Ik heb me steeds wat onwennig gevoeld wanneer ik in libertarische tijdschriften financiële of beleggingsrubrieken vind. Intuïtief voel ik aan dat die er niet thuis horen. Wellicht bewijs ik dan ook mezelf, zowel als de lezers, een dienst door eens expliciet na te gaan waarom ik dat voel.

Stel dat ik aan de redactie van de Vrijbrief vraag een vaste rubriek te krijgen waarin geregeld commentaar geleverd wordt op meditatietechnieken en psychotherapieën of (om het nog wat bonter te maken) waarin ik bespreek in welke bordelen in Amsterdam of Brussel je het meest waar voor je geld krijgt, of waarin ik het over drugs heb: de prijzen op de zwarte markt van de illegale drugs, nieuwe ontdekkingen op het gebied van voorlopig nog legale drugs… Om te beginnen zouden mijn voorstellen wellicht weggelachen worden, maar stel dat ik, met een goede verkooptechniek; de redactie kan overtuigen: ik KRIJG mijn rubriek. Wat dan? Wel, mijn arm rubriekje over meditatie zal door niet één lezer op tien bekeken worden en met de seks- en drughoek zal het nog erger zijn: woedende protestbrieven van lezers, mensen die hun abonnement opzeggen, enz… Nochtans, bijna alles wat in de jongste Vrijbrieven werd aangehaald als argument voor het inschakelen van een “investeringshoekje” kan, mutatis mutandis, gelden voor mijn projecten: zij dienen eveneens om “mensen bewust te maken wat hun rechten zijn ervaringen uit te wisselen, enz.” Goud en zilver zijn middelen om iemands financiële basis te versterken? Daarop antwoord ik dat b.v. transactionele analyse en een ongefrustreerd seksleven middelen zijn om iemands lichamelijke en psychologische basis te versterken (in feite durf ik zelfs beweren dat mijn, alternatieve rubriekjes beter op hun plaats zouden zijn in de Vrijbrief, maar daar ga ik voorlopig niet verder op in.

Waar ligt nu het waarom van dit alles? Waarom heeft de Vrijbrief een investeringsrubriek en niet een van “mijn” rubrieken? Het antwoord hierop is zeer verhelderend: er hangt al aan het libertarisme, net als aan zijn voorganger, het Conservatisme *), een bepaald “waardengeurtje” dat zijn naam niet goed durft bekennen, maar dat daarom niet minder duidelijk aanwezig is. Nominaal is het libertarisme voor vrijheid en al de rest is privé-zaak. Feitelijk is het echter zo, dat ongeveer alle libertarische geschriften een half-toegegeven vooroordeel uitwasemen ten gunste van (zeg maar grotendeels 19de-eeuwse) waarden als rationaliteit, materieel comfort, fatsoen, “vooruitgang”, enz… Mensen die de rechten van anderen scrupuleus eerbiedigen, doch die tevens meer voelen voor waarden als emotionele rijkheid, natuurbeleving, spontaniteit, intensiteit van ervaring (en dat lijken mij nochtans de echte individualisten te zijn) worden op zijn minst argwanend bekeken en door sommigen, zoals de Ayn Rand-aanhangers, zelfs uitdrukkelijk veroordeeld.

Daar valt voor het overige natuurlijk weinig over te zeggen, alleen dat een dergelijk libertarisme niet mijn libertarisme is.

*) Waarom noem ik het conservatisme een voorganger van het libertarisme? Daarop kan hier niet ingegaan worden. Gaarne zal ik echter in contact treden met lezers die belangstelling hebben voor dit aspect, dat betrekking heeft op het ontstaan van het libertarisme als autonome ideologische beweging.

Guy de Maertelaere.