Voordat ik de tekst van mijn lezing op de kring-Schiedam reproduceer, zal ik eerst twee kanttekeningen maken.

1) Bij veel mensen ligt geen argumentatie van hun mening ten grondslag. Ik ga in dit artikel slechts in op argumentaties die al dan niet leiden tot een libertarische meming.

2) Met “jongeren” doel ik op die personen die de puberteit voorbij zijn en die (nog) weinig “vastroestingsverschijnselen” vertonen.

Wanneer je gaat proberen om mensen (studenten, jongeren) te overtuigen van het Libertarisme merk je vaak dat mensen moeilijk te overtuigen zijn met goede argumenten. Mensen zijn in staat om te zeggen: “Ik ben het met je eens, maar mijn gevoel zegt iets anders”.

Nu is mijn theorie dat als iemand iets anders voelt dat dat niet vanzelf gebeurt. Op bewust of onbewust niveau moet ergens een filosofie verankerd liggen die als iemand iets anders voelt, maakt dat hij/zij eigenlijk iets anders denkt.

Maar een goede vraag is hoe het gevoel of zelfs het verstand van iemand, niet meegaat met goede argumenten. Een mogelijk antwoord op deze vraag is dat er collectivistische filosofieën impliciet in het dagelijks taalgebruik aanwezig zijn.

Mijn definitie van collectivisme is: een filosofie waarin systematisch aantasting van de individuele vrijheid wordt gepropageerd.

Ik zal van het dagelijkse taalgebruik vier belangrijke collectiviseringen bespreken (waarom dit inderdaad vier collectiviseringen zijn, verklaar ik later).

1) Het gebruik van definities die onlogisch zijn, zodat het denken dat gebaseerd is op deze definities bijna nooit meer tot goede uitkomsten kan leiden.

2) Het gebruik van definities die collectivistisch van aard zijn, zodat het denken dat gebaseerd is op deze definities ook collectivistisch van aard is.

3) Het gebruik van onlogische woordencombinaties of uitdrukkingen, hetgeen tot misleidende conclusies en/ of tot compromissen leidt.

4) Het gebruik van collectivistische uitdrukkingen, hetgeen tot collectivistische conclusies leidt. Van deze 4 typen definities en woordencombinaties geef ik voorbeelden.

Voorbeeld 1

Het gebruik van een onlogische definitie.

Stel dat mijn definitie van individuele vrijheid de volgende is:

“Een toestand waarin ieder individu mag doen en laten wat zij/hij wil zonder daarbij gehinderd te worden door een ander”.

Deze definitie is tegenstrijdig met zichzelf.

Als ieder individu mag doen wat zij/hij wil zonder daarbij gehinderd te worden door een ander, mag een individu stelen, moorden, vernielen etc. zonder daarbij te worden gehinderd door een ander.

Maar als een individu dit doet dan geldt voor een ander individu dat deze gehinderd wordt in haar/zijn doen of laten. Deze individuele vrijheid kan dus niet voor iedereen gelden, zoals dat wel in de definitie staat. Deze definitie is dus fout.

Een aanhanger van de individuele vrijheid volgens deze definitie (een soort anarchist) gaat nu in naam van het streven naar individuele vrijheid over tot zware vrijheidsaantastingen of tot het propageren hiervan.

Voorbeeld 2

Het gebruik van collectivistische definities.

Stel dat mijn definitie van “eerlijk” is: “iedereen heeft altijd gelijke kansen op succes”.

Als ik nu met deze definitie over inkomensverdeling ga nadenken, kom ik tot de conclusie dat alle inkomens gelijk moeten zijn, desnoods met geweld, omdat mensen met verschillende inkomens ongelijke kansen hebben, hetgeen volgens mijn definitie oneerlijk is. (Als ik meer geld heb dan een ander kan ik b.v. meer investeren). Zo leidt een collectivistische definitie tot een collectivistische conclusie.

Voorbeeld 3

Het gebruik van een onlogische woordencombinatie.

Stel: Ik zeg dat ik voorstander ben van vrijheid en democratie. Hierbij is mijn definitie van vrijheid dat iedereen mag doen en laten wat zij/hij wil totdat zij/hij de vrijheid van een ander aantast.

