Het libertarisme is een politieke filosofie, waarin de betrekkingen tussen mensen op vrijwilligheid dienen te zijn gebaseerd.
Het volgende artikel is in april 2000 in iets gewijzigde vorm verschenen in Liberaal Reveil, het tijdschrift van de Teldersstichting, het wetenschappelijk instituut van de VVD
Het libertarisme is een politieke filosofie, waarin de betrekkingen tussen mensen op vrijwilligheid dienen te zijn gebaseerd. Ieder individu is vrij te doen wat hij wil, zolang hij daarbij niet de vrijheid van anderen inperkt. Alle vormen van overheidsinterventie in het persoonlijk leven van het individu en de vrije markt worden ten stelligste verworpen. Het is een (radicale) voortzetting en uitwerking van het klassieke liberalisme en bouwt voort op het gedachtegoed van John Locke, Adam Smith en Herbert Spencer. Als stroming vormt het libertarisme echter geen eenheid. In dit artikel zal de auteur nader ingaan op de kenmerken van het libertarisme, de belangrijkste auteurs, de diverse substromingen en de houding tot de politiek.
Inleiding
‘So-called liberals are a general problem all around. They are about as improperly so-called as one could readily imagine – it’s amazing how this word got turned 180 degrees from its standard meaning ! The problem with contemporary so-called liberals is that they can’t understand or stick to the distinction of negative and positive rights.'(1) Aldus de libertarische filosoof Jan Narveson in een recent interview. Narveson spreekt hier over de Amerikaanse liberals, maar had net zo goed over liberalen in de Europese betekenis van het woord kunnen spreken.
In de literatuur wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen het 19e eeuwse en het 20e eeuwse liberalisme. Het 19e eeuwse liberalisme wordt gekenmerkt door de nadruk op een beperkte rol van de staat (de zogenaamde ‘nachtwakerstaat’) en de voorkeur voor een (bijna) laissez faire- economie. Het twintigste eeuwse liberalisme wordt echter in een toenemende mate gekenmerkt door een afwijzing van de minimale staat en de voorkeur voor een gemengde economie en overheidsinterventie. Hiervoor zijn verschillende oorzaken te noemen zoals de machtswellust van liberale politici, de introductie van de massademocratie en de dominante 20e eeuwse collectivistische cultuur.
Vast staat in ieder geval dat de minimale staat en het laissez faire-kapitalisme in de loop van de 20e eeuw veel ideologische pleitbezorgers verloren. Met name de economische theorieën van Keynes, de hooggespannen verwachtingen met betrekking tot de toepassing van de wetenschap voor het staatsbestuur en het enthousiasme voor het communisme in het bijzonder drongen het consequente liberalisme in de marge. Een andere niet onbelangrijke rol speelde de, historisch onjuiste, visie dat het 19e eeuwse laissez faire-kapitalisme tot een enorme welvaartsverslechtering van de arbeidersklasse leidde. (2) Echter, of juist hierdoor, werd in dezelfde periode de basis gelegd voor een herleving van het klassieke liberalisme door auteurs als Ludwig von Mises, Alfred Jay Nock en Isabel Paterson
De opkomst van het libertarisme
Toen na de oorlog een aantal liberalen tot de conclusie kwam dat de term liberalism precies voor datgene was komen te staan, waartegen men altijd had geageerd, werd de term libertarianism geïntroduceerd voor de continuering van de klassiek-liberale traditie. Hoewel de term ‘libertarisme’ pas achteraf aan een aantal denkers en economen is toegekend, kunnen Ayn Rand (die de term eigenlijk afwees), Murray Rothbard en Robert Nozick als de grondleggers van het libertarisme worden beschouwd. (3)
Ayn Rand
De uit Rusland geëmigreerde Amerikaanse schrijfster Ayn Rand is waarschijnlijk de belangrijkste inspiratiebron geweest voor het libertarisme. In de romans van Ayn Rand staat de strijd van het creatieve individu jegens de collectivistische staat centraal. Als gevolg van het enorme succes van haar romans en veelvuldige verzoeken om haar filosofie systematisch uiteen te zetten, heeft zij een aantal filosofische verhandelingen (zoals Capitalism: The unknown ideal) laten verschijnen, waarin een morele onderbouwing wordt gegeven voor het laissez faire-kapitalisme. Hoewel Ayn Rands non-fictie werk gekenmerkt wordt door een zeer polemische stijl, is de noodzaak voor een morele onderbouwing van de vrije markt zelden zo nadrukkelijk beklemtoond. (4) Volgens Rand is het weliswaar zo dat het laissez faire-kapitalisme tot de hoogste welvaart leidt, maar nog belangrijker is dat alleen het laissez faire-kapitalisme in overeenstemming is met de morele beginselen die voortvloeien uit de natuur van de mens als rationeel wezen. Zij noemt dit morele principe het ‘non-agressie principe’.
Murray Rothbard
Murray Rothbard is een van de belangrijkste representanten van de zogenaamde ‘Oostenrijkse School’ in de economie en grondlegger van de moderne libertarische beweging. Net als Ayn Rand fundeert hij het non-agressie principe op basis van de natuur van de mens. Rothbard trekt hier echter radicalere conclusies uit. Als niemand de vrijheid van een ander individu mag beperken, is er ook geen ruimte voor de minimale klassiek-liberale staat; ook klassieke taken als justitie en politie kunnen op de vrije markt worden aangeboden. Deze positie wordt ook wel ‘anarcho-kapitalisme’ genoemd. De politieke positie van Rothbard valt het beste te kenmerken als non-interventie op zowel nationaal als internationaal gebied. Rothbard is dan ook mede verantwoordelijk voor de herleving van het zogenaamde ‘isolationisme’ in de buitenlandse politiek. In laatste jaren van zijn leven probeerde Rothbard tot een samenwerking tussen zogenaamde paleo-conservatieven (zie verder) en libertariërs te komen tegen het neo- conservatieve en het ‘liberale’ establishment.
