheid af. Samen met ons staat hij een volledige scheiding voor van staat en economie, geld inbegrepen. Zijn standpunt: dat is niet alleen de ideale oplossing wat betreft de individuele vrijheid van de burgers en de beste waarborg wat betreft het behoud en de groei van hun levensstandaard, maar bovendien de enige op- lossing die behoorlijke waarborgen biedt dat we niet opnieuw “van voren af aan beginnen”, zij het dan misschien met een schone lei.
Hij is, zoals wij, de mening toegedaan dat wat Friedman voorstelt, een weliswaar gecontroleerde inflatie is, maar dat het nog steeds inflatie is. En voor ons is inflatie fraude. Wettige fraude maar fraude.
Wellicht is Milton Friedman deze mening niet toegedaan. Wellicht heeft hij niets tegen fraude. Wat er ook van zij, men kan hem in ieder geval niet verwijten dat hij de techniek van de inflatie niet onderkent of haar aard tracht te verdoezelen. Wat eveneens een niet te onderschatten pluspunt is. Nu wordt het immers weer moeilijker voor collectivistische economen en politici de schuld van de inflatie in de schoenen te schuiven van “heblustige handelaars”, “onverantwoorde fabrikanten” en “op woekerwinst loerende speculanten” , om op die wijze steeds meer nieuwe dwangwetten door het parlement te drijven.