Het eerste Europese Libertarische Congres was een success. Ik heb daar toen ernom genoten van…
Het eerste Europese Libertarische Congres was een success. Ik heb daar toen ernom genoten van alle mensen die ik er ontmoette. Ze stelden eisen aan dit leven, een zeer welkome afwisseling op het min of meer gewone apatische doemdenken. Niettemin heb ik er enige facetten gemist welke ik persoonlijk belangrijker vind dan economie, sociale stelsels of politiek.
Enkele zeer gewaardeerde uitzonderingen niet te na gesproken – die eigenlijk buiten het algemene programma vielen zoals de excursie naar het historisch Gent – werd de cultuur alleen aangestipt in relatie tot het onderwijs. In de boekenstalletjes buiten de gehoorzaal was er nauwelijks iets van mij, blijkbaar ietwat merkwaardige gading te vinden; geen cultuurfilosofie, nog een visie op actueel amusement. Dit vraagt om correctie. Ik geloof niet dat libertariërs barbaren zijn wat sommige kranten suggereerden, enkel geïnteresseerd in egotrippen, geld en verder niets. Maar ze hebben wel de schijn tegen. Tot nu toe hebben ze te weinig tijd besteed aan de aangenaamheden des levens.
Zelfrespect
Toch geloof ik dat ook die zijde van het bestaan uitermate belangrijk is. Om het even of de bezigheden nu zijn gericht op min of meer creatief tuinieren, het bouwen van een scheepsmodel in een melkfles of op een meer conventionele benadering van cultuur als het bezoeken van een museum, een concert, het lezen van een boek of een avondje theater. Cultuur, en met name de schone kunsten, moeten libertarisch aandacht krijgen. Steeds meer wordt de westerse kunst overwoekerd door een alledaagsheid van betreurenswaardig niveau.
“Kunst …? Niets dan een doelloos tijdverdrijf voor rijke nietsnutten”, roept een nihilist in Somerset Maughams ‘Christmas Holiday’. “Misschien dat we in de toekomst kunst nodig hebben … kunst voor de man in de straat. De mensen willen zoet worden gehouden en misschien is kunst hiervoor wel de beste manier.”
Het lijkt er helaas op dat Maughams onheilsprofeet steeds meer gelijk gaat krijgen, maar kunst kan zoveel meer zijn. U hoeft maar naar een van de portretten van Rembrandt te kijken. U ziet daarin levensvreugde. Rembrandt was in staat zijn modellen grootser dan de werkelijkheid te schilderen. Als superlatief van hemzelf.
Ik geloof dat een van de meest wezenlijke trekken van de libertariër is dat hij zoekt naar een superlatief van zichzelf. Hij houdt van mensen die slagen, van mensen die succes nastreven en proberen hun eigen leefwereld te verbeteren zonder anderen tot last te zijn, te vernederen of de wet voor te schrijven. Zo’n voorkeur voor mensen die slagen en daar bij willen horen, is echter niet of nauwelijks geoorloofd. In de huidige samenleving van verliezers en steuntrekkers lijkt succes iets om je voor te schamen. Libertariërs hebben echter geen zin in de rol van slachtoffer. Ze zijn niet bereid ten koste van hun zelfrespect naastenliefde te tonen. Bescheidenheid huichelen is vernederend, net als apatisch meedoen aan de algemene klaagzang. Het leidt tot niets dan de uitzichtloze ellende van de Aardappeleters van Van Gogh of Jobs Mesthoop.
Amusement
In de literatuur van vandaag zien we steeds vaker de held toegeven aan zijn zwakheden. Hij vecht allang niet meer tegen het noodlot. We krijgen een eindeloze stoet van wankelmoedige Hamlets, zelfvernietigende Raskolnikovs, verminkte Picasso-vrouwen, wezenloze ‘blondines met meer fun’ en Donald Duckachtige pechvogels voorgeschoteld. Alom wordt de armoede verheerlijkt. De voorkeur van schrijvers en media schijnt uit te gaan naar volkse, platte taal en schuttingwoorden.
De populariteit van TV-series als Peyton Place of Dallas is gebaseerd op afgunst en hebzucht van de toeschouwer. Vooral ook omdat de getoonde American Dream er niet een is die met menselijke waarden en inspanningen is onderbouwd. De rijkdommen zijn die van een pooier, verkregen met afpersing en onbenullige boerenslimheid. “Waarom zij wel, en ik niet?” is een veel gehoorde vraag. “Het is toch onterecht dat gewone mensen, de getoonde TV-rollen, meer dan gewone rijkdom bezitten. Bij een beroemde voetballer of popster ligt dat anders, die leveren er prestaties voor.”
Fascinerende dwalingen
De manier waarop de kunst zich presenteert is van belang. Als het doel is ongeluk, honger of vuiligheid te gebruiken om afgestompte zenuwstelsels te schokken of wanneer een doel gewoon ontbreekt, is er geen enkele reden de resultaten te prijzen. De benaming ‘kunst’ wordt tegenwoordig met name gebruikt, of beter misbruikt, als omschrijving voor literatuur die oproept tot intolerantie en haat. De Muze wordt verlaagd tot aanstichtster van sociale onrust en nihilistisch anarchisme. Maar … er is ook kunst die kracht uitstraalt, je uitdaagt voor jezelf te vechten en te streven naar een beter en vreugdevoller leven: kunst die voortkomt uit de liefde voor de mens.
Zelfs in zijn menselijke dwalingen kan deze liefde groot zijn. De literatuur geeft ons bijvoorbeeld een Mectea en een Phaedra. Beide maken fouten, maar wat ons fascineert is hun zoeken naar een oplossing. Euripides’ Mectea is zeer gehecht aan haar kinderen.
Vertwijfeld zoekt ze een uitweg uit haar conflict. Ze kiest uiteindelijk toch voor wraak en, met tranen in haar ogen, vermoordt ze haar beide kinderen. Phaedra, in het toneelstuk van Racine, spant zich enorm in om de ongeoorloofde liefde voor haar stiefzoon onder controle te houden. Dat dit niet lukt is niet haar fout, maar ze accepteert wel de consequenties. Het is haar verantwoordelijkheid, ze schuift niets af op een ander. Het is duidelijk dat dergelijke kunst geen spiegel kan zijn van het onvolmaakt dagelijkse leven. Het ‘grootser dan de werkelijkheid’ is wat kunst doel en richting geeft. Om deze reden moeten de klassieke kunstenaars -schrijvers, schilders, beeldhouwers, componisten of architecten- ook onafhankelijke denkers zijn. Er moet iets worden beklemtoond, er moet stelling worden genomen. Waarden moeten worden geïnterpreteerd. Doorstaat kunst de eeuwen, dan komt dit meestal omdat de kunstenaar heeft gekozen voor het meest tijdloze schema dat er is: de grootsheid van de mens, van het individu.
De vraag is gerechtvaardigd of Homerus, Da Vinci, Bach, Byron, Kuyper en honderden andere kunstenaars iets mee te delen hebben aan libertariërs. Dit is uitermate belangrijk. Alhoewel kunst zelden een perfect voorbeeld van libertarisch denken zal zijn, is er zeker verwantschap. Het onderkennen van deze verwantschap plaatst het libertarisme in een breder perspectief. Ze toont dat de libertarische gedachte universeel is, al heel oud, en dat ze een bron is van levensvreugde.