Eenwording en federalisme

Thom Holterman is universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht in de Juridische Faculteit van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Hij publiceerde een aantal boeken op het vlak van het staats- en bestuursrecht, waaronder ‘Vreemdelingenrecht, Toelating en Verblijf van vreemdelingen in Nederland’ (Zwolle 1993, 3de druk) en ‘Argumentatieve willekeur en de beoefening van de staatsrechtwetenschap’ (Zwolle 1988), alsmede op het vlak van het anarchisme zoals ‘Anarchistische staatsopvatting, een paradox?’ (Deventer, 1980).

Hij promoveerde op het onderwerp Recht en Politieke Organisatie, waarin opvattingen van een aantal rechtsgeleerde auteurs worden geconfronteerd met opvattingen van een aantal anarchistische auteurs; in plaats van divergentie tussen de opvattingen van beide auteursgroepen is opmerkelijk dat juist een convergentie is te construeren (een handelsuitgave van het proefschrift verscheen onder de titel ‘Recht en Politieke organisatie’, bij Tjeenk Willink, Zwolle 1986).

Thom Holterman is sinds jaren redacteur van het anarchistische tijdschrift De As. Onderstaand artikel verscheen reeds in de publicatie De Vrije Socialiste, een (voorlopig) eenmalige uitgave van Lekker Fris, een anarchistische groepering.

De redactie

Europese eenwording hoeft niet verkeerd te zijn, het is maar op wat voor basis die eenwording tot stand komt. Voor een federatie van gemeenten die zich in Europees verband organiseren zouden anarchisten zich niet hoeven te schamen.

In het Landelijk Anarchistisch Samenwerkingsverband (LAS) is het thema ‘actueel anarchisme’ aan de orde geweest. Daarbij zijn een aantal stellingen gepresenteerd. Een daarvan speelt in dit artikel een rol: de stelling dat het anarchisme een rationele politieke theorie is. Daar ga ik van uit. Het doet me dan ook plezier deze stelling hier te kunnen ‘inkleuren’. Ik doe dit aan de hand van een toelichting op het idee van het federalisme. In dit geval is het tevens mogelijk om aan te sluiten bij het actuele politieke debat over de toekomstige staatkundige inrichting van Europa.

Al enkele jaren wordt het publiek voorgehouden dat Europa in 1993 er aankomt. In anarchistische kringen betreft het hier in zekere zin een besmet onderwerp. Dit komt mede vanwege de eenzijdige economische inslag, die de discussie omtrent dit onderwerp heeft en dat door kapitalistisch denken wordt gedomineerd. Deze inslag onderdrukt het ecologische denken en verspert de weg naar sociale verandering. Anarchisten staan in deze kritiek echter niet alleen. Dat geldt ook voor de ideeën omtrent de wenselijke politieke organisatie van het nieuwe Europa.

Gemeentevrijheid

De discussie over het nieuwe Europa concentreert zich op verschillende denkbeelden over federalisme. Het is daarbij de vraag hoe nieuw het ‘nieuwe’ van die denkbeelden is wanneer het over de staatkundige inrichting van Europa gaat. In de tweede helft van de negentiende eeuw hebben anarchistische voorlieden alsProudhon en Bakoenin vanuit federalistische denkbeelden aandacht besteed aan de politieke organisatie van het toenmalige ‘nieuwe’ Europa. Wat nu opvalt is dat van verschillende niet-anarchistische zijden hun federalistische zienswijzen serieuze aandacht krijgen. Zo behandelt J. Bancal denkbeelden van Proudhon in een gedenkboek ter ere van een Zwitserse staatsrechtjurist. Hij sluit die bijdrage af met een retorisch: Proudhon, een profeet van de eenentwintigste eeuw?

Het gedenkboek is een curieuze bundel. Zoals gezegd wordt daarin een Zwitserse staatsrechtjurist geëerd: A. Gasser. Deze heeft de laatste halve eeuw geschreven over het belang van de gemeente. Zijn eerste boek over dit onderwerp draagt de titel ‘Gemeentevrijheid als redding van Europa’ en dateert uit 1938.

