De gemiddelde Nederlander, die de Troonrede heeft beluisterd en de inhoud ervan afweegt tegen…
De gemiddelde Nederlander, die de Troonrede heeft beluisterd en de inhoud ervan afweegt tegen het beleid dat tot voor kort in Nederland werd gevoerd, zal op het eerste gehoor allicht geneigd zijn te denken, dat Nederland “om” is, dat eindelijk een einde wordt gemaakt aan verkwisting en potverteren, dat de regering eindelijk inziet, dat men van consumeren niet rijk kan worden, dat de rechtsorde beter gehandhaafd moet worden, dat vlijt en vernuft weer tot ere komen, dat er een einde zal worden gemaakt aan wat zo fraai het “oneigenlijk gebruik” van de sociale voorzieningen heet en dat, kortom, als iedereen een gaatje van de broekriem aanhaalt over niet al te lange tijd weer alle problemen opgelost zullen zijn.
Wie echter wat wantrouwig van aard is geworden door de manier waarop in het naoorlogse Nederland politiek wordt bedreven en de uitspraken van de troonrede aan een wat nauwkeuriger analyse onderwerpt, moet al snel tot de conclusie komen, dat oude wijn zich zeer wel in nieuwe zakken laat gieten. Een nadere analyse laat zien, dat wat de regering nu wil doen niet is het Schip van Staat aan een grondige opkalefatering te onderwerpen, maar dat men de averij aan de opmerkzaamheid van de passagiers poogt te onttrekken door slechts de bakens te verzetten.
We weten allemaal wel in grote lijnen wat er sinds de oorlog is misgegaan in Nederland en de wereld. Onder invloed van de Socialistische ideologie en de Keynesiaanse economie is een groot deel van de productieve krachten niet aangewend ten goede van wat de burgers naar eigen oordeel ervaren als bijdragend tot hun welvaart, maar onder invloed van de wij-zullen-wel-eens-even-uitmaken-wat-goed-voor-u-is apostelen terechtgekomen in sectoren, die op z’n best slechts tweede keus zijn, gezien vanuit de optiek van de burger en in sommige gevallen de burger zelfs direct benadelen. De remedie lijkt dan ook simpel: verklein de publieke sector, vergroot de private sector Herstel het marktmechanisme, zodat uitgavenbeslissingen van de burgers weer door kunnen werken in de investeringen en de werkgelegenheid, juist in die sectoren waar daar het meest behoefte aan blijkt te zijn.
In de troonrede komen vele toespelingen voor op bezuinigingen. De keuze is echter niet tussen bezuinigen en potverteren; de vraag is: bezuinigen waarop en de vrijgekomen middelen gebruiken voor wat?
Het mag symbolisch heten, dat in de troonrede éérst een grote paragraaf over de collectieve sector staat en dat de particuliere sector pas daarna enige aandacht krijgt. Laten we eten aantal zinsneden uit de troonrede eens nader analyseren:
Onder een economisch ongunstig gesternte hervat U vandaag Uw werkzaamheid.
Blijkbaar is de slechte economische toestand niet te wijten aan een onbekwame overheid, maar aan een “ongunstig gesternte”. Astrologen, treedt in Rijksbetrekking!
in het voorbije jaar heeft opnieuw een golf van prijsstijgingen voor olie en andere energiedragers de wereld overspoeld. Alom in Europa neemt de werkloosheid toe, versnelt de inflatie en verslechtert de betalingsbalans
Prijzen zijn geen absolute grootheden, maar verhoudingsgetallen. Als de prijs voor olie stijgt wil dat zeggen, dat de olieleveranciers meer van onze goederen in ruil voor hun olie villen hebben.Willen we dus onze olietoevoer op peil houden, dan zullen we zelf meer goederen in ruil moeten produceren. Daardoor neemt de werkgelegenheid niet af, maar toe, als men althans het marktmechanisme de vrije loop laat. Dat inflatie ergens anders aan ligt dan aan de onwil van de overheid om deze af te schaffen door de geldhoeveelheid constant te houden, is iets dat nog slechts economen geloven en dat de betalingsbalans verslechtert komt omdat we niet die zaken produceren, waarvoor men in het buitenland belangstelling heeft.
Financiële armslag om de economie op te stuwen hebben we niet
Is het niet zo, dat wie financiële armslag wil hebben éérst de economie op moet stuwen?
Hoe moeten de beschikbare middelen worden verdeeld tussen de collectieve en de particuliere sector?
Als we dat eens heel democratisch aan de burgers zélf lieten beslissen, door het marktmechanisme te herstellen en daarmee de keuzevrijheid. Trouwens, als we eerst eens over het produceren van die middelen zouden nadenken, voor we de huid van de nog niet geschoten beer gaan verkopen?
