Een alternatief voor het repressieve strafrecht De huidige malaise op het vlak van…
Een alternatief voor het repressieve strafrecht
De huidige malaise op het vlak van het strafrecht is een ieder bekend. Het stijgend aantal vooral kleine strafrechtelijke inbreuken en de machteloosheid van het repressief crimineel beleid doen de belangstelling voor een alternatief, op vergoeding gestoeld systeem stijgen. Dit vraagt echter een heel andere opvatting omtrent individuele rechten en criminele justitie. Nozick en Dworkin merken terecht op dat men zich in een strafzaak niet alleen bezig moet houden met constitutionele rechten en met de aanspraken van de gemeenschap. Het is belangrijk de posities van alle partijen in ogenschouw te nemen.
Hierdoor is een misdrijf niet langer meer een inbreuk van de dader tegenover de staat. De relatie slachtoffer-dader komt op de voorgrond te staan.
Belangrijk hierbij is dat de moraliteit of de immoraliteit van de daad door de betrokkenen zelf kan worden beoordeeld, wat een veel rechtvaardiger criterium van beoordeling is. Heden ten dage wordt het slachtoffer nog met moeite als getuige in een proces aangehoord. Het strafwetboek en het wetboek van strafvordering vermelden niet eens zijn naam. Nochtans is dit niet altijd zo geweest.
De Romeinse beschaving, waarvan het recht een grote rol heeft gespeeld in de hele Westerse wereld, maakte geen duidelijk onderscheid tussen de civielrechtelijke en de strafrechtelijke aansprakelijkheid. Straffen (poena publica) zoals wij die kennen werden enkel opgelegd ten einde voornamelijk politieke misdrijven te beteugelen (hoogverraad, omkoperij). Delicten, gepleegd tegenover medeburgers werden bestraft met wat men noemde “poena privata”. Deze poena privata gold tegelijkertijd als straf en als schadevergoeding.
De oorsprong van deze poena privata moet gezocht worden in het wraakrecht. De Romeinen leefden oorspronkelijk in stamverband en wanneer een lid van de ene “gens” schade toebracht aan een lid van de andere “gens”, kon een wraakactie worden ondernomen (vindicata). Door het afsluiten van een “pactum” kon deze “vindicata” worden afgekocht.
Naarmate de Romeinse staat meer georganiseerd werd, verdween het wraakrecht en de overheid dwong het slachtoffer zich tevreden te stellen met de poena privata. Het vroegere pactum kreeg objectiefrechtelijk karakter.
De Middeleeuwen gingen verder op deze Romeinse traditie. Het slachtoffer bekleedde een centrale positie in het strafproces. Bij een inbreuk tegen het vigerende recht kwamen dader en slachtoffer, vaak met hun achterban (familie) samen op een neutrale plaats (kloosters, kerken); daar werd gedebatteerd over de op te leggen boete of straf.
In de 19de eeuw werd dit systeem van retributie vervangen door restitutie onder het mom van betere rechtsbescherming. In deze periode werden vele – wat wij vandaag noemen – “misdrijven zonder slachtoffer” ingevoerd: exhibitionisme, prostitutie, enz. Het strafbaar stellen van een “sexueel ongewone” handeling is het gevolg van het feit dat de medische sector er zich mee ging bemoeien. Ze wilden de bestraffing van deze daden doorvoeren ten behoeve van de preventie. De medische branche stelde zich op als “moral crusader” om hun opgedane kennis inzake de psyche te laten vertalen in strafwetten. Het sanctiesysteem dat zij voor dergelijke handelingen vooropstellen (internering) zou ervoor zorgen dat de dader heropgevoed zou worden en aangepast zou worden aan de maatschappij. Dit systeem van internering houdt echter grove onrechtvaardigheden in: de beroepsmogelijkheden zijn verminderd, de bezigheidstherapie is verplicht en de duur van de straftijd is erg variabel (hangt van de vorderingen af). Hayek schreef hierover: “Gelijkheid voor de wet betekent dat alle mensen gelijk moeten worden behandeld ondanks het feit dat ze verschillend zijn”.
Terug naar vandaag. Wat wij willen verdedigen is dat het bij een misdrijf gaat om de schending van de rechten van de persoon of van het eigendom. Om van een overtreding te kunnen spreken, moet men minstens met twee zijn: slachtoffer en dader. Hierdoor kunnen druggebruik, prostitutie en zelfmoord (1) niet langer strafrechtelijk worden beteugeld.
