Harry Browne is een van de kopstukken van de Amerikaanse libertarische beweging. Hij is auteur van ‘How I found Freedom in an unfree world’ en is tevens bekend van zijn boeken over persoonlijk financieel management.

Onderstaand artikel is overgenomen uit het Amerikaanse tijdschrift Liberty van juni 1993 en vertaald door Henry Sturman.

Als een politicus betrapt wordt met z’n hand in de koekjestrommel, waarom denken Amerikanen dan dat hij er iets in wilde doen?

Het is onwaarschijnlijk dat veel mensen die begrijpen hoe een economie functioneert geloven dat Bill Clinton’s economische programma haar gestelde doelen zal bereiken. Het volgende staat vast:

  • Het programma zal het financieringstekort niet terugdringen; het financieringstekort zal toenemen.
  • Het zal de rentestand niet omlaag brengen; waarschijnlijk zal die door het programma juist torenhoog worden.
  • Het zal niet beter werken door lage inflatie; het zal eerder de katalysator zijn die ons terug brengt naar de inflatoire periode van de jaren 70.
  • Het zal niet voor hogere belastingopbrengsten van de rijken zorgen; het zal eenvoudigweg hogere inkomensgroepen stimuleren in de richting van aftrekposten, obligaties, belastingontduiking en pensionering.
  • Het programma zal de economie niet stimuleren; het zal de economie schaden.

U vraagt zich misschien af waarom meneer Clinton een programma voorstaat dat waarschijnlijk gedoemd is te falen. Is hij gewoon dom? Hebben zijn economische adviseurs hersenletsel?

Zijn plannen zijn slechts zinnig als we ze bezien vanuit de bredere context van politiek en overheid. Als we begrijpen waarom overheidsprogramma’s bijna altijd resultaten brengen die het tegenovergestelde zijn van hun gestelde doelen, dan kunnen we begrijpen waarom Bill Clinton een programma voorstelt dat geen enkele kans op succes heeft.

Slecht economisch inzicht?

De gebruikelijke verklaring is dat politici geen begrip van economie hebben – dat ze gewoon niet inzien dat maximum prijzen leiden tot tekorten, dat het verhogen van het minimumloon leidt tot werkeloosheid, dat het verhogen van belastingpercentages niet noodzakelijkerwijs voor hogere belastingopbrengsten zorgt en zo voort.

Het is waar dat ze verkeerde economische redenaties hanteren. Maar ik betwijfel of politici meer geloof hechten aan deze redenaties dan wijzelf. En dus zijn ze ook niet meer dan wij verbaasd over de resultaten.

De programma’s bereiken hun doelen niet, omdat de politici dit nooit van plan waren. Zij hebben geen interesse in het voeden van de armen, het redden van de middenklasse, het stimuleren van de economie of het verlagen van het financieringstekort. Zij hebben andere motieven voor het creë²¥n van wetten en onmogelijke regels.

Cui bono?

Een eeuwen oude vraag op het gebied van wetgeving is Cui bono? – ten voordele van wie? Wie profiteert van een gegeven beleid?

We kunnen de motieven van de politici alleen begrijpen als we elk wetsvoorstel en elk programma in het licht van deze vraag houden, want de individuen die profiteren zijn nooit degenen voor wie het programma zogenaamd bedoeld is.

Bijvoorbeeld, het verhogen van het minimumloon verhoogt niet de lonen van laagbetaalde arbeiders; in werkelijkheid maakt het velen van hun werkeloos. Maar politici zijn hier niet meer over verbaasd dan wij. Ze zorgen niet voor zulke wetten om laag betaalde arbeiders te helpen, maar om te voorkomen dat zulke arbeiders concurreren met vakbonden – de werkelijke begunstigden van minimumloonwetten.

Milieuwetten en -reguleringen worden niet ingesteld om vervuiling te stoppen. Ze worden ontworpen om sommige bedrijven te bevoordelen ten koste van anderen. Het feit dat zulke wetten de meeste consumenten schaden is, voor een politicus, slechts een incidenteel, irrelevant deel van het leven.

“Burgerrechten” en “arbeidsongevallenwetten” helpen niet de onfortuinlijken. Maar ze zorgen wel voor vele winstmogelijkheden voor advocaten, helpen grote bedrijven om concurrentie van startende ondernemers te voorkomen, en vormen een excuus om de controlerende bureaucratie uit te breiden.

“Stadsvernieuwing” heeft niet gezorgd voor betere huisvesting voor de armen; het heeft gezorgd voor betere orders en banen voor de bouwsector. Het doel van wetten om politieke campagnes te “hervormen” is niet om campagnes eerlijker en goedkoper te maken – maar om het leven voor zittende politici gemakkelijker te maken door het belemmeren van andere mededingers. Zelfs defensiebesluiten worden gemaakt voor de defensie-industrie, niet voor de defensie van de natie.

