In dit artikel wil ik de relatie tussen de staat en het recht onderzoeken. Mijn definitie van de staat is:

De staat is een verzameling mensen die zichzelf op basis van geschreven wetten binnen een bepaald geografisch gebied speciale rechten toe-eigenen die ze andere mensen niet toekennen (bijvoorbeeld het recht om belasting te heffen).

Wat is recht?

Voordat we toekomen aan de relatie tussen de staat en het recht wil ik beginnen met een aantal definities te geven met betrekking tot het recht. Ten eerste de volgende drie definities:

1.Een recht is een regel die aangeeft dat iemand bepaalde handelingen mag verrichten.

2.Het recht is het verschijnsel dat mensen vinden dat mensen rechten hebben.

3.Een rechtsnorm is een principe (of verzameling principes) dat aangeeft welke rechten mensen hebben.

Ik stel wel dat een regel die ertoe leidt dat twee of meer mensen tegelijkertijd over hetzelfde schaarse middel mogen beschikken geen recht is, omdat dat recht niet voor elke betrokkene reëel kan bestaan. Twee mensen kunnen bijvoorbeeld niet tegelijkertijd dezelfde auto besturen en ze kunnen dus niet alletwee tegelijkertijd dat recht hebben. Een regel die ertoe leidt dat twee mensen tegelijkertijd het recht hebben om dezelfde auto te besturen betekent eigenlijk dat er geen recht bestaat met betrekking tot die auto. Niemand in het bijzonder heeft er recht op en dus kan hoogstens het recht van de sterkste gelden. Ik definieer daarom een anti-rechtsnorm als volgt:

Een anti-rechtsnorm is een principe dat ertoe leidt dat twee of meer mensen tegelijkertijd over hetzelfde schaarse middel mogen beschikken.

Een voorbeeld van een anti-rechtsnorm is: “Mensen mogen stelen naar behoefte”. Als we van die norm uitgaan, dan zou ik de fiets van Jantje mogen pakken als ik daar behoefte aan heb. Maar Jantje zou de fiets meteen weer van mij mogen terugpakken als hij er op dat moment ook behoefte aan heeft. Zowel Jantje als ik mogen dus volgens de norm tegelijkertijd over hetzelfde schaarse middel beschikken en dus is genoemde norm een anti-rechtsnorm.

Ik noem een rechtsnorm volledig indien het een toetsingsprincipe is voor alle mogelijke menselijke handelingen (eventueel met uitzondering van handelingen die worden uitgevoerd om misdadigers te straffen).

Een volledige rechtsnorm is dus tenminste een toetsingsprincipe om voor elk schaars middel te bepalen wie er wat mee mag doen. Een principe dat aangeeft welke straffen mensen aan misdadigers mogen geven is een strafnorm.

Zo is bijvoorbeeld de norm dat je een vreedzaam persoon niet mag doden wel een rechtsnorm, maar zonder de toevoeging van meer regels is het geen volledige rechtsnorm. De norm geeft bijvoorbeeld niet aan of ik op mijn kop mag staan. Het libertarisme is een voorbeeld van een volledige of ten minste bijna volledige rechtsnorm (maar het is geen strafnorm). Het libertarisme stelt dat ieder mens met zijn leven en eigendom mag doen wat hij wil (zolang hij niet daarmee het leven of eigendom van een ander vreedzaam persoon aantast). Deze regel kan op alle menselijke handelingen worden toegepast om te bekijken of ze rechtmatig zijn of niet: alle handelingen zijn toegestaan die niet het eigendomsrecht van een ander schaden en alle overige handelingen zijn niet toegestaan. Natuurlijk kan er wel verschil van mening over bestaan hoe het libertarisme in specifieke gevallen moet worden toegepast, maar het libertarisme geeft wel een referentiekader dat bedoeld is om op alle omstandigheden van toepassing te zijn.

Is het idee van de staat een norm voor recht?

Het idee van de staat zou eventueel de volgende rechtsnorm kunnen zijn: de staat stelt vast wat iedereens rechten zijn. Maar het probleem met de staatsideologie (de mening dat er een staat moet zijn) is dat het onbepaalbaar is welke verzameling mensen de staat mogen zijn binnen een bepaald geografisch gebied. Zo zouden bijvoorbeeld zowel de Nederlandse Staat als de frietboer op de hoek kunnen beweren de staat te zijn. En beide organisaties zouden dan de wetten kunnen schrijven en bijvoorbeeld het speciale recht kunnen claimen om belasting te heffen. De staatsideologie is dan dus in feite een vrijbrief voor iedereen om maar in het wilde weg te gaan stelen.

En niemand weet of je de rechten hebt volgens de wetten van de frietboer op de hoek of volgens de wetten van de politici op het Binnenhof.

De staatsideologie kan dan helemaal geen norm voor recht meer zijn, omdat ze niet aangeeft welke handelingen een mens wel of niet mag plegen. Ze geeft niet aan wie met welk stuk eigendom wat mag doen. Het idee dat er een staat moet zijn is dus niet een rechtsnorm maar juist het omgekeerde: een voorstel van rechteloosheid waarin iedereen mag doen wat hij wil zonder met rechten van anderen rekening te houden, zolang je maar zegt dat dat in overeenstemming is met de wetten van je eigen of andermans staat. Het idee van de staat leidt er dus toe dat steeds twee of meer mensen tegelijkertijd over hetzelfde schaarse middel mogen beschikken. Het idee van de staat is een anti-rechtsnorm.

