Inleiding

De nogal “geladen” vraag werd mij gesteld of Ayn Rand ook behoort tot die reeks libertarische denkers die hier hun beurt krijgen. Uiteraard wel. Niettemin had ik oorspronkelijk niet de bedoeling haar ideeën te onderzoeken, daar ik meende dat er reeds voldoende Randiaanse (of, in haar eigen term: objectivistische) geest door de Vrijbrief waaide. Meer bepaald was mijn reeks artikelen opgevat in de aard van: kijk eens, er zijn ook nog andere denkers die beslist de moeite waard zijn. Maar goed, ik neem de uitdaging aan: Ayn Rand behoort zeker tot de belangrijke libertarische denkers, al is het eerste dat we kunnen aanstippen dat zijzelf dit ten stelligste loochent: het objectivisme is een ideologie die je (tot op de laatste komma) aanvaardt of verwerpt, maar daar houdt het mee op. Zij aanvaardt geenszins dat men het beschouwt als een subsysteem van wat dan ook. En tegenover bijvoorbeeld de Libertarian Party staan zij en haar volgelingen uitgesproken vijandig. Een van de voorwaarden die gesteld worden om een bandje toegestuurd te krijgen van de objectivistische uitleendienst, is dat je geen lid bent van de L.P. Tegenover de Republikeinse Partij, waar Ayn Rand nochtans evenmin voor in aanbidding staat (over Ronald Reagan heeft ze heel wat stekelige dingen te zeggen) en waarvan de graad van “objectivistische correctheid” naar ik vermoed toch nog heel wat lager zal liggen, heeft ze steeds veel toegeeflijker gestaan: In 1972 verklaarde ze dat stemmen voor Richard Nixon de enige moreel verantwoorde handelwijze was (nee, niet zomaar een kwestie van “tactisch of strategisch het meest aangewezen”). En wanneer men weet dat “moraal” bij Ayn Rand ook niet zomaar een lachertje is, doch iets dat verwijst naar de natuur van de realiteit zelf, lijkt dit toch wel een zware uitspraak.

Metafysica en kennisleer

Die natuur van de realiteit en de manier waarop die moet leiden tot de vrije maatschappij, laten we dit eens van naderbij bekijken. Maar éérst alvast een bemerking die ietwat verrassend kan overkomen: Ayn Rand bestrijkt met haar ideeën een zeer uitgestrekt terrein: metafysica, kennisleer, psychologie, economie, moraal, enz., noem maar op. De veronderstelling die gewekt wordt en die nog wordt versterkt door haar voortdurende aansporing “check your premises” is dat haar stellingen op al deze gebieden logisch uit elkaar zouden voortvloeien. We verwachten op elke bladzijde uitdrukkingen te vinden als “Daaruit volgt dat…”, “We zagen zoëven dat… “, “maar daar staat tegenover dat…”, “en zoals we zouden verwachten blijkt dus inderdaad…” enzovoort, kortom uitdrukkingen die wijzen op een redenering, op gevolgtrekkingen. Niets is echter minder waar: wat we vinden is een echte orakelstijl, krachtige affirmaties en striemende schimpscheuten aan het adres van degenen, die het met haar niet eens zijn; kortom, een stijl die eerder doet denken aan mystieke revelatie dan aan rationeel denken. Van een auteur voor wie “mysticist” zowat het hevigste scheldwoord in haar vocabulaire is, kan dit zeker verrassend genoemd worden. Maar laten we ons door dit alles niet afschrikken en dus een blik werpen op sommige van haar beweringen, te beginnen met de meest metafysische, en kijken in welke mate ze aanvaardbaar en relevant zijn.