Wij denken dat we superieur zijn wanneer we onze beste economische inzichten gebruiken om te bepalen wie wordt geholpen en wie geschaad door een gegeven wet. Maar de politici zijn ons é©® stap voor. Zij wisten dat allemaal al voordat ze de wet instelden. Dat is de reden dat ze hem instelden.

Leugens en statistiek

De romanschrijfster Mary McCarthy zei eens dat elk woord uitgebracht door de schrijfster Lillian Hellman een leugen is – zelfs “en”, “een” en “de”. We kunnen de politiek alleen begrijpen door op dezelfde manier over politici te denken. Geen politicus vertelt de waarheid; hij zegt wat goed is voor zijn carriè²¥. Indien, af en toe, hij toevallig de waarheid spreekt, het zij zo – maar waarheid is niet de standaard die hem leidt.

Ik ben er zeker van dat sommige mensen de politiek ingaan in een oprechte poging om de wereld te verbeteren – of het nu is om de samenleving te hervormen of om de schade gedaan door eerdere hervormers te repareren. Maar zo’n persoon zal er snel achter komen dat zijn collega’s niet geven om feiten of theorieë® – behalve als ze in overeenstemming zijn met hun politieke doelen. Het wordt dan noodzakelijk om deals te sluiten om ook maar het kleinste deel van je eigen politieke agenda te bereiken.

Ongeacht welke politieke agenda, het zal samenvallen met de belangen van sommige mensen – daarbij een aantal natuurlijke, willende bondgenoten creë²¥nde voor datgene waar de politicus voor naar Washington ging om te bereiken. De defensie-industrie zal hem bijvoorbeeld steunen als hij vecht voor een sterke defensie. Maar uiteindelijk realiseert hij zich dat er niet voldoende steun is – om de wet aangenomen te krijgen of om herkozen te worden – als hij geen compromis wil sluiten over het wetsvoorstel, om de voorstanders tevreden te stellen en om nog meer voorstanders te kopen.

Het is niet een grote stap van hier naar het punt waar zijn principi묥 agenda ondergeschikt is aan de deals die hij kan maken en de voordelen die hij kan geven aan degenen die hem zijn functie helpen behouden. Hij zal wellicht soms wensen dat hij de vrijheid had om aan de doelen te werken die hem eens motiveerden, maar hij doet er net zo veel aan als de rest van ons doen aan dat boek dat we allemaal van plan zijn ooit te schrijven.

Het is zodoende geen verrassing dat een conservatieve held als Orrin Hatch op een dag federale kinderopvangwetgeving mede-ondersteunt. Of dat de super-vredesaanhanger en anti-militarist Ron Dellums moord en brand schreeuwt wanneer defensiebezuinigingen leiden tot het sluiten van militaire bases in Californië® Of dat vrije-markt aanhanger Jesse Helms een grote drijfveer is achter de tabaksubsidies.

Bij het zien van zulke dingen zouden we kunnen concluderen dat politici helaas een blinde plek hebben. Waarom ziet hij niet in waar hij mee bezig is? Maar de waarheid is dat hij het wel ziet. Als we zijn woorden en ideeë® blindelings geloven, dan zijn wij het die blind zijn – blind voor het doel van de politici.

Wij, de machtelozen

Een politicus denkt alleen aan zijn belangrijkste medestanders. Maar die medestanders zijn niet de kiezers in zijn district. Het zijn de bedrijven en organisaties die het geld en de mankracht leveren voor zijn campagnes. Zij zijn de profiteurs van de stemmen die hij uitbrengt in het Congres of de programma’s waarmee hij als president voor de dag komt.

Om de overheid en de politiek te begrijpen moet je je realiseren dat geen enkel congreslid het electoraat vreest. “Wij, het volk” hebben geen macht over hem. Er is bijna niets dat hij kan doen dat zo erg is dat het hem zijn baan kost.

Ondanks alle brief-schrijf campagnes en alle schandalen, ben ik me niet bewust van enig voorbeeld waar een congreslid of senator niet herkozen werd vanwege een wet waar hij voor stemde, een belasting die hij steunde of é©® of andere populaire beweging waar hij niet aan mee deed.

Er was een geweldig tumult in 1989 over een voorgestelde salarisverhoging voor het Congres. Het was in heel Amerika onderwerp nummer 1 in radio programma’s waar luisteraars mogen opbellen om hun mening te geven. Het Huis van Afgevaardigden gaf tijdelijk aan de druk toe, maar een jaar later werd de salarisverhoging toch aangenomen – en ik ken geen enkel congreslid dat bij de verkiezingen boette omdat hij vó³² stemde.