Gasser is in Nederlandse anarchistische kringen nauwelijks opgemerkt. Mij is alleen bekend dat de Anarcho-Syndicalistische Persdienst in 1952 uitdrukkelijk waardering voor hem en zijn communalistische opvatting van de democratie heeft geuit. In 1983 verscheen het genoemde gedenkboek onder de titel ‘Van de vrije gemeente naar een federalistisch Europa’ (Berlijn 1983). Daaruit blijkt dat Gassers opvattingen in andere landen van Europa bij meer mensen wortel heeft geschoten. De verschillende teksten in het boek leren hoe zijn opvattingen door Proudhoniaanse ideeën beïnvloed zijn, en hoe denkbeelden van Proudhon bij latere auteurs vruchtbaar hebben gewerkt. Het gaat hier om een manifestatie van een tegendraadse cultuurstroom. :

De kern van deze denkbeelden levert de volgende gedachtegang op: enerzijds moeten mensen zich vrij kunnen bewegen en hun lot in eigen handen kunnen nemen. Daarbij zullen zij er niet aan ontkomen een aantal activiteiten samen te ondernemen. Individuele vrijheid en de noodzaak tot samenwerking leveren organisatorisch stromen van vrijwillige coördinatie op Wil men daarbij een ieder op zijn of haar verantwoordelijkheid kunnen aanspreken, dan moet de aanwending van individuele vrijheid geschieden binnen overzienbare organisatorische vormen. De beginselen van kleinschaligheid en overzienbaarheid worden daarbij niet gehanteerd uit kneuterigheid maar vanuit rationele overwegingen, praktische motieven en een controle-idee: men weet dat men door anderen voor acties verantwoordelijkheid kan worden gehouden.

Deze optiek kan men ook systematisch uitwerken op het vlak van de politieke organisatie, waardoor een beeld ontstaat van een nieuwe staatkundige inrichting van Europa. Proudhon hield zich daar mee bezig en ook Gasser. Het komt er op neer dat met behulp van een omvattende gemeente-autonomie het beginsel van de overzienbaarheid gestalte krijgt. De verbinding tussen de gemeenten is vervolgens door middel van federale verbanden te leggen.

Provincie

Deze structurering dient verschillende doelen. Een daarvan is het behoud van de eigenheid van lokale en regionale gemeenschappen. Een ander is de bescherming van het individu tegen de ‘staat’, doordat de gemeente zich hier tussen plaatst. Federalisme wordt in dit opzicht als structuurbeginsel gehanteerd. Het is juist dit beginsel dat ook door Bakoenin tot uitgangspunt werd gekozen; bijvoorbeeld waar hij de rol van de provincie behandelt (deze hoeft niet per se de omvang te hebben die ons vertrouwd is; de drie noordelijke provincies samen zouden een provincie kunnen zijn).

Net als bij Proudhon is bij Bakoenin op te merken dat hij in het politieke debat van die dagen theoretische ideeën over federalisme gebruikte. In de theoretische beschouwingen omtrent het federalistische stelsel zoals Bakoenin die heeft ontvouwd, krijgt de provincie steeds een bepaalde, bemiddelende en afstemmende rol ten behoeve van de gemeenten toebedeeld. Bakoenin begaf zich tegelijkertijd in de actuele politieke discussie van Italië, waar werd gestreefd naar de opheffing van de vele staatjes en de instelling van een eenheidsstaat. Degenen die daarbij de rol van de provincie bagatelliseerden, kregen het met Bakoenin aan de stok. Zijn uitgangspunt is namelijk dat geen enkele gemeente afzonderlijk in staat zal zijn om de macht van het centrale gezag (van de republiek) te weerstaan. De provincie wordt de rol toebedeeld om de bescherming tegen het centrale gezag te organiseren.

De aanwijzing om de provincie in de politieke constructie op te nemen, geschiedt dus niet vanuit een idee van kneuterigheid (klein is leuk of gezellig). Het komt voort uit ideeën over ‘checks and balances’; het sluit aan bij het denken over het formeren van stelsels van machtsevenwicht.

Stelsels van machtsevenwicht vloeien voort uit het besef dat sommige zaken van ‘nature’ centraal moeten worden geregeld. Je kan het luchtvaartverkeer niet decentraliseren, merkte de Amerikaanse anarchist Paul Goodman eens op. Wat je in zo’n geval wel moet doen, is tegenkrachten ontwikkelen; tegenkrachten die een onterecht doorzetten van de centralistische krachten een halt kunnen toeroepen. Dit brengt de instelling van een systeem van machtsevenwicht met zich mee. Het federale structuurbeginsel kan daarin een organisatorische functie vervullen.