“A = A”. Dit is juist. Het is zelfs meer dan juist, het is een “verité a la palisse”. Indien A niet gelijk was aan A, dan was het A niet. Dit is wat men in de logica noemt een tautologie; men zegt tweemaal hetzelfde. Men trappelt ter plaatse. “Het bestaan bestaat” (Existence exists). Jammer dat we deze fameuze slagzin op zo’n povere manier moeten afdoen, maar dit is eigenlijk niet waar of onwaar; het is gewoon slechte grammatica, zowel in het Engels als in het Nederlands. Het is zoals “de sneeuw sneeuwt”, een zin die men naar keuze kan vervangen door “het sneeuwt” of “er valt sneeuw” maar die als dusdanig afgewezen moet worden. Bij het lezen van een uitdrukking als “het bestaan bestaat” moeten we dus een alternatieve formulering vragen.

“Er bestaat iets dat wij waarnemen en wij bestaan met bewustzijn in ons bezit. Bewustzijn is de mogelijkheid om datgene waar te nemen wat bestaat. De waarheid is de erkenning van de realiteit; het verstand, het enige middel tot kennis dat de mens heeft is zijn enige waarheidsstandaard… Het verstand is het vermogen dat het materiaal uit de werkelijkheid, dat door de zintuigen van de mens wordt voorgeschoteld, waarneemt identificeert en integreert”. Duidelijke onwaarheden zitten er in dit alles niet. Wel stoort de vanzelfsprekendheid waarmee dit alles gedebiteerd wordt. Voor problemen waarmee de westerse filosofie eeuwen geworsteld heeft (om van de niet-westerse wereld voorlopig niet te spreken) blijkt hier niet alleen de oplossing gevonden te zijn, maar die oplossing is zelfs zó vanzelfsprekend dat mensen die ze niet zo evident vinden (waaronder sommige van de meest eminente denkers uit de geschiedenis) onmiddellijk van kwade trouw verdacht worden en dan ook de walgelijkste beledigingen naar het hoofd geslingerd krijgen (zie inzonderheid het boekje “For the new Intellectual”). Vermits ikzelf echter tot die domoren behoor voor wie het allemaal niet zo duidelijk is, veroorloof ik mij enkele vragen en opmerkingen.

Laten we eerst dat blijkbaar zo belangrijke concept “bestaan” onderzoeken. Denk je eerst eens de ontelbare, steeds licht verschillende betekenissen in waarin we dit woord gebruiken. “Er bestaan geen eenhoorns”, “er bestaan wel paarden, maar het paard waarvan ik vannacht gedroomd heb bestaat niet echt”, “er bestaan twee oplossingen”, “Christus heeft nooit bestaan” (grappig, ik heb het over een persoon en vermeld dan als een van zijn eigenschappen het niet-bestaan; hoeveel “niet-bestaande personen” zijn er op die manier wel; Bertrand Russell heeft een oplossing voor dit probleem, maar ze is louter taalkundig). Vraag is nu: wat betekent “bestaan” toegepast op de uiteindelijke realiteit, wanneer ik zeg: “er bestaat iets”. Sommigen zouden verwijzen naar het potentieel kunnen waargenomen worden, maar dat zou “bestaan” herleiden zijn tot “bewustzijn” en komt dus niet in aanmerking. De idealistische filosofen, zoals Hegel, krijgen het van Ayn Rand immers lelijk op hun kop omdat ze zoiets aandurven. En als ik dat bestaande iets verwijder, wat blijft er dan over? Niets? Opletten, niet te veel vragen stellen, of je maakt van dat “niets” ook iets en dat wordt verwarrend. Ofwel: lege ruimte. Maar wat is ruimte? “Bestaat” zij? Voor Immanuel Kant was zij een categorie van ons denken, maar die arme Immanuel heeft ideeën die (vooral op moreel gebied weliswaar) net goed zijn voor zombies, dus dat is ook al weer duidelijk. Ik wil dus maar aantonen dat aan het begin van je filosofie zeggen “er bestaat iets” ook alweer niet zo verhelderend is als het op het eerste gezicht lijkt.