Naar aanleiding van alle opwinding over het bankschandaal in het Huis van Afgevaardigden, vorig jaar, ben ik me niet bewust van zelfs maar é©® grote cheque-misbruiker die in november verslagen werd. Het is waar, sommigen van hen kozen ervoor af te zien van een poging om herkozen te worden. Maar daar valt een ander verhaal over te vertellen – een heel ander verhaal dan er doorgaans over verteld wordt.

Grijp het geld en maak je niet uit de voeten

Gedurende decennia hadden congresleden en senatoren de mogelijkheid om, na afloop van een campagne, onopgemaakte campagnefondsen te bewaren. Ze spaarden het geld voor de volgende verkiezingen – hetgeen ze een voorsprong gaf bij het fondsenwerven (terwijl hun tegenstanders bij elke verkiezing opnieuw moeten beginnen). Sommige zittende leden hebben zo weinig oppositie, dat ze vrijwel niets besteden aan hun campagne – en een steeds grotere hoeveelheid geld in hun oorlogsschatkist verzamelen.

En als een zittend congreslid uiteindelijk op pensioen gaat, mag hij ongebruikte campagnegelden met zich meenemen. Sommige congresleden zijn op pensioen gegaan, letterlijk miljoenen dollars aan campagnegeld met zich meenemend.

In het begin van de jaren 80 nam het congres eindelijk een wet aan die een pensionerend congreslid verplichtte om overgebleven campagnefondsen over te dragen aan de federale schatkist. Maar de nieuwe regel zou niet intreden totdat – raad eens wanneer. Inderdaad: niet tot 1993.

Dus vorig jaar besloot een ongebruikelijk hoog aantal congresleden op pensioen te gaan. Vanwege hun rood staan bij de bank van het Huis van Afgevaardigden? Vanwege publieke afkeer van het Congres? Omdat deze idealistische overheidsdienaren ontmoedigd waren geraakt bij pogingen het financieringstekort terug te dringen?

Nu even re륬. Ze vertrokken omdat dit de laatste kans was om het geld te grijpen en zich uit de voeten te maken (of niet uit de voeten te maken). Jaren geleden – lang voor alle recente schandalen – werd het voorbestemd dat vele zittende congresleden in 1992 op pensioen zouden gaan.

Ongeacht hoe slecht de dingen dit jaar en volgend jaar gaan lopen, ongeacht hoeveel publiek protest er zal zijn over belastingverhogingen, ongeacht hoeveel schandalen zich zullen aandienen, het is onwaarschijnlijk dat het aantal congresleden dat in 1994 op pensioen zal gaan zelfs maar een vierde is van het aantal in 1992.

De publieke opinie doet er niet toe

Feit is dat een congreslid immuun is voor de publieke opinie. Een president wordt verantwoordelijk geacht voor de toestand van het land en een gouverneur voor de conditie van zijn staat, maar geen enkel congreslid betaalt bij de verkiezingen voor de stemmen die hij heeft uitgebracht.

De meeste kiezers hebben er geen idee van waar hij voor gestemd heeft. Het enige dat ze weten is dat ze van hem gehoord hebben en niet van zijn tegenstander.

Omdat zittende leden zo’n sterke naamsbekendheid bezitten, hebben ze voordeel bij een grote opkomst van kiezers zonder sterke politieke meningen. Vandaar de huidige roep om een “motor voter” wet – waardoor mensen automatisch als kiezer geregistreerd worden bij het aanvragen van een rijbewijs of een uitkering (maar niet bij het betalen van belastingen). Het nieuwe voorstel staat ook toe dat mensen zich op verkiezingsdag registreren op de plaats van opkomst – hetgeen georganiseerde pressiegroepen helpt om “vroeg en vaak” te stemmen.

Zittende leden hebben ook voordeel bij “campagne hervormingswetten” die bestedingen limiteren en voorkomen dat mededingers de naamsbekendheid verkrijgen die het zittende lid reeds heeft.

De herverkiezing van een politicus hangt niet af van de publieke opinie of zijn staat van dienst, maar van de steun van ondernemingen, rijke sponsors en georganiseerde groepen, die het geld en de mankracht ter beschikking stellen om stemmen voor hem te winnen.

En als hij een stem in het congres afweegt, is het enige dat telt of deze supporters voordeel zullen hebben van de wet – of dat hij zijn stem kan ruilen voor steun voor een andere wet die zijn weldoeners zal dienen.

Wie profiteert? Niet de kiezers of de belastingbetalers.

De pressiegroepen

Klaarblijkelijk hebben de supporters van een politicus hun eigen motieven.

Het is niet moeilijk om de motieven te identificeren van de bedrijfsleiders die subsidie willen of die zich inzetten voor regulering om concurrentie tegen te gaan – buitenlands of binnenlands. Ook is het niet moeilijk om in te zien hoe vakbonden profiteren van minimumloonwetten, wetten die overheidsleveranciers verplichten om “gebruikelijke lonen” (ook wel bekend als “vakbondslonen”) te betalen en zo voort.