Federalisme

Het denken over federale constructies beleeft een opleving. Een van de redenen ligt in de aandacht die de nieuwe staatkundige inrichting van Europa opeist. Ook is te wijzen op een proces dat in België op gang is gekomen. Daar zien we dat een decentraliserende kracht het politieke spectrum onder spanning zet. De ontwikkelingen in dat land wijzen op een tendens waarbij de eenheidsstaat wordt ingewisseld voor een federale staatkundige eenheid. Gelet op dit soort ontwikkelingen in de politieke praktijk van Europa is het niet vreemd dat ook de wijsgerige benaming van het federalisme aandacht krijgt. We zien dan dat niet-anarchisten teruggrijpen op het gedachtegoed van ondermeer…..Proudhon. Het is dan ook interessant om na te gaan wat een niet-anarchist aan Proudhons gedachtegoed ontleent. Ik vat voor een antwoord op die vraag een artikel samen van Van Bellingen, rechtsfilosoof aan de Vrije Universiteit te Brussel. Deze onderkent in de Proudhoniaanse interpretatie van het federatieve beginsel een pragmatisch karakter. Een federatief verband wordt gesticht met het oog op een praktische doelstelling waarvoor vele betrokkenen hun middelen samenbrengen, zonder de verscheidenheid zelf op te heffen. In tegenstelling tot het Amerikaanse federalisme, dat gericht is op de vorming van een staat, richt de theorie van Proudhon zich op het Europa van zijn dagen als een soort staatsontmantelend federalisme.

Proudhons ideeën beperken zich niet tot politieke organisatie. Zijn federalisme is omvattender. Om bijvoorbeeld het politieke federalisme te realiseren, acht hij het nodig om het sociale vraagstuk langs een vergelijkbare weg aan te pakken. Daarvoor pleitte hij op het sociaal-economische vlak voor het mutualisme (wederkerige dienstverlening), in de vorm van een agrarisch-industriële federatie. Hier sluiten anarchisme en federalisme op elkaar aan in een ‘intergraal federalisme’. Enerzijds zal een rechtvaardige en efficiënte organisatie van de economie de staat, in de zin van de opgelegde eenzijdige macht, overbodig maken. Anderzijds zal een democratische politieke organisatie van de gemeentelijke basis af, als een federatieve constructie, worden opgebouwd.

Van Bellingen spreekt waarderend uit dat de werken van Proudhon, waaronder diens Du Principe Federatif (1863), een indrukwekkend en rijk gedachtegeheel vormen. Nu de politieke eenheid van Europa en het federalisme opnieuw aan de orde van de dag zijn, loont het de moeite Proudhon te herlezen, raadt van Bellingen aan (1).

Om de hedendaagse discussie over het nieuwe, komende Europa vanuit dit anarchistische gedachtegoed te voeren, is het nuttig even bij het termgebruik stil te staan. Wie de discussie heeft gevolgd, weet dat met name van Engelse zijde bezwaar is gemaakt tegen de federale invulling van de Europese Politieke Unie (EPU). Het was de Engelsen te ‘centralistisch’, in de zin dat de nationale entiteit te sterk werd aangetast door de federale structuur. Het is goed daarbij een onderscheid te maken tussen wat een federatie en een confederatie wordt genoemd.

Een federatie heeft een eigen grondwet, in tegenstelling tot een confederatie. Bij een confederatie kunnen de afzonderlijke leden zich eenzijdig afscheiden (uittreden). De soevereiniteit van de afzonderlijke leden blijft geheel bestaan. In een federatie vindt echter deels een overdracht van soevereiniteit plaats aan de supranationale organen van de federatie. Hierover doet men in Nederland niet moeilijk, maar in Engeland wel. Dit betekent dat wat in de actuele Europese discussie een ‘federatie’ wordt genoemd, ontegenzeggelijk een centralistische tendens vertoont die de kans vergroot dat alles door en vanuit Brussel wordt geregeld. Dat kan uitlopen op wat anarchisten bestrijden: een unitaire eenheid(sstaat). Betekent dit nu dat anarchisten in hun verzet daartegen in het politieke kielzog van Engeland (Major) en Klein Rechts (bescherming van de culturele eigenheid) mee moet varen?

Met betrekking tot enkele waarden die zij verdedigen is niet te ontkennen dat er sprake is van een gelijk opgaan. Toch zijn de verschillen tussen beide posities aanzienlijk, want het Engeland van Major en Klein Rechts wijzen een kapitalistische economie niet af en zijn ook niet per definitie ‘democratisch’ te noemen. Met dit laatste bedoel ik onder meer dat in die hoek van het politieke spectrum de monarchie veelal hoog in het vaandel staat, terwijl anarchisten zich als fervente anti-monarchisten presenteren (2).