Het beslag dat de overheid en de sociale voorzieningen -waaronder de gezondheidszorg-, leggen op het nationaal inkomen is sinds 1950 meer dan verdubbeld.
Aha, een bekentenis, nou wordt het spannend!
Daarom een aantal besparingen, welke bij elkaar ongeveer 800 miljoen, dat is ongeveer 1% van het totaal van de uitgaven voor sociale zekerheid.
Dus eerst verdubbelen van de lasten en dan 1% genadiglijk teruggeven, waarlijk onze overheid zorgt goed voor ons.
Wanneer werknemers en werkgevers afspraken maken over het inkomen uit arbeid in het bedrijfsleven nemen zij beslissingen, die verreikende gevolgen hebben voor de rijksbegroting. 60% van de uitgaven op de rijksbegroting staan immers in rechtstreeks verband met de lonen in de particuliere sector.
Aardig gezegd, maar wat is er nu eigenlijk gezegd? Niets anders, dan dat wanneer u opslag krijgt de overheid zich gerechtigd acht dat ogenblikkelijk weer via de belastingen van u terug te vorderen. Als dit “rechtstreeks verband” als knellend wordt ervaren -en dat wordt het merkwaardigerwijze juist door werkgevers en werknemers- wat let de overheid dan om die banden te verbreken?
In de noodzakelijke matiging zullen allen moeten delen, maar wel naar de mate van hun draagkracht.
Draagkracht ontstaat als, iemand iets produceert, waarvoor een ander iets in ruil wil geven. Naarmate men meer produceert wordt men draagkrachtiger maar wordt óók de wederpartij draagkrachtiger. Door draagkracht te bestraffen, bestraft men productie en welvaart.
Het is onze plicht de ontwikkelingssamenwerking ook in een voor ons moeilijke tijd vol te houden.
Wie is “ons”? Wie heeft die plicht opgelegd? Aan wie? Is het “onze” schuld, dat er in de wereld landen zijn, die in ontwikkeling achter zijn gebleven? Als we de burgers eens zelf lieten beslissen of – en ten bate van wie ze weldadigheid willen bedrijven, zou dat de echte democratie niet bevorderen?
De regering blijft (…)de noodklok luiden voor de honderden miljoenen die zelfs het allernodigste ontberen. Hierbij gaat het (…) vooral om het herzien (…) van de economische orde in de wereld.
Wie om zich heen kijkt zal moeten constateren, dat die honderden miljoenen zich nu net bevinden in die, delen van de wereld, waar de economische orde al in bedoelde zin is “herzien”. Als deze herziening nog verder om zich heen grijpt, zal ook Europa binnenkort een maatschappelijk stelsel kennen, waarbij iemand, die per dag een kommetje rijst en twee siripitten te verteren heeft tot de gegoede klasse moet worden gerekend.
Nederland heeft het voorrecht een vrij land te zijn () In het jaar dat voor u ligt moeten ingrijpende beslissingen worden genomen en pijnlijke keuzen worden gemaakt.
De vrijheid voor ons om zelf de -voor ons, burgers- ingrijpende beslissingen te nemen en zélf de -voor ons, burgers- pijnlijke keuzen te maken schijnen echter niet bij de vrijheid in dat vrije land te horen.
Wij kunnen het tij keren mits het besef van saamhorigheid sterker blijkt dan de gerichtheid op eigenbelang
Waarom zouden,we eigenlijk het tij willen keren, als dat niet in ons eigen belang is? Waarom zouden we een besef van saamhorigheid moeten hebben met degenen, die ons reeds lang steeds meer belasten, ons steeds minder vrijheid gunnen, ons steeds meer de omgang opdringen met degenen waarmee wij niet om willen gaan, ons voorschrijven hoe wij ons huis, ons milieu, ons voedsel, onze ontspanning, kortom ons hele leven moeten inrichten? Saamhorigheid is stellig een groot goed, mits het gericht is op de wederkerige behartiging van elkaars (niet noodzakelijkerwijze gelijke) belangen. In de zin waarin saamhorigheid in de troonrede bedoeld is, is saamhorigheid niets anders dan een oproep ons neer te leggen bij de onvrijheid, die de overheid ons opdringt.
Het valt niet te ontkennen, dat er ook enkele lichtpuntjes in de troonrede staan. Aandacht voor het gebruik van de sociale voorzieningen door degenen, waarvoor die niet zijn bedoeld; de analyse van de toestand op de woningmarkt en vooral het doorbreken van het besef, dat de wet, ook al is hij op formeel democratische wijze tot stand gekomen, niet daardoor alleen al als rechtvaardig wordt ondervonden zijn zulke lichtpuntjes, maar het zijn lichtpuntjes aan het einde van een lange, lange tunnel.