En het is gemakkelijk om te zien waarom de NEA (National Education Association) strijd tegen keuzemogelijkheden voor ouders en waarom ambtenarenbonden tegen privatisering zijn.

De motivatie van ideologische groepen – “burgerrechten”-organisaties, conservatieve pressiegroepen, milieu groeperingen en zo voort – ligt iets ingewikkelder. Ongetwijfeld geloven de meeste leden van zulke organisaties sterk in hun zaak. Maar hun leiders zijn minder toegewijd.

De leiders lijken erg op politici – geï®´eresseerd in het behouden van hun eigen macht. Ze zijn misschien niet met die instelling begonnen – maar, net als bij politici, is het onvermijdelijk dat ze na verloop van tijd standpunten en politieke gevechten gaan afwegen in termen van persoonlijke macht, geld, aanzien, fondsenwerving en privileges.

Zo’n leider verlaat nooit zijn originele ideologie, aangezien zijn steun daar vandaan komt – en omdat dat een deel van zijn stijl is, net zoals een entertainer een stijl heeft die hij gedurende zijn hele carriè²¥ behoudt. Maar we mogen niet verwachten dat het ideologische doel belangrijker voor de leider is dan zijn carriè²¥.

De leiders gaan deals aan om financiering te verkrijgen van bedrijven die voordeel kunnen halen uit het politieke programma van de groep, en ze passen dit programma aan om die bedrijven tevreden te houden. De leiders moeten ook hun leden tevreden houden, maar dat betekent niet dat ze datgene moeten doen dat de doelen van hun leden bevordert.

Opnieuw, als we ons realiseren dat deze leiders niet noodzakelijkerwijs gemotiveerd worden door de doelen die ze prediken, kunnen we inzien dat schijnbare onwetendheid en hypocrisie in werkelijkheid listigheid en consistentie zijn. Deze leiders verknoeien hun tijd niet met het promoten van ingewikkelde gematigde lange-termijnprogramma’s, die uiteindelijk misschien de gestelde doelen zullen bereiken; het is nuttiger om iets te doen – zelfs iets volkomen ineffectiefs – dat de schijn heeft om de doelen te bevorderen op een opvallende manier. Het is belangrijk om een dramatische en wellicht winnende campagne te voeren – ongeacht of het in werkelijkheid de zaak zal dienen.

Aldus zagen we “burgerrechten”-leiders sancties tegen Zuid-Afrika promoten – sancties die duizenden Zuid-Afrikaanse zwarten werkeloos maakten en honderden bedrijven van zwarten aldaar vernietigden. We zien academici, die zeggen te geloven in vrije wetenschap, op meedogenloze wijze onderzoek en discussie tegengaan die zouden kunnen leiden tot productievere wegen naar de doelen die ze zelf prediken.

We zien feministen anti-discriminatie- en zwangerschapsverlofwetgeving pushen dat werkgevers minder bereid zal maken om vrouwen in dienst te nemen. En we zien pleitbezorgers van de armen sloppenwijksloopprojecten promoten die de armen op de straat terecht doen komen.

Je kunt deze leiders er niet van overtuigen dat ze de verkeerde weg naar hun doel inslaan, want hun doel is niet wat jij denkt dat het is.

Voor hun is het alleen maar van belang dat een voorstel goed lijkt en zodanig is dat het lijkt alsof iedereen die ertegen is koud en harteloos is. Het gaat erom te doen alsof je bezorgd en geï®´eresseerd bent, iets te doen dat overtuigend is en vol compassie lijkt, te doen voorkomen alsof je moreel hoogstaand bent.

Het enige dat noodzakelijk is, is om, wat James S. Coleman genoemd heeft, opzichtige goedaardigheid te tonen – een pronkerig vertoon van zorg [1].

Op deze wijze voeren de leiders van organisaties een mooie show op voor hun leden, ook al gebeurt er niets van betekenis.

De leiders werken samen met politici, om wetten door te voeren die de leiders in een goed daglicht doen staan, en in ruil daarvoor helpen de leiders de politici in het zadel te blijven door het oproepen van steun bij hun leden. Het proces verschilt weinig van het samenwerken van politici met bedrijven, vakbonden en andere groepen met directe financi묥 motieven.

Deze belangengroepen zijn alles waar de typische politicus zich druk om maakt. Hij maakt deals met ze, stemt ten gunste van ze, en heeft weinig interesse in gebeurtenissen die zich buiten zijn wereld van collega’s, lobbyisten en Washington afspelen.

En zo worden schijnbaar idiote overheidsprogramma’s (zoals ontwikkelingshulp, honingbijen onderzoek en anti-consumentwetgeving) opeens logisch, indien we ons realiseren wie er in feite van profiteert.