Bij het invoeren van het retributief systeem worden nogal wat vragen gesteld, die op het eerste gezicht moeilijk oplosbaar zijn. Het is nu onze bedoeling om op een aantal vragen een antwoord te geven, dat een aanzet kan zijn voor een dieper doordenken van het retributief systeem.
1) tot medio deze eeuw was zelfmoord in Engeland strafbaar. De familie van de zelfmoordenaar werd gestraft, doordat alle goederen van de persoon in kwestie werden geconfisceerd.
1. De hoogte van de vergoeding
Dit is veruit het meest moeilijke probleem bij het invoeren van het retributiesysteem.
Nu bepaalt de rechter zowel de hoogte als de aard van de straf. Als slachtoffer kun je hieromtrent geen enkel voorstel doen. Zelfs al vindt het slachtoffer bestraffing niet nodig, dan nog kan de overheid, in de persoon van het Openbaar Ministerie beslissen te vervolgen, opdat “gerechtigheid” geschiedde. Wiens gerechtigheid?
In het retributief systeem kan het probleem van de vergoeding als volgt opgelost worden.
Ofwel stelt elke persoon van te voren een lijst op met de hoogte en de aard van de straf, die hij eist wanneer tegen zijn persoon of zijn goederen een inbreuk wordt gepleegd. In dit geval zijn er geen problemen. De dader kon vooraf op de hoogte zijn van de “kostprijs” van de daad. Door de verplichting op te leggen deze lijst te publiceren (zoals dat nu gebeurt b.v. met hypothecaire leningen of bij de verkoop van een onroerend goed) wordt de kennisname door de dader verzekerd. Dergelijk systeem werkt ook preventief. Hierover zullen we het straks hebben.
Het opstellen van dergelijke lijst roept heel wat vragen op. De eerste vraag die we ons kunnen stellen is: kan het potentiële slachtoffer de toekomstige straf geheel vrij bepalen? In principe moet hier positief op geantwoord worden. Elke persoon bepaalt in welke mate hij zijn persoon of goederen beschermd wil zien. Er zijn echter beperkingen. Een libertarische strafrechtstheorie laat niet toe dat straf gebaseerd is op wraak en vergelding, zoals dat nu het geval is. Immers een dader verliest alleen die rechten in de mate dat hij een inbreuk heeft gepleegd op andermans rechten; geen enkele misdrijf is identiek, hoe gelijkend de gepleegde daden ook mogen zijn. Daarom moet de dader de mogelijkheid krijgen om buitensporige sancties aan het oordeel van een arbiter te onderwerpen. Dit zal voor gevolg hebben dat het potentiële slachtoffer zijn “boetelijst” zo realistisch mogelijk zal proberen op te stellen. Anders loopt hij de kans dat de dader zich tot de arbiter wendt waardoor de straf kan worden verminderd tot een voor het slachtoffer niet aanvaardbare hoogte.
In dit verband moeten we opmerken dat er altijd randgevallen zullen zijn: misdrijven waarvan het onmogelijk is de juiste vergoeding vast te stellen. Dit doet echter niets af van de deugdelijkheid van het nieuwe systeem. Ook bij het huidige strafsysteem kunnen we ons vragen stellen m.b.t. de rechtvaardigheid van bepaalde straffen.
Wanneer het slachtoffer geen voorafgaande straf heeft voorzien op de tegen hem gepleegde inbreuk dan kunnen we het volgende systeem toepassen. In een eerste fase trachten dader en slachtoffer tot een akkoord te komen over de op te leggen straf. Dit is niet onrealistisch, wanneer men bedenkt dat heel wat daders achteraf spijt hebben van hun daad, en hun schuld heel graag zouden afkopen. Bereiken beide partijen geen akkoord, dan kan het slachtoffer nog altijd gebruik maken van het bestaande systeem en de strafvervolging instellen. Een tweede vraag die we ons kunnen stellen wanneer we het hebben over de hoogte van de vergoeding is het probleem van opzet enerzijds en van onzorgvuldigheid anderzijds. Mijns inziens kan men, wanneer men uitgaat van de positie van het slachtoffer, geen onderscheid maken tussen beide strafrechtelijke handelingen. Het slachtoffer kan door beide daden evenveel worden geschaad. Het is uiteindelijk aan het slachtoffer om te bepalen in welke mate hij de dader van een onopzettelijk misdrijf zijn schuld wil kwijtschelden.