Beginselen

Hoe kunnen anarchisten zich nader profileren, gelet op lopende politieke debatten over het komende Europa? Ik wil voor een antwoord op die vraag uitgaan van tenminste vijf beginselen (3). Daarmee kleur ik de stelling omtrent het anarchisme als zijnde een rationele politieke theorie nader in. Het gaat om de volgende beginselen :

l. Het beginsel van de oorspronkelijke bevoegdheid van het individu;

2. Het beginsel van de gedelegeerde macht;

3. Het beginsel van de verscheidenheid;

4. Het beginsel van coöperatie;

5. Het beginsel van de solidariteit;

Het beginsel van de gedelegeerde macht en het beginsel van de verscheidenheid kunnen zo ontleend worden aan wat wij staatsrechtjuristen ‘constitutionalisme’ noemen. Men komt ze ook tegen als het beginsel van de machtenscheiding en het beginsel van de differentiatie. Met behulp van het constitutionalisme wordt tot uitdrukking gebracht dat macht steeds overdraagbare macht is en dat je uit moet gaan van machtsdifferentie als je machtsconcentratie wil voorkomen. Het beginsel van coöperatie is een beginsel dat ook in het volkenrecht wordt gehanteerd. Daarmee wordt aangegeven dat staten internationale organisaties oprichten voor het bereiken van gemeenschappelijke doelen. Het eerste beginsel, dat de oorspronkelijke bevoegdheden bij het individu liggen, is niet algemeen geaccepteerd buiten anarchistische kringen.

Confederale structuur

Omdat alleen individuen over oorspronkelijke bevoegdheden beschikken, zijn alle vervolg-bevoegdheden ‘afgeleide’ bevoegdheden. Zo beschikt de politieke organisatie dus hooguit over afgeleide, niet over oorspronkelijke bevoegdheden.

Mensen zullen met elkaar moeten samenwerken om te overleven. In die samenwerking zal het tot institutionalisering, tot orgaanvorming komen. Een samenwerking die groeit, zal steeds vanuit basisorganisaties omvangrijker worden. Voorbeelden van basisorganisaties zijn de gemeenten (als territoriale eenheid) en het bedrijf (als functionele eenheid). De coöperatie leidt tot beroepsvorming. Aan verschillende basisorganisaties worden bepaalde bevoegdheden verleend omdat mensen die daaraan overdragen. Zo vloeien het beginsel van de gedelegeerde macht en het beginsel van de coöperatie samen.

Een maatschappij bouwt zich van onderaf verder op. De maatschappij heeft door de vele, relatief kleine groepen een pluralistisch karakter. Anarchisten hanteren daarbij het beginsel van de verscheidenheid om machtsconcentratie tegen te gaan. Een van de redenen om de maatschappij naar dat beginsel in te richten is al oud: macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut; Met behulp van het beginsel van de verscheidenheid willen anarchisten de concentratie van macht blokkeren.

Wie het maatschappijbeeld dat door de vervlechting van de verschillende beginselen ontstaat afmaakt, komt in staatkundige zin uit bij een confederale structuur. Als de klassieke anarchisten (Proudhon, Bakoenin en Kropotkin) en de generaties na hen het over grotere maatschappelijke gehelen hebben, dan spreken zij – niet verwonderlijk – over ‘confederatie’.

Regio’s

Het valt op dat de strijd tussen een aantal fracties in Europa gevoerd wordt over dit punt. Moet Europa een centralistische of een confederale structuur krijgen? Zal het idee van een polycentrisch (veelheid van centra) of een monocentrisch (een centrum) statensysteem de overhand krijgen ? In het eerste geval kan men bij de opbouw van Europa denken vanuit de gemeenten, die gezamenlijk een veelheid van regio’s vormen, waardoor het beeld van een ‘federalisme zonder Brussel’ ontstaat. Het idee van het communalisme, waarbij de gemeente dient als uitgangspunt voor maatschappelijke structuurvorming, en wat we onder meer bij de Zwitserse jurist Gasser tegenkwamen, is nu aan te vullen met het idee van de confederatie.

In het tweede geval, het monocentrisch statensysteem, zal het beeld ‘federalisme door Brussel’ ontstaan, met als gevolg functieverlies voor de staten die er aan deelnemen.