En we kunnen ook inzien dat je het stemgedrag van een politicus niet kunt veranderen door het vinden van bijstand bij het publiek, door een beroep te doen op zijn goede geaardheid of door het aanspreken van zijn gezond verstand. Een politicus zal zijn gedrag slechts veranderen als dat nuttig lijkt voor het verhogen van zijn eigen macht en baanzekerheid – met andere woorden, als je er in slaagt zijn weldoeners te vervangen door nog machtigere begunstigers.

Het Clinton programma

Bill Clinton’s programma wordt logisch als we het bekijken door de ogen van een politicus.

Het is niet een verdwaasde incoherente mengelmoes van conflicterende belangen, slechte economie en linkse ideologie. Het is een zorgvuldig uitgedokterde poging om een serie subprogramma’s samen te voegen dat een immense coalitie zal creë²¥n van politici, bureaucraten, vakbonden en belangengroepen. Terugdringing van het financieringstekort en economische stimulering zijn het vernis van het programma, niet haar doel.

Bill Clinton is met zekerheid é©® van de meest opzettelijke leugenaars die ooit het Witte Huis hebben bewoond. Het is duidelijk dat zijn verkiezingsbeloftes van belastingverlaging voor de middenklasse, enkele-regel-vetorecht, vrije schoolkeuze, overheidshervorming en het creë²¥n van werk, niet zijn intentie zijn. Toen hij zijn baan in Washington begon werd hij niet blootgesteld aan de koude hardheid der realiteit; hij wist de hele tijd al waar hij mee bezig was.

Maar het verschil tussen Slick Willie en andere politici is slechts een kwestie van mate – niet een verschil in soort. En denken over meneer Clinton als een uitzondering is jezelf kwetsbaar maken om door de eerstvolgende politicus voor de gek gehouden te worden.

Laten we het Clinton programma benaderen door eerst naar zijn warm-up voorstellen te kijken.

De eerste twee kogels uit het Clinton geweer waren de zwangerschapsverlofregeling en de “homosexuelen in het leger” campagne. Dit zijn show kwesties – uitstekende voorbeelden van opzichtige goedaardigheid. Ze bereiken niets van waarde voor de mensen die er zogenaamd door geholpen worden. Het doel is om de leiders van belangengroepen in staat te stellen te pronken tegenover hun volgelingen – daarbij hun leden- en fondsenwerving bevorderend.

Niemand in Washington (behalve Larry King) zal werkelijk geloven dat werknemers of werkgevers zullen profiteren van de zwangerschapsverlofregeling. Het zal een paar marginale bedrijven failliet doen gaan, en het zal de financi묥 middelen van werkgevers onttrekken van directe voordelen (hogere lonen, langere vakanties of kortere werktijden) die veel werknemers zouden prefereren.

Het doel was om de leiders van feministische organisaties, die meneer Clinton en vele congresleden sterk hadden gesteund, af te betalen. De regeling zorgt ervoor dat feministen kunnen tonen dat ze invloed hebben bij de overheid – de macht hebben om een regeling door te voeren die de notie bekrachtigt van een vrouw met zowel een carriè²¥ als een gezin, zonder iets voor dat privilege te hoeven opofferen.

De zwangerschapsverlofregeling is ook een zegen voor rijke advocaten (die veel geld besteden aan het kopen van politici). Het ligt voor de hand dat werkgevers het zullen vermijden om iemand in dienst te nemen met een gezin, iemand die jong genoeg is om ouder te worden en in het bijzonder iemand die vrouwelijk is. Dit opent weer een nieuwe markt voor rechtszaken [2].

Bovendien helpt de regeling grote ondernemingen door de relatief grotere kosten voor middelmatig grote ondernemingen die een gevaar voor ze vormen. En het betekent meer macht voor de anti-discriminatie politie in Washington.

Als enig congreslid werkelijk zou geloven in het nut ervan, dan had hij er niet voor gestemd dat de regeling niet voor het Congres zelf geldt. De congresleden schenen niet bang te worden door het protest van vorig jaar over het “keizerlijke Congres” en over politici die het “contact met de kiezer” verloren zijn. Deze regeling bevestigt dat ze te belangrijk zijn om zich te moeten houden aan de wetten die ze de rest van ons opleggen.

De “homosexuelen in het leger” farce is soortgelijk. Ik betwijfel of de homosexuele leiders veel belangstelling hebben om in het leger te infiltreren. Ze willen alleen maar hun spierballen laten zien aan hun volgelingen – laten zien hoe machtig ze zijn en dat ze steun verdienen. En misschien zat er ook wel enige genoegdoening in het uitsteken van hun tong naar het Amerikaanse volk: “Vergeet dit niet, wij zijn miet, en wij gaan jullie het leven zuur maken.”

