Een samenvatting van de tien programmapunten van het communisme, zoals uiteengezet door Karl Marx in het Communistisch Manifest, 1848.

Uit: Voluntaryist april ’88

Vertaling: Barry Bravenboer

“In elke combinatie zijn deze drie supermachten permanent in oorlog… Het is een strijd met beperkte doelen tussen twee strijders die geen materiële reden hebben om te vechten en niet door enig echt ideologisch verschil worden gescheiden.”

George Orwell, “De theorie en praktijk van Oligarchisch Collectivisme.” 1984

Deze gedeeltelijke analyse van het Communistisch Manifest werd aanvankelijk geïnspireerd door een verlangen de schokkende bewering van George Orwell te testen dat de drie supermachten van de 20ste eeuw “niet door enig echt ideologisch verschil worden gescheiden”. Zou het waar kunnen zijn, vroegen wij ons af, dat tussen het Sovjet-rijk en de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, de verschillen niet liggen in de principes (ideologie) maar in de nuances? In onze analyse van de tien ‘programmapunten’ en vergelijkbare VS-politiek vonden we dat, hoewel er aanzienlijke verschillen zijn in de mate van uitvoering van de macht, alle drie supermachten de theorie onderschrijven van staatszeggenschap over de levens en aciviteiten, ook over de eigendommen, van hun loyale en gehoorzame burgers.

Het belang van dit stuk neemt toe wanneer het wordt bezien in het licht van de gevoerde buitenlandse politiek van de drie supermachten.

(De Romeinse cijfers geven Marx’ stellingen aan. De hoofdletters geven de huidige toepassing in de VS aan, en het zal de lezer niet moeilijk vallen om de overeenkomst met België en/of Nederland te zien {red.}).

I. Afschaffing van grondeigendom en aanwending van alle grondhuur voor algemene doeleinden.

A. Niemand kan in de VS grond bezitten (zie de Freedom School-definitie van eigendomsrecht), d.w.z. de staat heeft de uiteindelijke zeggenschap en kan grond afpakken als het daartoe besluit, ‘in het algemeen belang’.

B. Bijna alle grond is politiek ingedeeld. Deze beslissingsregels dwingen een zogenaamde eigenaar de grond te gebruiken zoals de politici voorschrijven, tenzij hij een speciaal privilege van ze kan verkrijgen.

C. ledere eigenaar moet elk jaar een bedrag aan de staat betalen, anders wordt hij van zijn grond verdreven. (De Marxisten noemen dit grondhuur, de VS burgers noemen dit onroerendgoedbelasting, maar duidelijk is dat alleen een eigenaar iemand van zijn land kan verwijderen).

II. Een stevige progressieve inkomstenbelasting.

A. Deze stelling werd in de VS in 1913 aangenomen via het Zestiende Amendement van de grondwet.

III. Afschaffing van alle erfrechten.

A. Onze eigen successie- en schenkingsrechten plus de onroerendgoedbelasting hebben het erg moeilijk gemaakt om de toegenomen rijkdom over te dragen van een generatie op de andere. Veel welgestelde Amerikanen hebben, in een poging een groter deel van hun rijkdom voor hun erfgenamen te bewaren, een ‘deal’ met de staat gemaakt, door middel van stichtingen. Op deze manier doen zij vrijwillig afstand van hun eigendomsrecht, in ruil voor het privilege het te beheren, hen gegund door de staat. (Privileges die eenvoudig kunnen worden ingetrokken wanneer het eigendomsrecht wordt afgeschaft).

IV. In beslagname van de eigendommen van emigranten en rebellen.

A. Voorbeeld: Internering van Japanse Amerikanen gedurende de Tweede Wereldoorlog.

B. Voorbeeld: in 1987 moest het lid van het Congress Georg Hansen zijn huis en auto verkopen om zijn vrijlating uit gevangenschap te kunnen kopen die was gebaseerd op valse beschuldigingen gebaseerd op zijn aanklachten tegen misbruik door de belastingdienst en het Ministerie van Justitie. Anderen, op een minder spectaculaire wijze, zijn hun eigendommen kwijtgeraakt wegens hun opstandige houding tegen staatsvoorschriften ten aanzien van hun grond, bedrijven, schoolonderricht voor kinderen, etc.