Is democratie een norm voor recht?

Een oplossing voor het probleem: “Wie is de staat?” zou kunnen zijn: democratie. Ook een democratie is een staat, omdat het gebaseerd is op het principe dat de meerderheid meer rechten heeft dan de minderheid. Het is echter onbepaalbaar hoe die oplossing geïmplementeerd moet worden. Oftewel: op welke situaties is democratie van toepassing? Moet democratie worden toegepast op alle mensen binnen een groot geografisch gebied, bijvoorbeeld Nederland? Of moet het worden toegepast op alle bakkers en onafhankelijk daarvan op alle journalisten, enz.? Of moet het op alle rassen worden toegepast? Vormen bijvoorbeeld alle negers in de wereld een staat? En alle Joden en alle spleetogen en alle blanken en alle overigen? Of moet democratie in één wereldstaat worden toegepast op de gehele wereldbevolking? Als ik op straat wandel en ik kom twee dieven tegen en ze willen erover stemmen of ik aan hun belasting moet betalen en ik stem tegen en zij stemmen alletwee voor, mogen ze dan belasting van me heffen? Zie ook het artikel “VRIJE VERKIEZINGEN” in de januari/februari 1990 vrijbrief.

Stel je voor dat een aantal mensen in Den Haag meent dat democratie moet worden toegepast op alle mensen binnen het geografisch gebied van Nederland. En stel je voor dat een aantal mensen in Schiedam meent dat democratie moet worden toegepast op alle roodharige mensen binnen het geografisch gebied van Nederland. Vervolgens houden beide groepen vrije verkiezingen, waarbij iedereen partijen mag oprichten en er uiteindelijk een parlement tot stand komt. Het probleem is nu dat sommige mensen zowel tot het ene systeem als tot het andere worden gerekend. Stel dat het parlement in Den Haag beslist dat roodharige Pietje te Delft 70% van zijn inkomen aan hun moet geven, terwijl het parlement in Schiedam beslist dat hij 70% van zijn inkomen aan hun moet geven. Dan is niet meer duidelijk waar welk geld heen moet. Ook de democratische staatsideologie leidt er dus toe dat het niet duidelijk is wie welke handelingen mag verrichten en wie recht heeft op welk stuk eigendom. Op deze manier is ook het idee van democratie geen rechtsnorm, maar een anti-rechtsnorm.

Maar goed, ook al zou men accepteren dat democratie, zoals velen doen, moet worden toegepast op alle mensen binnen het geografisch gebied van Nederland, kan de democratische ideologie dan gezien worden als een soort rechtsnorm? Ja, wel een soort rechtsnorm. De ideologie geeft dan immers wel een algoritme aan om te beslissen welke handelingen iedereen mag verrichten. Maar is het redelijk om te zeggen dat democratie iets met recht te maken heeft? Recht in de zin van rechtvaardig? Recht in de zin van mensen als medemensen respecteren en niet als objecten behandelen? Ten eerste heb je in een democratie van te voren nog helemaal geen enkel recht dat vaststaat. Je kan pas rechten verkrijgen voor zover dat door een meerderheid wordt goedgekeurd. Wel heb je de mogelijkheid om eventueel rechten in andere personen te verkrijgen, doordat je via de democratie mag meebeslissen over hun leven of inkomen.

Democratie betekent eigenlijk dat het recht afhankelijk is van waar mensen voor stemmen, waarbij het er vooral om gaat wat een meerderheid van een groep stemmers stemt. Een handeling die vroeger als onrecht gezien werd kan van het ene moment op het andere opeens recht worden en omgekeerd, alleen maar omdat een aantal mensen daarvoor stemmen. Zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat mensen het op een dag opeens een misdaad vinden om je winkel na 18.00 uur open te hebben, terwijl de dag daarvoor het nog in niemands hoofd opkwam om het ruilen van melk en muntjes als een misdaad te zien.

Verder zijn aanhangers van democratie volgens mij niet consequent. Zo vinden ze blijkbaar dat een meerderheid een minderheid mag onderdrukken. Het belasting/overheidsuitgaven systeem zorgt er bijvoorbeeld voor dat een meerderheid een minderheid kan dwingen om hun projecten mede te financieren. Toch zal een aanhanger van democratie mij veroordelen als ik de hele buurt beroof om een kunstwerk te kunnen laten neerzetten in het park. Blijkbaar vinden ze niet dat een minderheid een meerderheid mag onderdrukken. Waarom mogen mensen de ene keer wel onderdrukken en de andere keer niet? Op basis van welk moreel principe mag je een minderheid veroordelen voor het feit dat ze andere mensen onderdrukken en het vervolgens prima vinden als een meerderheid zich bezig houdt met onderdrukking? Zouden moord en verkrachting ook opeens minder erg zijn als de meerderheid er voor is?

Het is volgens mij zo dat een voorstander van democratie ontkent dat de bron van het recht is eerbied voor de mens als wezen bestemd om in vrijheid te leven. Hij beweert immers dat recht te maken heeft met het willekeurige stemgedrag van mensen en het recht van de meerderheid om de minderheid te onderdrukken, en niet met een fundamenteel rechtsprincipe. Het is volgens mij daarom niet zuiver om te zeggen dat democratie iets met recht te maken heeft en de termen democratische rechtsorde en democratische rechten zijn mijns inziens een verkrachting van het idee dat ten grondslag ligt aan het woord recht.