Heel vaak wordt mij gevraagd wat we nu eigenlijk bereiken met al onze inspanningen voor een…
Heel vaak wordt mij gevraagd wat we nu eigenlijk bereiken met al onze inspanningen voor een vrijere en betere wereld.
Tot voor een jaar geleden was mijn antwoord meestal dat we een eind op weg gekomen zijn, en nu een kern van goede mensen hebben die het individuele vrijheidsideaal begrijpen, er naar trachten te handelen, en die zeker de toorts verder zullen dragen.
Het is prettig dat ik de laatste tijd dan ook nog kan aantonen dat de PRIVATISERING voor een groot deel door het libertarisme op gang gebracht is. Dit argument slaat ook wel aan, en in de vorige Vrijbrief hebt u er meer over kunnen lezen.
In het juni-nummer van REASON stond een artikel naar aanleiding van een toespraak van Milton Friedman. Friedman kreeg in 1976 de Nobelprijs voor Economie. Dit artikel geeft een goede verklaring van de ontwikkeling van ideeën in de wereld. Het kan ons helpen in het verklaren van de maatschappijontwikkelingen, en een steun geven om niet te vlug de moed te verliezen. Friedman is bekend door zijn boeken, die ook in het Nederlands zijn vertaald, en door zijn televisie-serie over economie.
Het volgende is een bewerking en verkorting van de genoemde toespraak:
In de laatste paar decennia heeft er een duidelijke verandering plaats gevonden in de gedachtewereld van het publiek. Het klimaat is sterk gewijzigd in de richting van meer vertrouwen in een grotere rol voor de vrije markt, en de mening dat de overheid niet de oplossing is maar het probleem.
Aan de andere kant van die medaille, in de praktische wereld, in de wereld waarin we leven, zijn we verder af van een vrije maatschappij dan we 30 of 40 jaar geleden waren.
De wereld van de ideeën is de ene kant op gegaan, en tot nu toe is de praktische wereld de andere kant opgegaan. En die twee stromen, al lijkt het tegengesteld, zijn nauw met elkaar verbonden. Friedman stelt dat de belangrijkste reden waardoor we vorderingen in de ideeënwereld gemaakt hebben, net is omdat we in de practische wereld achteruit gegaan zijn.
Als we bijvoorbeeld kijken naar de ideeënwereld van de vijftiger jaren, dan zien we dat personen die zich zorgen maakten over de groei van de welvaartsstaat en de vermindering van de persoonlijke vrijheid, beschouwd werden als rare excentrieke mensen. Zo werd aan het boek van Friedman, CAPITALISM AND FREEDOM, dat in 1962 verscheen, nauwelijks aandacht geschonken. Boeken met de strekking voor meer overheidsinvloed kregen echter alle mogelijke publiciteit.
In tegenstelling daarmee kreeg het boek FREE TO CHOOSE in 1980 aandacht in alle persmedia.
Een ander “bewijs” is een uitspraak van Ed Fuelner, de president van de Heritage Foundation. Deze wees op het enorme contrast dat er is tussen de enkele libertarische “think thanks” die er dertig jaar geleden waren, en het grote aantal dat er nu is. Toen waren het er een stuk of vier. Nu is er een hele lange lijst die bovendien nog aangevuld kan worden met allerlei instellingen die het libertarisme in de praktijk willen brengen.
Hetzelfde geldt voor de publicaties. Toen was er alleen de FREEMAN. Nu hoef ik niet nader aan te geven dat er zeer veel gepubliceerd wordt. Zoveel dat het onmogelijk is om alle libertarische literatuur te lezen.
Een interessante vraag is waardoor deze grote verandering in de houding van het publiek is veroorzaakt. Friedman meent dat dit niet gebeurd is “door” de overtuigende kracht van boeken als THE ROAD TO SERFDOM van Friedrich Hayek, of DE EEUWIGE BRON en ATLAS SHRUGGED van Ayn Rand, of zijn eigen boek CAPITALISM AND FREEDOM. Deze boeken hebben zeker een grote rol gespeeld.
Maar de grote reden voor die verandering is de buitengewone kracht die uitgaan van de feitelijke bewijzen. En dat is tevens de schakel tussen de wereld van ideeën en de practische wereld.
