Zo luidt de titel van een door het Libertarisch Centrum uitgegeven brochure. Een precies…
Zo luidt de titel van een door het Libertarisch Centrum uitgegeven brochure. Een precies antwoord daarop is natuurlijk niet te geven, omdat vrijheid moeilijk meetbaar is. Wel kan men alvast stellen dat, wanneer circa 50% van wat men als inkomen ontvangt via de belastingen afgeroomd wordt, men zeker voor de helft ONvrij is. Hoe is die toestand er gekomen en wat zijn de alternatieven? En waarom is een alternatief nodig? Zie daar enkele vragen waar het libertarisme belangstelling voor heeft.
Hoe ongunstig de recente evolutie inzake de vrijheid ook is, één aspect is positief: de mensen zijn cynisch geworden, zij maken zich geen illusies meer. Patriottische en andere mystificaties doen het niet langer. Men WEET dat politieke en parapolitieke activiteit niet gericht is op “’s lands belang”, maar op het verwerven van rijkdom en macht. De politieke wetenschap bevestigt dit gevoel: men komt tot de bevinding dat de oorsprong van de staat niet moet gezocht worden in theo- of democratische mythes, maar in bruut geweld. Een slimme volkstam overwon in de oorlog een andere, doch moordde hem in tegenstelling tot de gewoonte niet uit; hij maakte hem schatplichtig. Een verslagen maar levende rivaal kan belastingen betalen! De verdere evolutie en verfijning van dit systeem staat ongeveer gelijk met de geschiedenis zelf.
Helaas bleef het systeem instabiel. Er zijn teveel kandidaat-meesters en de slaven blijven het (meestal) onprettig vinden. De economisten (voor militairen en politici bleef het een zware dobber) zouden nog beter ontdekken: iedereen vrijlaten, alle contacten laten plaats hebben op vrijwillige basis. “Het enige dat verboden is, is verbieden”. Lijvige boekdelen werden gevuld met het aantonen van alle voordelen van dat beginsel dat, aangevuld met dat van het privé-eigendom, de vrije markt creëert. Het libertarisme is de erfgenaam van die vrije-markttraditie, maar dan met de uitdrukkelijke toepassing ervan op alle terreinen van het leven, dus niet alleen de economie in enge zin (investeren, produceren, kopen en verkopen), maar ook in (de lijst is niet volledig) kunst, cultuur, (afwezigheid van) dienstplicht, geneeskunde en gezondheidszorg, drugs, onderwijs, raciale problemen, geldcreatie, radiozenders, seksualiteit, wegenbouw, (afwezigheid van) belastingen, milieuproblemen, ontwikkelingshulp, armenzorg of verzekeringen. Steeds blijft in dit alles de basisstelling: met je eigen persoon en eigendom doe je wat je wilt, met die van een ander slechts datgene wat hij bereid is je, al dan niet mits tegenprestatie, toe te staan. En van gedwongen overeenkomsten kan uiteraard helemaal geen sprake zijn. Aan de staat (zo die er al moet zijn – zie verder) komt terzake geen initiatiefrecht toe, noch uiteraard enige repressieve taak.
Politiek gezien zal deze consequente stellingname het libertarisme soms in rare toestanden brengen, n.l. die van op twee stoelen te zitten. Zo zullen wij, wat raciale aangelegenheden betreft, het regime in Zuid-Afrika veroordelen, daar het van staatswege segregatie opdringt, maar evenzeer veroordelen wij integrationistische wetten waarbij het b.v. een café- of restauranthouder verboden wordt een selectie te maken onder het publiek dat hij tot zijn instelling wenst toe te laten.
Of neem de geneeskunde: dokters willen wij gerust vrij hun ereloon laten bepalen, maar anderzijds hebben wij weinig begrip voor monopolistische voorschriften op de onwettige uitoefening van de geneeskunde en dies meer. Vrije markt, de consument kiest! “Is die consument daar “rijp” voor?”, “komt de kwaliteit van de geneeskunde dan niet in gevaar?”, “worden wij dan niet spoedig allemaal door kwakzalvers aan de rand van het graf gebracht?”, zo luiden enkele vragen die men, mutatis mutandis, ook naar andere terreinen dan dat van de geneeskunde kan overplaatsen. De libertariërs ontvluchten deze opwerpingen niet, integendeel, zij grijpen ze aan als gunstige gelegenheden om het inzicht in de werking van een vrije maatschappij te verdiepen.
Inzicht alleen is echter niet genoeg. De ingesteldheid, het gevoel moeten volgen (of misschien zelfs voortrekken). Wie bang is voor de vrijheid, vindt steeds wel een pseudo-argument om aan te tonen dat het zonder Vadertje Staat zal scheeflopen. De libertariërs staan dan ook helemaal achter de trend in de moderne psychologie naar echtheid, individuatie, autonomie. Een “vrij mens” is slechts hij die vrij is (= afwezigheid van uiterlijke belemmeringen) en een mens (= interne factor). Hoever willen de libertariërs gaan bij dit alles? Sommigen gaan tot het uiterste: de staat gewoon opdoeken. Bescherming en justitiële functies (de laatste die men gewoonlijk aan de staat wil onttrekken) zijn voor hen economische goederen zoals andere: er zijn betere en goedkopere naast minder goede en duurdere manieren om ze te “produceren”. Je kunt er veel van willen (en kopen) of met wat minder tevreden zijn en dus een iets groter veiligheidsrisico lopen. Zoals overal elders zal ook hier slechts het marktmechanisme die individuele voorkeur tot zijn recht laten komen en selectief bevredigen. De markt wordt dus een zelfbeschermend en zelfregulerend systeem.
Andere libertariërs zijn minder optimistisch. Ze zien dit “anarchokapitalisme”, zoals het genoemd wordt, als een utopie en houden het liever bij liever één vogel in de hand dan tien in de lucht, of concreet: een weinig staatsgeweld, onder vorm van een geïnstitutionaliseerd monopolie over het uitoefenen van dwang, om méér geweld tegen te gaan. In elk geval is het interessant vast te stellen dat met dit anarchokapitalisme dus een vorm van anarchisme is ontstaan die tevens – in tegenstelling tot de klassieke vormen ervan – verwoed voorstander is van privé-eigendom, ook over de productiemiddelen.
Interessante auteurs i.v.m. met dit alles (maar niet noodzakelijk libertariërs in strikte zin): Ludwig Von Mises, Ayn Rand, Murray Rothbard, Friedrich A. Hayek, Robert Nozick, Milton & David Friedman., John Hospers, Nathaniel Branden, Peter Breggin, Thomas Szasz, Henri Lepage en de Belg J. Defoort met zijn recente boek De belastingmaatschappij. Ook een heleboel Sciencefiction is libertarisch geïnspireerd.