Het was vorig jaar een cliché ¯nder conservatieven dat radicale linkse groepen hadden afgesproken om zich koest te houden gedurende de presidenti묥 campagne – om te zorgen dat meneer Clinton zijn “gematigde” image zou behouden. Ik geloof dat niet. De leiders van de radicale groepen moesten hun leden oproepen tot steun aan meneer Clinton, en iedere journalist wist ervan en had erover kunnen rapporteren.

Het waren de journalisten die zich stil hielden, niet de radicalen. Waarom de journalisten dat zouden doen is een ander verhaal – een verhaal voor een andere keer. Het zij voldoende te zeggen dat ze een sterk verlangen hadden om meneer Clinton verkozen te zien worden – en ze lieten zich niet belemmeren door hun geweten bij het bevorderen van zijn campagne.

De profiteurs

Maar de feministen en de homosexuelen zijn niet de enige groepen die afbetaald moeten worden. Meneer Clinton heeft reeds vakbondsleiders afbetaald met een aantal niet-gepubliceerde uitvoerende besluiten die wetten terzijde schoven die vakbondsleiders lastig vonden.

Hij zal pushen voor milieuwetten om de eco-freaks tevreden te stemmen – maar, belangrijker nog, om enorme nieuwe winsten te creë²¥n voor bedrijven die zich bezig houden met recycling, het opruimen van chemisch afval, alternatieve brandstoffen en zo voort. Hij is bezig een nieuwe “super-milieubureaucratie” op te zetten binnen de uitvoerende macht – met de macht om de acties van andere bureaucratie뮬 die interfereren met zijn supporters, te vetoë®®

Maar natuurlijk is het grootste deel van zijn politieke plan het economische pakket dat hij heeft voorgesteld. Niemand kent alle details van het pakket, omdat het nog in ontwikkeling is; de details zullen worden ingevuld wanneer het duidelijk wordt welke groepen welke voordelen nodig hebben.

Eé® groep bestaat uit bedrijfsleiders die hoge winsten van zijn “high tech” beleid verwachten. Dit beleid zal netto niet é©® nieuwe baan creë²¥n; het zal simpelweg banen en winsten verschuiven van sommige industrieë® en bedrijven naar andere en naar de overheid. Gedurende de verkiezingscampagne maakte Clinton deals met die leiders om hun publieke steun te verkrijgen en om zijn image als “gematigd”, staand aan de kant van het particuliere bedrijfsleven staat, te bevorderen.

Men meent dat deze bedrijven ook geholpen zullen worden door Mickey Kantor, de nieuwe handelsvertegenwoordiger van de Verenigde Staten, die zijn zwaard zwaait naar Japan en Europa – klaar om de hoofden van Amerikaanse consumenten en exportindustrieë® af te hakken, om de bedrijven te belonen die bang zijn voor buitenlandse concurrentie.

En de minister van handel, Ron Brown, zal toezien op de verdeling van export vergunningen, uitzonderingen en subsidies aan de “Wall Street financiers, entertainmentmagnaten, tabaksondernemingen en oliebedrijven” die 30 miljoen dollar aan de Clinton campagne doneerden [3].

Er is een lange lijst van bedrijven, industrie뮬 organisaties en groepen, die de aanname van het economische programma gretig afwachten. Lastige concurrenten zullen worden verlamd, prestige zal worden verhoogd, en het aantal zoethoudertjes zal sterk toenemen. En federale geldstromen naar de steden zullen de macht van de burgemeesters van grote steden vergroten, waardoor zij op hun beurt de kiezers in 1996 zullen oproepen op meneer Clinton te stemmen.

Meneer Clinton’s grootse economische plan biedt geen hoop op terugdringing van het financieringstekort of economische stimulering. Maar het is ook niet gericht op é©® van deze doelen. Haar doel is om de coalitie ten dienste te zijn die hem in het Witte Huis bracht en waarvan hij hoopt dat het hem daar acht jaar houdt.

De kern: belastingen

De meeste congresleden staan helemaal achter Clinton, omdat de kern van Clinton’s programma gevormd wordt door een hele reeks nieuwe belastingen.

We weten dat dit de meeste kiezers zal schaden door middel van een lager netto loon en een krimpende economie. De congresleden die er als de kippen bij zijn om deze nieuwe belastingen te applaudisseren weten dit ook.

Belastingverhoging heeft in het verleden het financieringstekort niet teruggebracht en deze keer zal het zeker niet gebeuren. En geen enkel congreslid zal geschokt zijn wanneer het financieringstekort over vier jaar groter is dan nu. Ondertussen zullen de meesten slechter af zijn – terwijl ze “bijgedragen” hebben aan een rampspoedig programma zonder kans op succes.