En mijn definitie van democratie is dat er door alle inwoners van een land gestemd wordt over het beleid van de regering, waarbij de meerderheid beslist. Dit is een onlogische woordencombinatie, omdat vrijheid en democratie volgens mijn definities tegenstrijdig zijn.

Als er gestemd wordt door de meerderheid dat ik dood moet dan moet iemand mijn vrijheid gaan aantasten. Als de meerderheid vindt dat ik belasting moet betalen dan moet ook iemand mijn vrijheid gaan aantasten (door mij te bedreigen met gevangenisstraf als ik niet wil betalen).

Als men van deze onlogische woordencombinaties uitgaat, leidt dit b.v. tot een compromis tussen beide begrippen. De ene keer gaat men uit van democratie, de andere keer van vrijheid, net zoals het uitkomt. Zowel voor vrijheidsaanhangers (Libertariërs) als voor democratieaanhangers is deze woordencombinatie misleidend: de combinatie suggereert dat beide begrippen samen kunnen gaan.

Voorbeeld 4

Het gebruik van een collectivistische woordencombinatie.

Stel dat ik zeg dat ik het recht heb op een uitkering, waarbij mijn definitie van “recht” is: “het mogen beschikken over”.

Dit wil zeggen dat ik vind dat ik mag beschikken over het geld dat afkomstig is van belastingbetalers. Deze belastingbetalers zijn verplicht om belastinggelden af te dragen zodat ik kan beschikken over de uitkering waar ik recht op meen te hebben. Mijn recht op een uitkering betekent tevens iemand anders plicht om deze uitkering op te brengen.

Een belastingbetaler komt aan dit geld door te werken. De belastingbetalers zijn nu volgens mij verplicht om voor mij te werken omdat ik het recht meen te hebben om te beschikken over het geld dat deze belastingbetalers verdienen met werken. Ik meen dus het recht te hebben om te beschikken over anderen. Zo kan een collectivistische uitdrukking leiden tot een collectivistische conclusie.

Nu kom ik weer terug op mijn verhaal. Ik denk dat de mensen die niet van de libertarische filosofie te overtuigen zijn, minstens één manier, en waarschijnlijk alle vier manieren, van definiëren en woorden combineren hanteren die bewust of onbewust tot collectivisme leiden. Mensen die onlogisch definiëren en/of combineren komen tot onlogische conclusies, mensen die collectivistisch redeneren, komen tot collectivistische conclusies. De onlogische conclusies op maatschappelijk gebied zijn over het algemeen collectivistisch (zoals in de voorbeelden). Dit laatste hoeft natuurlijk niet per se zo te zijn. Iemand kan proberen democratie na te streven door individuele vrijheid tot een maximum te vergroten. Die persoon maakt dan een aantal fouten en collectivistische redenaties, die elkaar opheffen. Dit is echter niet gebruikelijk. Kijk b.v. maar naar politiek-Den Haag.

Om nu te zorgen dat meer mensen libertarisch worden is het wellicht handig als mensen eerst géén onlogische en/of collectivistische definities, en/of woordencombinaties, van definities maken. Om dit te bewerkstelligen zijn er verschillende mogelijkheden.

a) Het veranderen van de omstandigheden van mensen zodat zij bepaalde onlogische definities en/of woordencombinaties niet meer hanteren.

Stel dat de uitkeringen worden afgeschaft dan zou er ook vrijwel niemand op het idee komen hier recht op te hebben. Wellicht leidt de informatiemaatschappij tot zulke omstandigheden.

b) Het is mogelijk om artikelen te publiceren waarin mensen gewezen worden op de consequenties van hun dagelijkse taalgebruik. Hierbij denk ik aan tijdschriften, kranten enz.

c) Als iemand zelf logisch en individualistisch taalgebruik hanteert dan neemt de omgeving dit wellicht over.

d) Men kan personen in de directe omgeving wijzen op collectivistisch en/of onlogisch taalgebruik. Mijn voorstel met betrekking tot de jongeren/studenten is het ombuigen van het taalgebruik nu dat nog mogelijk is.

Jongeren en studenten zijn vaak nog niet zo vastgeroest als ouderen. Het is nu dan nog noodzakelijk om o.a. publicatiemedia te vinden en jongeren/studenten logisch en individualistisch te leren denken en spreken.