V. Centralisatie van het krediet in handen van de Staat, d.m.v. een Nationale Bank met Staatskapitaal en een exclusief monopolie.

A. Deze Marxistische stelling kwam tot stand door een wetgeving van het Congress in 1913 (Federal Reserve System).

VI. Centralisatie van de communicatie- en transportmiddelen in handen van de Staat.

A. Een Amerikaan die een radio- of televisiestation, een telefoonmaatschappij of een andere communicatiedienst wil beginnen, heeft een vergunning nodig van de Federal Communications Commission en moet die ook regelmatig laten verlengen.

B. ledere Amerikaan die een grensoverschrijdend vlieg-, trein-, bus- of vrachtbedrijf wil beginnen moet zich verzekeren van een vergunning van de Interstate Commerce Commission.

VII. Het volgens een algemeen plan uitbreiden van Staatsfabrieken en productiemiddelen, in cultuur brengen van braakliggende grond en verbetering van grond in het algemeen.

A. De VS heeft herhaaldelijk zijn macht gedemonstreerd door het geven, en weer intrekken, van de toestemming om te produceren, en door de lonen en prijzen, en de kwaliteit van goederen, vast te leggen. Bureaucratische afgevaardigden kunnen bedrijven binnenlopen en de boeken van iedere onderneming controleren en huur (vennootschapsbelasting) berekenen aan de zogenaamde eigenaars voor het privilege om te ondernemen. We noemen dit systeem eufemistisch ‘vrijheid’ en ‘particulier eigendom’ maar de de facto macht in handen van de staat is het enige wat Karl Marx of de moderne communisten interesseert*.

B. Alle landbouwgrond in de VS staat onder toezicht van het Ministerie van Landbouw, het Agentschap voor Bodembeheer, en ook de provinciale landbouwschappen.

C. Alle ‘open land’ en bossen die niet onder toezicht van het Ministerie van Landbouw staan, worden gecontroleerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Bureel grondbeheer. Het gaat hierbij om 7% van de grond in South Carolina, meer dan 50% in de Rocky Mountain-staten en 100% in Alaska.

VIII. Gelijke aanspraken voor allen op arbeid. Instelling van industriële legers in het bijzonder voor de landbouw.

A. De gunstige legale status die aan de vakbonden in de VS is toegekend heeft miljoenen in banen gevangen die door vakbondsgedelegeerden worden gecontroleerd en die kunnen bevelen aan het werk te gaan of te stoppen met werken.

B. De brede aanvaarding van het Civilian Conservation Corps (Werkverschaffing) en andere Werkbrigades gedurende de New Deal dagen in de 30-er jaren geven ons een milde vooruitblik op de regelgeving die wij gedurende de volgende grote depressie kunnen verwachten.

IX. Combineren van de landbouw met de industrie; geleidelijke afschaffing van het verschil tussen stad en land d.m.v. een gelijke verdeling van de bevolking over het land.

A. Het Ministerie van Landbouw, in samenwerking met de Nationale Bank, heeft miljoenen familieboerderijen failliet doen gaan en dit heeft geresulteerd in grootschalige landbouwondernemingen die personeel werven om de tractoren te besturen.

B. Makkelijk-geld politiek van de Nationale Bank, gecombineerd met stadsvernieuwing en huurbescherming, plus stijgende onroerendgoedbelasting in de steden en Rijkswegenplannen (al te vaak met subsidie), moedigen miljoenen aan naar de haastig opgetrokken slaapsteden te trekken, en om naar hun werk in de steden te forenzen. Tegelijkertijd verlaten de boeren met tegenzin het platteland om banen te nemen in de steden.

X. Gratis onderwijs voor alle kinderen op openbare scholen. Afschaffing van kinderarbeid in zijn huidige vorm. Combinatie van onderwijs en industriële productie, enz.

A. Dit werd in de VS al in 1870 een voldongen feit.

* De communistische revolutie voltrekt zich zoals Kameraad Lenin voorspelde. „De Amerikanen hijsen de rode vlag. Ze noemen hem niet rood, maar wat kan ons het schelen hoe ze hem noemen”. Aldus Nikita Chroetsjov in een rede voor het Sovjet Parlement na zijn ‘goodwill’ reis door de VS.