2. Mislukte pogingen
Het retributiesysteem laat niet toe dat mislukte pogingen worden bestraft. Velen zien dit als een zwakke plek van het vergoedend strafrecht. Men is van oordeel dat men veelal verder onheil kan vermijden. In het derde punt zal worden uitgelegd waarom preventie niet in het strafrecht thuishoort. Tenslotte wil ik nog opmerken dat vele mislukte pogingen meestal toch kunnen worden bestraft als een misdrijf van een lager niveau (b.v. een mislukte moord kan worden gestraft als slagen en verwondingen). Hierdoor is de hele problematiek van de mislukte poging tot heel wat kleinere proporties teruggebracht.
3. Preventie
Een van de doeleinden van ons huidig crimineel beleid is de preventie. In dit kader kunnen we ook het bestraffen van pogingen zien.
Het huidige strafsysteem baseert zich hiervoor op paternalistische gronden (de Staat moet haar onderdanen “beschermen” …. tegen elkaar) of op utilitariteitsoverwegingen (wanneer we onheil kunnen voorkomen, dan wordt er nut bijgevoegd). Deze beide systemen maken echter geen onderscheid tussen rechten en doeleinden. Deze laatste kunnen echter slechts in het kader van het eerste gezien worden. Wanneer nu, met als doel preventie, pogingen worden bestraft, dan blijft de deur open staan om ook potentiële daders op te pakken. De huidige wereld bewijst dat met een repressief strafrechtsysteem ook onschuldigen kunnen worden opgepakt.
In het retributief systeem heeft preventie geen plaats. Het hoort thuis in de sociale factor. De “Labelingtheorie” heeft aangetoond dat would-be misdadigers een sociale sanctie kunnen oplopen: men sluit ze uit of laat ze links liggen. Het terugplaatsen van de preventie waar ze hoort, de sociale sector, heeft bovendien nog een mogelijk neveneffect.
De laatste decennia is de sociale controle in onze maatschappij sterk achteruit gegaan. De mens is heel sterk op zichzelf gericht. Het retributief systeem kan misschien een prikkel zijn om mensen er toe aan te zetten zoveel mogelijk zaken onder elkaar op te lossen. Het huidige strafrechtsysteem heeft de bevolking immers laks gemaakt. De kracht die van de sociale controle kan uitgaan is lamgelegd daar ze is overgenomen door een geïnstutionaliseerde organisatie.
De geringe rol die het slachtoffer speelt bij de bestraffing van de dader leidt vaak tot heel onrechtvaardige situaties; heel wat kosten kunnen niet worden gerecupereerd: ambulance- en ziekenhuiskosten, werkverlies door de tijd gespendeerd in de rechtszaak, spanning en angst. Het retributief systeem wil het slachtoffer zijn volwaardige plaats teruggeven. De voordelen van dit alternatief systeem zijn onmiskenbaar.
Aliënatie van de dader wordt vermeden, daar hij veelvuldige contacten heeft met het slachtoffer. Ook de frustraties van het slachtoffer worden verminderd. Hij kan hierdoor opnieuw vertrouwen krijgen in de rechter, die als een soort van arbiter zou fungeren. De inschakeling van het retributiesysteem in het huidige beleid is gemakkelijk: de infrastructuur is er reeds. Gevangenissen zijn heel duur, bovendien worden ze mede gefinancierd door de slachtoffers (dit is economisch onverantwoord). De dader kan zich eventueel verzekeren, zo kan onvermogendheid worden opgelost.
Aangezien het slachtoffer veel meer inbreng heeft, zal de aangiftebereidheid stijgen, hierdoor zal misdaad niet langer meer lonend zijn.
Het argument dat rijke misdadigers door het retributiesysteem zullen worden bevoordeeld, kan worden ontkracht door de vergoeding aan te passen aan het vermogen.