En dan dat bewustzijn. Wij hebben bewustzijn, zo luidt het. En inderdaad geeft Ayn Rand vaak de indruk (nee, dit is geen karikatuur) dat wij ons bewustzijn aanschieten en afleggen als een jas. En welk bezwaar heb ik daartegen? Heel veel! Er is namelijk een andere, m.i. heel wat beter verdedigbare opvatting dat, wij niet zozeer een bewustzijn hebben, maar wel, al was het maar gedeeltelijk een bewustzijn zijn. Maakt dat veel verschil uit? Wis en waarachtig wel. Als ik alleen maar een bewustzijn heb in plaats van het te zijn, dan is dit bewustzijn alleen maar mijn bezit, doch maakt het geen deel van me uit. Maar wie is dan die “ik” die eigenaar is van dat bewustzijn? Die cellen en beenderen? Is dus de materie eigenaar van de geest? Ik dacht: net omgekeerd!

En verder: bewustzijn is de mogelijkheid om datgene waar te nemen wat bestaat. Alleen maar dat? En wat bijvoorbeeld met de mogelijkheid om mij in te beelden wat (nog) niet bestaat? De waarheid is de erkenning van de realiteit. Dit is niet zeer duidelijk. Wat is “erkenning” en hoe moet die geschieden? Andere denkers hebben getracht meer precies te zijn door te spreken van “afbeelding” of “mentale reconstructie”, maar kwamen al vlug voor andere problemen te staan.

Het verstand is het enige middel tot kennis. Een arrogante uitspraak, zolang ze niet grondig bewezen is. Op welke gronden worden mystieke bespiegeling, poëtische vervoering en doodgewone “inspiratie” zomaar weggewuifd? Zeer mooi, maar hoe controleer je dat alles, luidt de standaardopmerking. Mijn antwoord “ad hominem”: dit is een pragmatische vraag, en pragmatische beschouwingen worden ook weer door Ayn Rand verworpen als criterium. En trouwens: door wat wordt het verstand dan wel gecontroleerd? Door zichzelf? Dat is als jezelf aan je eigen voetstappen omhoogtrekken. Meer helderdenkende rationalisten als Karl Popper geven dan ook grif toe wat evident is: dat vertrouwen op het verstand een “geloof” is als vertrouwen op elke andere kennisbron en dus even blind en willekeurig.

En dan nog dit steeds weer terugkerende punt: het wilskarakter van het denken. Volgens Ayn Rand is het feit of men al dan niet nadenkt het gevolg van een keuze. Tegen deze bewering is heel wat in te brengen en wel in de eerste plaats van logische aard. Wie “beslist” na te denken doet dit allicht niet zomaar. Hij heeft zich eerst de vraag gesteld: zal ik nadenken, en zo ja, waarom? Wat zijn de voor- en nadelen? Kortom: hij ìs al aan het nadenken. Zelfs indien hij zou beslissen niet na te denken heeft hij toch nagedacht. Meer empirisch is echter de volgende beschouwing: ik meen dat men het nadenken kan vergelijken met b.v. het ademhalen; men kan er gedurende een korte tijd mee stoppen of men kan het bewust activeren. Maar wie meent dat zijn denken totaal van zijn wil afhangt moet maar eens trachten gedurende bijvoorbeeld l minuut zijn geest leeg te maken en helemaal niet te denken!

Tot daar een korte kennismaking met Ayn Rand’s metafysische en kennistheoretische ideeën. Veel zou er aan toegevoegd kunnen worden: commentaar op wat ze zegt en aanstippen van zaken die ze niet of te weinig vermeldt (het belang van het genetische standpunt, van hypothesen en theorieën en van het subjectieve element daarin, de rol van verificatie en falsificatie, de taal en haar gevaren zowel als mogelijkheden, de mate waarin onze kennisbronnen soms de zaken zowel duidelijk maken als vervormen).

Eén zaak zal echter duidelijk zijn: de bewering als zou het objectivisme nu de problemen finaal opgelost hebben is op zijn minst wat overdreven. En mocht de waarde van het libertarisme afhangen van de geldigheid van de basisstellingen van het objectivisme, dan zou het er voor dit libertarisme eerder droevig uitzien.

Bij een volgende gelegenheid onderzoeken we eens wat Ayn Rand ons te vertellen heeft over psychologie en ethiek.