Net als anderen wijzen anarchisten een ‘federalisme door Brussel’ af. Anderen hangen echter wel het idee van de nationale staat aan, terwijl het enige doel het tot stand brengen van een internationale economische markt is, beheerst door een kapitalistische economie. Omdat die anderen het functieverlies van de nationale staat onaanvaardbaar vinden, verzetten zij zich steeds heftiger tegen Europa ’93. Daarentegen laat zich voor anarchisten, die geen sentimenten voelen voor een nationale staat, juist een Europese Gemeenschap in de vorm van een confederatie, uitgewerkt naar een polycentrisch politiek systeem denken. Dit zou betekenen dat de door gemeenten gevormde regio’s de veelheid van centra vertegenwoordigen. Daarom wordt ook wel gesproken over “het Europa van de regio’s”. De traditionele, nationale staat verliest dan zijn functie; hij is ‘weggelekt’.

Een vraag die sommige anarchisten daarbij stellen is waarom het nodig zou zijn om in ‘grootschalige’ structuren te denken. Daarvoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats is het nodig om problemen te lijf te gaan, die geen halt houden bij territoriale grenzen. Milieuverontreiniging houdt geen halt bij een stads- of landsgrens. In de tweede plaats kunnen anarchisten niets hebben tegen het slechten van (nationale) grenzen. Ten derde zal de bestrijding van economische en sociale armoede een ‘grensoverschrijdend’ karakter moeten hebben, althans wanneer anarchisten het beginsel van de solidariteit serieus nemen. Dit stimuleert op een bepaalde manier centraliserende krachten. Vanuit anarchistische beginselen ontwikkelen zich dus twee tendensen. Enerzijds gaat bet om een communalistische tendens waarin het belang van de gemeente toeneemt en anderzijds betreft het een confederale tendens waardoor het belang van het transnationale gediend wordt.

Minderheden

Kan vanuit die twee tendensen aan de instandhouding van culturele verscheidenheid worden gewerkt ? Ik denk van wel. Organisatorisch is dat te regelen met behulp van een nadere uitwerking van de regiogedachte. Dit is nader vorm te geven met instrumenten die al lang door juristen voor andere situaties zijn uitgedacht. Hier volgen enkele van die instrumenten.

Zoals gezegd zullen gemeenten regio’s vormen, die zich op hun beurt tot confederale verbanden aaneensmeden. Daarvoor zalmen zich bedienen van verdragen (contracten, statuten, convenanten of hoe men het ook wil noemen). Dit is geen luchtfietserij. Het gebeurt nu al, zowel in termen van intercommunale verbanden als in grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. Ten eerste verzekeren de confederale constructies zelf de autonomie van de samenstellende delen. De samenstellende, autonome delen waken er namelijk wel voor dat ze niet door het confederale vlak ondergesneeuwd raken. Daarbij kan gewerkt worden vanuit het oude beginsel van de subsidiariteit: wat door een kleinere eenheid kan worden gedaan, moet niet door een grotere eenheid gebeuren. Ten tweede zijn in de betreffende verdragen vrijwaringclausules op te nemen voor bepaalde onderwerpen. Een dergelijke clausule houdt in dat een samenstellend deel dat niet voor een besluit stemt dat aangenomen wordt, niet gedwongen kan worden tot het nakomen van deze beslissing. Een ander instrument levert het beginsel van de blokkerende minderheid: als er een bepaalde minderheid is, kan men een besluit niet met een meerderheid afdwingen.

Dit soort instrumenten hebben tot doel de belangen van minderheden in de confederatie te beschermen en het voortbestaan van de culturele verscheidenheid te verzekeren.

Het lijkt me dat anarchisten dit soort constructies en instrumenten niet hoeven af te wijzen. Ze zijn namelijk te zien als uitwerkingen van het anarchistische beginsel: je kan niet getroffen worden door een beslissing waaraan je niet hebt meegewerkt. Dat geldt kleinschalig, in de gemeente, en grootschalig, in de confederatie. Voor een Europa op deze leestgeschoeid hoeft geen anarchist zich te schamen.

Literatuurverwijzingen

-Thom Holterman, “Anarchistiese staatsopvatting. Een Paradox ?” (Deventer,1980).

1. Van Bellingen, “Wijsgerig denken over federalisme” in: Rechtsfilosofie en Rechtshistorie, 1991, nr.3.

2. T. Geurtsen, Th. Holterman, I. van der Stadt en F .de Vries, “Leve de republiek, Een pleidooi voor afschaffing van het koningschap in samenhang met herverkaveling van de macht”, (Amsterdam, 1992).

3. “Anarchistische beginselen en het Europa van morgen”, in: Perspectief, 1989, nr. 15.