Waarom zou dan een politicus zo’n programma steunen? Waarom zou hij zijn kiezers tegen zich in het harnas jagen door op een trein te springen die richting ravijn gaat? Wie profiteert van belastingen?

De politici zelf. De verhoogde overheidsinkomsten zullen nieuwe bestedingsprogramma’s financieren met welke de politici hun supporters kunnen afbetalen en nieuwe vrienden kunnen kopen.

Sommige van de nieuwe verhogingen – zoals hogere belastingen voor de rijken – zijn zelfvernietigend, en congresleden weten dit. Opbrengsten van hogere belastingschijven zouden zelfs kunnen dalen – terwijl inkomen wordt verschoven naar niet-belastbare posten. Maar de politici weten dat “pak de rijken” slechts een retorisch rookgordijn is. Het echte geld komt van de mensen in hun geliefde “middenklasse” – waarvan vele leden de pijn draaglijker zullen vinden als ze denken dat de rijken nog meer pijn lijden.

Congresleden zijn hongerig naar de nieuwe fondsen die belastingverhoging zal brengen. En hun supporters zijn hongerig naar de nieuwe bestedingsprogramma’s die door die fondsen gefinancierd zullen worden.

“Publieke steun”

Politici adoreren Bill Clinton, omdat hij de super-verkoper van Amerika is. Reizend door het land vertelt hij het verhaal dat hogere belastingen de enige oplossing zijn voor de ergste economische crisis sinds de jaren 30.

Hoeveel mensen zijn verhaal slikken is echter moeilijk te zeggen. Wat we horen is niet de stem van het volk, maar een gigantische perscampagne, om ons te doen geloven dat het publiek 100% achter Clinton staat – een campagne om je te laten denken dat je de enige in Amerika bent die niet bereid is zijn aandeel te betalen voor het te lijf gaan van het financieringstekortmonster.

Interviewers ontwerpen vragen om antwoorden te verkrijgen in de trant van “Ja, ik zou graag meer willen betalen om het financieringstekort terug te dringen of om de economie te stimuleren” – ook al heeft de gemiddelde persoon geen idee hoeveel de Clinton belastingen hem zullen kosten en heeft hij er geen idee van (en het wordt hem ook nooit gevraagd) of het programma het financieringstekort zal terugdringen of de economie zal stimuleren.

Elke dag brengen pers en TV ondersteunende aanhalingen van mensen op straat tot bedrijfsleiders tot economen tot Barbra Streisand – om je te laten weten dat je een onpatriottische misantroop bent indien je niet enthousiast bent over meneer Clinton’s oplossing.

U staat echter niet alleen. Als u dat wel denkt, bekijk dan é©® van C-Span’s bel-in programma’s of stem af op een radio talk-show. De meeste mensen zijn boos.

Maar de vraag van publieke steun (of afwezigheid daarvan) is slechts een afleiding. Publieke steun is irrelevant, omdat de politici weten dat het steunen van meneer Clinton hun hun baan niet kost. Dus concentreren ze zich op de dollar tekens – de nieuwe fondsen om mee te spelen. En ze zijn meer dan bereidwillig om Bill Clinton te helpen met het afbetalen van zijn politieke schulden aan homosexuelen, feministen, vakbonden en “burgerrechten”-leiders – in ruil voor al dat verse geld dat hij op het punt staat voor hun te gaan confisceren.

Uitzonderingen

En het geld van de nieuwe belastingen is slechts de helft van de aantrekkingskracht voor congresleden.

De andere helft is de vernietigende c.q. reddende macht die het hen geeft om uitzonderingen te verlenen op de belastingen aan degenen die het meeste daarvoor terugbieden. De nieuwe belastingwetten zullen vol uitzonderingen zijn – ieder van welke ontworpen is om politieke steun te arrangeren van een bepaalde groep.

De “algemene” energiebelasting heeft reeds veel van zijn algemeenheid verloren – met uitzonderingen voor brandstoffen zoals methanol, ethanol en zo voort.

Maar dit is natuurlijk niets nieuws. Zelfs de “belastinghervorming” van 1986 bevatte een veelheid aan uitzonderingen voor allerlei groepen (evenals de NAFTA “vrije handels” overeenkomst, elke milieuwet en elke andere wet die de economie op enige wijze be﮶loedt).

Belasting- en reguleringswetten geven congresleden leven-en-dood macht over specifieke industrieë® en individuele bedrijven. De macht is verslavend. Een congreslid dat het Huis van Afgevaardigden binnenwandelt moet wel tegen zich zelf zeggen: “Ah, dit is waar het allemaal om draait.”

Cynisch?

Als u denkt dat mijn visie op politici cynisch is, vraag u dan af hoe de politiek ooit anders had kunnen zijn.