De grote verwachtingen die gewekt zijn in Rusland en China door de collectivisten en socialisten zijn als rook vervlogen. Voor iemand die een nieuwe toekomst wil opbouwen is het inderdaad erg moeilijk om die in Rusland of China te vinden. Er komt nu wat hoop door de aarzelende weg van China in de richting van de vrije markt.
Ook de hoop die velen op de welvaartsstaat gevestigd hadden werd een teleurstelling. Het ene grote overheidsproject na het ander begon met de beste bedoelingen en edele doelstellingen en bleek uiteindelijk niet te slagen.
Er is nu nauwelijks iemand op de wereld te vinden die verklaart dat de oplossing voor een efficiënte productie te vinden is in genationaliseerde bedrijven, of dat de weg om een sociaal probleem op te lossen is door de overheid en meer geld tegen aan te laten gooien. „Op dat vlak hebben we de strijd gewonnen. Links is intellectueel bankroet”.
De “Neo-conservatieven” zijn dan ook door de werkelijkheid genoodzaakt te erkennen dat de overheid niet levert wat er van verwacht wordt. En al houden ze nog vast aan een aantal oude opvattingen, op economisch gebied zijn zij voor een groot deel libertarisch. Het falen van de overheid, en vooral de steeds groeiende last van de belastingen, heeft bij het grote publiek een reactie teweeg gebracht tegen de groei van die overheid en haar steeds groter wordende invloed. Ideeën hebben hun rol daarbij gespeeld. Niet in het creëren van de reactie, maar in het bepalen van de vorm van die reactie.
De rol die de intellectuelen spelen is niet iemand te overtuigen, maar te zorgen dat er keuzemogelijkheden zijn en alternatieve mogelijkheden te verschaffen wanneer mensen besluiten om een andere weg te kiezen. Maar wat nu in de praktijk? We zijn op praktisch alle punten verder van ons ideaal van een vrije wereld verwijderd dan 30 of 40 jaar geleden.
Kijk alleen maar eens naar het deel van de productie dat door de overheid wordt opgeëist en beheerd. (In de Beneluxlanden is dat nu zowat driekwart!). Op allerlei gebied zijn er nieuwe overheidsinstellingen gekomen. Tot het geven van culturele prijzen toe! En er komen steeds meer instellingen waar ambtenaren beslissen wat goed voor ons is.
Toch is het vergelijken van 1985 met 1950 op een aantal punten te pessimistisch omdat er wel iets veranderd is: IDEEËN BEGINNEN INVLOED TE KRIJGEN.
Zelfs al is het beste dat je ervan kunt zeggen dat de snelheid waarmee de overheid zich uitbreidt, is verminderd, niet omgekeerd. Friedman zegt: We gaan een beetje langzamer naar de hel, maar we gaan nog steeds in die richting.
Het contrast tussen de ideeën en de praktische wereld is geen reden voor ontmoediging of pessimisme; in tegendeel, het geeft de normale situatie weer. Er is altijd een grote vertraging tussen een verandering in het gedachteklimaat en een verandering in de actuele politiek.
De Engelse advocaat A.V. Dicey schreef 75 jaar geleden al: „De mening die de wet verandert, is in zekere zin de mening van de tijd waarin die wet wordt veranderd; in andere zin is het vaak de mening die 20 of 30 jaar geleden prevaleerde; het is even vaak de mening van gisteren als die van vandaag”.
De geschiedenis laat zien dat trends in de praktijk lang naijlen op de trends in opinie.
Adam Smith publiceerde in 1776 zijn bekende boek: THE WEALTH OF NATIQNS, waarin de vrije markt werd verkondigd. Dit was 70 jaar voordat men in Engeland de “corn laws” afschafte en de vrije markt werd bereikt. Het geloof in laissez-faire en vrije markt duurde een 75 tot 100 jaar, tot circa 1880. De politiek volgde wel, maar ging pas goed rollen in het begin van de 19-de eeuw. En het bleef doorrollen in dezelfde richting, ook nadat een nieuwe trend begon in de wereld van de ideeën, een trend weg van de vrije markt in de richting van Fabian socialisme en de welvaartsstaat. Die trend duurde ook zo’n 75 à 100 jaar, tot in 1950-1960, en ook deze trend kreeg pas invloed op de politiek na een lange vertraging.