Dit paper heeft niet de pretentie een volledig uitgewerkt retributiesysteem voor te stellen. Het wil alleen aantonen dat andere wegen kunnen worden bewandeld, en in sommige plaatsen al zijn bewandeld. Wanneer we streven naar een meer rechtvaardige maatschappij, dan zal het strafrecht niet meer mogen toebehoren aan een monopolistisch repressieorgaan,
Marianne Capelle (assistente Rijksuniversiteit Gent)
Het retributiesysteem (betalen aan slachtoffer) ipv repressief strafrecht is een uitstekend schade-compenserend middel. De gerechtelijk bepaalde somma moet door de staat aan het slachtoffer worden uitbetaald, en de staat moet er op toezien dat de dader de somma aan de overheid terug betaald. Doet hij/zij dat niet, dan kan diegene de straf enkel ontlopen door zich te ontrekken aan de souvereiniteit van een land door naar een ander land te gaan wat geen uitleveringsverbond heeft. Dwangarbeid kan een vorm zijn van terugbetalen van de somma aan de staat. Dwangarbeid moet dan natuurlijk wel duurder uitbetaald worden dan gewone arbeid in vrijheid. Binnen het strafproces is er schikking mogelijk door overleg van de hoogte van de somma, met name in gevallen van onbewuste/onbedoelde misdrijven. Uiteraard moeten de daden met straffen gecodificeerd zijn.
Elke daad is in situatie en achtergronden anders, dat is in het gewone strafrecht niet anders, daar is een rechter voor om een strafmarge te bepalen. Het wordt wat anders bij niet voltooide daden of als er sprake is van strafbare daden waar geen slachtoffer bij betrokken is, dan is er geen sprake van een uit te keren somma aan het slachtoffer. Maar dat kan dan toch aan de staat worden betaald? Bovendien waaorom zou dit retributiesysteem niet ingepast kunnen worden binnen het bestaande strafrecht systeem? Met name in situaties waar er sprake is van een slachtoffer zou deze (of nabestaanden) moeten kunnen aangeven of zij in de strafbepaling zich zouden willen beroepen op een retributieve strafmaat. Is er geen slachtoffer, dan zou de dader een keuze moeten kunnen maken. Onder de relatie dader-slachtoffer versta ik zowel burgerij in natuurlijke rechtspersonen, als niet natuurlijke rechtspersonen (bedrijven etc), als wel overheidssegmenten. Want ook de overheid behoort een rechtspersoon te zijn. Als een burger in Nederland een ambtenaar verwijtbaar bejegend wordt er een dubbele strafmaat opgelegd, dat zou omgekeerd ook moeten zijn, ware het alleen al om respect en gezag zuiver te houden. Het spreekt voor zich dat ambtelijk schenden behalve een dubbele strafmaat ook een dubbele straf kent, voor enerzijds het verzaken aan de ambtelijke plicht en anderzijds een straf voor het duperen van het slachtoffer. De laatste kan retributief zijn…
Ik denk dat een systeem van retributie (terugebetaling van met name verwijtbaar geleden schade in somma) een zeer bruikbaar en maatschapij-louterd systeem kan zijn, waarmee strafrecht een nieuwe impuls van zingeving krijgt, immers het lijkt wel een spelletje ‘Memory voor Rechters’ als recidivisme schering en inslag is, omdat het huidige strafsysteem ook voor iedereen te wensen over laat… Openbaarheid van vonnis en uitvoering is (preventief) altijd een goed middel tot demonstratie van het rechterlijk gezag in het bieden van orde en veiligheid voor de burgerij.
Tot slot zou het zo moeten zijn, dat bij een geconstateerd delict een voorschot van aan het slachtoffer betaald moet kunnen worden van het te verwachten ontvangen bedrag in retributie. Hiermee heeft het slachtoffer tijdens de rechtsgang ook een financiele reserve actief deel te kunnen nemen. Ik ben namelijk ook een voorstander van een actievere positie van het slachtoffer in het strafproces, als zingeving in het slachtofferschap. De kritiek dat een slachtoffer partijdig is, is onzin! De rechter bepaalt de straf, het slachtoffer
doet niets anders dan verhaal maken, en dat doet een OVJ ook, net zo goed als de advocaat van de wederpartij probeert de dader haar straf te ‘ontlopen’. Daarom is de positie van de rechter alles bepalend in een strafproces, en of een strafsysteem nu repressief is of retributief doet hier niets aan af. Ik zie vooral voordelen aan een retributief systeem in toevoeging op het bestaande systeem.
Comments are closed.