Zoals P.J. O’Rourke geobserveerd heeft: “Wanneer kopen en verkopen gereguleerd worden door wetgeving, dan zijn de eersten die gekocht en verkocht gaan worden de wetgevers.”

Verwacht u dat mensen, die geld kunnen confisceren van degenen die het verdienen en het kunnen geven aan andere mensen, engelen zullen zijn? Het verwachten dat politici eerlijk, gewetensgetrouw, patriottisch of goedaardig zijn is net zoiets als verwachten dat de maffia wordt bestuurd door Dominicaanse nonnen.

De politici vormen een bende van afpersers – onbeperkt door politie, wetten, gewoonten of constitutie. Ik heb vaak mensen horen zeggen dat de Amerikaanse grondwet een perfect instrument zou zijn – als de politici hem maar zouden gehoorzamen. Maar van welke waarde is een grondwet waaraan politici ongehoorzaam kunnen zijn?

Het probleem is niet de specifieke politici; ze doen slechts wat je van mensen in hun positie zou verwachten. De kern van het probleem is het instituut overheid zelf – die “grote fictieve entiteit waarmee iedereen probeert ten koste van anderen te leven”, zoals Fr餩ric Bastiat het noemde.

Zolang wetgevers het leven gemakkelijker kunnen maken voor sommigen ten koste van anderen, kunnen wetgevers worden ge- en verkocht – en is ideologie betekenisloos. Een overheid die ontworpen is om “te doen voor het volk wat het niet voor zichzelf kan doen”, zal onvermijdelijk leiden tot é©® die voor degenen met politieke connecties doet datgene waar ze bereid zijn voor te betalen.

Het goede leven in de jaren 90

Omdat de begunstigden van het Clinton programma geen interesse hebben in het terugdringen van het financieringstekort of economische stimulering, moeten we geen ogenblik geloven dat het plan daar ooit voor bedoeld was.

De president en het Congres willen meer belastinggeld om uit te kunnen geven aan collaborateurs die subsidie willen. Ieder dubbeltje door belastingverhoging opgebracht zal worden uitgegeven. En, net zoals een dronkaard niet kan stoppen bij een van te voren vastgestelde limiet aan drankjes, zullen de politici meer geld uitgeven dan de nieuwe belastingen zullen opbrengen. Dus mogen we over vier jaar een groter financieringstekort dan nu verwachten.

De hogere belastingen en grotere overheid zullen waarschijnlijk de economie tot stilstand brengen. De reactie van de Centrale Bank daarop zal van kritiek belang zijn. Als de Centrale Bank alleen maar toekijkt, kunnen we in een lange recessie terechtkomen. Als de Centrale Bank probeert om de fiscale problemen door middel van monetaire financiering te compenseren, zullen we opnieuw inflatie zien – en misschien een hele hoge.

Het is erg waarschijnlijk dat we een combinatie van die twee situaties zullen zien: een langzame economie en hogere inflatie – soortgelijk aan de stagflatie van de jaren 70.

Al met al suggereert het Clinton programma dat de jaren 90 een moeilijke tijd zal zijn voor de meeste mensen die proberen rond te komen, maar een prachtige tijd voor belasting- en andere advocaten. Het belooft ook een goede tijd te worden voor beleggingsadviseurs – vooral voor degenen die profiteren van harde tijden, hoewel ik me niemand kan voorstellen die zo harteloos is om winst uit een monetaire crisis te proberen te slaan.

Quo vadis, Willie?

Of meneer Clinton in 1996 herkozen wordt hangt af van omstandigheden zoals hoe goed hij erin slaagt zijn coalitie tevreden te stellen, hoe groot hij die coalitie kan maken zonder de overheid in elkaar te laten storten, hoe goed de pers hem beschermt tegenover de gematigde kiezer, hoe vastbesloten de Republikeinen zijn in hun oppositie en goed ze hun oppositie kunnen beargumenteren, en of ze een kandidaat kunnen vinden die aantrekkelijker en krachtiger is dan degenen die ze op het moment hebben klaarstaan.

Al deze factoren zullen vele keren veranderen voor 1996, dus is het vruchteloos om nu al de uitkomst te voorspellen. Het enige dat we zeker weten is dat de volgende vier jaren lang niet zo saai zullen zijn als de vorige.

noten:

[1] National Review, 18 maart 1991, blz.34.

[2] Misschien werd de regeling doorgevoerd om de NAASP (National Association for the Advancement of Single People) een plezier te doen.

[3] San Fransico Examiner, 4 maart 1993, blz. A-9.

1 REACTIE

  1. Al deze factoren zullen vele keren veranderen voor 1996, dus is het vruchteloos om nu al de uitkomst te voorspellen. Het enige dat we zeker weten is dat de volgende vier jaren lang niet zo saai zullen zijn als de vorige.

Comments are closed.