In Engeland (Europa) begon die verandering pas net voor de eerste wereldoorlog, zeg in 1908 -1914. In de Verenigde Staten begon dat pas in 1933 met de “new deal”.
Hetzelfde gebeurt nu. Ideeën, het gedachteklimaat, begon te veranderen in de jaren ’40 of ’50. Eerst heel langzaam. Daarna werd het sterker, en dat gaat nog door. Maar politiek bleef en blijft achter en pas zeer recent is deze begonnen met in dezelfde richting te gaan.
De echte les die we uit de contrasten van de gebeurtenissen in de wereld van de ideeën en die van de praktijk kunnen leren, is dat we ons niet kunnen veroorloven om onze inspanningen te verminderen en te rusten in het geloof dat het werk verricht is. In tegendeel, het echte moeilijke werk ligt nog voor ons. Natuurlijk willen we gelijk hebben – maar primair als een stap naar de vertaling van deze ideeën in de praktijk. Wij willen een vergroting van de vrijheid van elk individu om zijn bronnen te gebruiken in overeenstemming met zijn eigen waarden.
Ofschoon we niet langer meer een raar groepje excentrieke mensen zijn, vechten we nog steeds tegen de stroom op. En dat zit ook in velen die eigenlijk aan onze kant staan. Zo zijn er bijvoorbeeld de zakenmensen die voorstander zijn van grotere vrijheid voor iedereen, maar onder voorwaarde dat zij voor hun bedrijf bepaalde belastingvoordelen, subsidies, invoerbeperkingen, enz. enz. krijgen.
Nog belangrijker, we vechten tegen de economische traagheid die veroorzaakt wordt door de interesse die iedereen heeft in het behouden van elk privilege of voordeel dat hij in het verleden heeft weten te versieren en dat hij als zijn recht beschouwt. Iedereen is in staat om eerlijk te geloven dat wat goed voor hem is, ook goed is voor het land, en dat dat uitgezonderd moet worden van de algemene regel voor grotere vrijheid.
Friedman stelt dan ook dat hij elke keer weer verbaasd is over de vele brieven die hij krijgt, met: „Oh, ik ben het helemaal met je eens, ik deel je zienswijze. Maar … “.
Het meest extreme geval was een brief van een imker, die geheel instemde met de vrije markt, maar de bijenhouders moesten uitgezonderd worden. Immers als daar iets mee fout zou gaan, zou de bestuiving van allerlei gewassen fout lopen en de ramp voor de mensheid niet te overzien.
Zelf heb ik het voorbeeld van mijn moeder, die stelde het helemaal met mij een te zijn, MAAR de A.O.W. die moest wel blijven.
Ik denk dat we allemaal wel dergelijke voorbeelden in onze omgeving hebben.
Het zou een grote fout zijn als we zouden denken dat omdat we het intellectuele gevecht gewonnen hebben, omdat “links” intellectueel bankroet is, dat we daardoor ook het gevecht om de praktijk gewonnen hebben en dat de politiek ook de juiste richting op zal gaan. Daar zijn we nog heel ver van af. De meesten van ons zijn zelfs zeer teleurgesteld over hoe weinig we de laatste jaren hebben bereikt. Zelfs, zegt Friedman, in Amerika waar dé omstandigheden eigenlijk niet gunstiger hadden kunnen zijn. Daar is een president, (ook al ben je het op vele punten niet met hem eens), die toch overtuigd is van de vermindering van de rol van de overheid. Friedman zegt dat Reagan de eerste president is die hij kent, en die gekozen is, niet omdat hij zei wat de mensen graag hoorden, maar omdat de mensen zover waren dat ze graag wilden horen wat hij al een tijd verkondigde. Maar het enige dat in feite bereikt werd, is dat de overheid niet nog meer gegroeid is!
Toch is dit geen reden tot wanhopen. Het is in overeenstemming met wat de geschiedenis ons leert: dergelijke trends ontstaan niet eenvoudig en niet van de ene dag op de andere, maar eenmaal gestart in een bepaalde richting, blijft het doorgaan op die weg. De toekomst is schitterend, maar alleen als we onvermoeid doorgaan met het verspreiden van onze ideeën, en het overtuigen van “onszelf” (belangrijker dan wie ook), om consequent te leven naar de stellingen die we verkondigen.