Geachte Redactie, Gaarne geef ik gevolg aan Uw verzoek, op blz. 3 van het…
Geachte Redactie,
Gaarne geef ik gevolg aan Uw verzoek, op blz. 3 van het juli/augustusnummer om een reactie op het artikel van dr. Frank van Dun, “Eigendom is geen eeuwigdurend recht”.
Ik citeer hem eerst. ‘De meeste libertariërs zullen het erover eens zijn dat men het eigendomsrecht in eerste instantie moet verwerven door arbeid of effectief gebruik – de eerste gebruiker van een zaak is de eerste rechtmatige eigenaar van de zaak’.
Ik ga akkoord als men zou zeggen: het eigendomsrecht over een zaak behoort primair aan de maker van die zaak. De auteur voegt daar evenwel direct aan toe: ‘of effectief gebruik’. Dat beschikkingsrecht komt nota bene volgens hem toe aan een ‘oorspronkelijke toe-eigenaar’ dus ook als deze laatste niet zijn eigen arbeid als grondslag voor die eigendom kan laten gelden. Diens ‘arbeid’ slaat immers niet op het maken van de zaak, maar op het zich toe-eigenen zonder meer. De eigenaar die zijn eigendom in de steek laat verliest m.i. niet zozeer zijn beschikkingsrecht doch louter zijn beschikkingsmacht. Intussen is deze zinsnede een mooi voorbeeld van hoe macht in recht overgaat – een praktijk die nooit met de mond wordt goedgepraat, maar wel getolereerd.
Het uitgangspunt dat alleen eigen arbeid de grondslag van het eigendomsrecht kan/mag vormen, betekent automatisch dat grondeigendom daar niet aan beantwoordt. Immers, de grond, als natuurgave, is zonder enig menselijk toedoen tot stand gekomen, en wordt evenzeer zonder enig menselijke arbeid in stand gehouden, d.w.z. als zgn. ‘blote grond’ – dus losgedacht van eventueel daarin of daarop aangebrachte menselijke arbeidsproducten, zoals opstallen, vruchtbaarmaking e.d.
Wat gebeurt er feitelijk? Iedereen heeft minstens één plek grond (lokatie) nodig om überhaupt te kunnen blijven bestaan. Hij kan die plek gekocht hebben -of een van zijn erflaters kan dat gedaan hebben-, maar dat kopen ging altijd gepaard met het betalen door de koper van een zgn. gekapitaliseerde pachtsom; wie een stuk gronds gebruikt als pachter, betaalt die pachtsom voortdurend. Die betalingen zijn noodzakelijk teneinde van de grondeigenaar toestemming te krijgen om die natuurgave te mogen gebruiken – dwars tegen elke slogan in dat ‘de aarde de mensen gegeven is om niet’, ofwel ‘de aarde is des Heren’.
In wezen betekent elke grondtransactie – koop of pacht – een “onteigening-zonder-schadeloosstelling”. Immers, de verkopende of verpachtende grondeigenaar levert geen enkele prestatie, maar vordert wel van de grondgebruiker een tegenprestatie. In feite komt dit aardig overeen met hetgeen een kidnapper doet: ‘je geld of je leven’ betekent immers slechts: ik, rover, schenk je je leven mits je mij betaalt, alsof het leven van het slachtoffer niet al tevoren dat slachtoffer toebehoorde!
Welke pur sang libertariër kan in gemoede het grondeigendomsrecht blijven verdedigen? Doet hij wél, dan moet hij niet langer zeuren over de noodzaak van ‘vrije markteconomie’, want er is geen vrijheid mogelijk onder het zojuist geschetste regiem van legale rooftocht.
Laat niemand nu opperen dat een grondeigenaar eerst zelf (of via zijn voorouders) zijn eerlijk verdiend geld heeft uitgegeven om eigenaar te worden. Dat is precies hetzelfde wat een lid der mafia doet als hij aan een andere boss wat betaalt om een eigen rayon te mogen bewerken.
Legitiem zou het pas zijn als elke grondgebruiker voor het exclusief privé mogen genieten van een gedeelte der aarde niet langer aan een andere particulier een vergoeding zou afdragen, maar voortaan aan de gemeenschap. Elk voordeel van een bepaalde lokatie ontstaat immers vrijwel uitsluitend vanwege de publieke gemeenschapsvoorzieningen, en ten dele door de natuur zelve; in elk geval niet dankzij enig toedoen van de eigenaar van die lokatie. De logica hiervan is rechtsfilosofisch niet te ontzenuwen. Maar er komt nog iets veel belangrijkers bij. Indien de vergoeding voor lokatievoordelen aan particuliere grondeigenaars blijft toegespeeld, kunnen deze laatsten er weinig anders mee doen dan het via een bank in circulatie laten brengen – en dat is nu juist het prototype van de inflatie: geld in omloop zonder werkelijke rijkdom aan goederen er achter. Alleen hetgeen de grondeigenaar voor zijn eigen consumptie gebruikt, wordt in echte producten omgezet, maar dat is altijd maar een fractie van wat er gerealiseerd had kunnen worden.
Daarentegen kan de gemeenschaps-overheid met het in ons Grondvestplan binnenkomende bedrag aan lokatie-voordeel-vergoedingen wel degelijk iets positiefs doen. Ze kan kiezen tussen (a) dezelfde publieke voorzieningen blijven bekostigen uit die grondrecht-inkomsten, en dan tegelijkertijd de bestaande belastingen naar evenredigheid verlagen of afschaffen, of (b) de belastingen geheel of ten dele handhaven, maar het daarenboven binnenkomende grondrecht-bedrag aanwenden om nog meer of betere voorzieningen te treffen. In beide gevallen stijgt allerwege de koopkracht en tevens de Waarde van de lokaties – omdat die zelfde koopkracht- verhoging leidt tot intensiever grondgebruik.
Dit systeem is het enige dat de markt en het ondernemerschap werkelijk bevrijdt. Libertariërs zouden dit m.i. ook moeten toejuichen en propageren, in plaats van op de bemoeizucht van de staatsoverheidsorganen te kankeren; die is helaas onvermijdelijk zolang de oer-oorzaak van de onvrijheid intact gelaten wordt.
Kortom: het gaat mij er dus niet om dat het eigendomsrecht niet “eeuwigdurend” zou mogen zijn – want wat is er nou toch tegen het voortduren van eigendomsrecht dat stoelt op eigen arbeidsinspanning -, maar dat er een principieel onderscheid wordt gemaakt tussen eigendomsrecht over arbeidsproducten – waarmee nooit een monopolie kan worden uitgeoefend – en over de grond als natuurgave, hetgeen altijd een dwangmonopolie in stand houdt.
mr. W. Costerus – voorzitter Bestuur Stichting Grondvest.
(Antwoord: “De Georgistische drogrede”, pag.8)