Robert Nozick
Robert Nozick is verantwoordelijk voor de hernieuwde aandacht voor de klassiek-liberale filosofie onder academici. In zijn bekende werk Anarchy, state en utopia stelt hij dat de minimale staat de meest extensieve staat is die met individuele rechten te verenigen is. Met als uitgangspunt een anarcho-kapitalistische ordening à la Rothbard laat Nozick zien, hoe zonder individuele rechten te schenden er automatisch een minimale staat met het monopolie op geweld zal ontstaan. (5) Nozick draagt een libertarische theorie uit, waarin alleen een inkomensverdeling die zonder geweld, dwang of fraude tot stand is gekomen legitiem is. Inkomensherverdeling door de staat is als gevolg hiervan altijd een inbreuk op de vrijheid van het individu. De belangrijkste verdienste van Nozick is dat hij de bijna unanieme consensus onder politiek-filosofen omtrent de moraliteit van inkomensherverdeling onder druk heeft gezet.
Vooral de eerste twee auteurs zijn na de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk geweest voor het ontstaan van de libertarische beweging. Een groot aantal think-tanks, publicaties en zelfs een politieke partij (The Libertarian Party) zagen in de jaren zestig en zeventig in de Verenigde Staten het licht. Hoewel de invloed op het maatschappelijke establishment nog gering was, kan gesproken worden van een opleving en hernieuwde aandacht voor het klassiek-liberale gedachtegoed.
Een tweede belangrijke impuls aan het libertarisme werd gegeven door de opkomst van het internet aan het begin van de jaren negentig. Door het internet was het mogelijk om de officiële media te omzeilen en mensen direct met het libertarisme te laten kennismaken. Het resultaat was een verbazingwekkende groei van het libertarisme over de gehele wereld. Tevens werd het internet zelf gepresenteerd als een goed voorbeeld hoe een samenleving kan werken zonder staatsbemoeienis. Verder zijn libertariërs intensief betrokken bij campagnes tegen het belasten, reguleren en censureren van het internet. Anno 2000 kunnen we constateren dat het aantal libertarische publicaties en initiatieven blijft groeien en dat er geen reden is om aan te nemen dat dit spoedig tot stilstand zal komen. Men kan zonder enige twijfel spreken over een renaissance van het klassiek-liberalisme.
De politieke filosofie van het libertarisme
Als de vitaliteit van een politieke stroming (o.a.) is af te leiden van het aantal mogelijke funderingen, dan verkeert het libertarisme in een gezonde staat. Het libertarisme kent een groot aantal filosofische funderingen, maar de conclusies van deze uiteenlopende benaderingen zijn hetzelfde: een individu dient vrij te zijn om zijn leven naar eigen inzicht te leiden, zonder daarbij dezelfde vrijheid van anderen te beperken. Het afdwingen en handhaven van deze zg. ‘negatieve vrijheidsrechten’ is de enige legitieme taak van de staat. Het libertarisme wijst daarom het begrip ‘positieve vrijheid’ – hulp van overheidswege om te beschikken over voldoende middelen om zelfverwerkelijking te kunnen realiseren – zoals dit in veel moderne liberale theorieën zijn weerslag vindt, resoluut af. Het gevolg hiervan is dat de verzorgingstaat (dan wel waarborgstaat) en economische regulering in zijn geheel wordt afgewezen. Deze opvatting vormt de kern van het libertarisme, waarmee het als het ware terugkeert naar het klassieke laissez faire-liberalisme zoals dit oorspronkelijk is neergelegd door bijvoorbeeld John Locke en Herbert Spencer.
Positieve vrijheid wordt om twee redenen afgewezen. In de eerste plaats zijn positieve en negatieve vrijheid niet tegelijkertijd te realiseren. De positieve vrijheid van de een is alleen te realiseren door de negatieve vrijheid van een ander te schenden, ofwel door geweld te initiëren tegen een ander individu. Als gevolg hiervan is een dergelijk individu niet in staat om zijn leven naar eigen inzicht te leiden. Volgens het libertarisme betekent een recht om eigen inkomsten te verwerven niet een recht op de inkomsten van een ander, het recht om onderwijs te volgen niet het recht om anderen te dwingen je daarin te voorzien, het recht op vrijheid van meningsuiting niet het recht om anderen te dwingen hier een podium of middelen hiervoor beschikbaar te stellen etc. De tegenstelling tussen negatieve en positieve vrijheid is dan ook een tegenstelling tussen twee radicaal verschillende principes. Het is de tragiek van de moderne liberale beweging om een recht op inkomensherverdeling via de staat onder dezelfde noemer (vrijheid) te brengen als het recht om een leven te kunnen lijden zonder inmenging van anderen. Het Amerikaanse welfare zou derhalve een betere benaming zijn voor hetgeen nu ‘positieve vrijheid’ wordt genoemd.
In de tweede plaats zijn veel libertarische auteurs van mening dat de herverdelende verzorgingstaat niet in staat is om zijn eigen doelstellingen te realiseren.(6) De verzorgingstaat leidt zowel tot minder efficiënte allocatie van financiële middelen, met op termijn financieringsproblemen voor de verzorgingstaat zelf, als tot een grote groep mensen die afhankelijk is gemaakt van de staatskas. Door mensen zonder werk een uitkering te geven institutionaliseert en vernietigt de staat de traditionele gezins- en solidariteitsbanden in de maatschappij. Tevens resulteert deze in een uitholling van de traditionele arbeidsmoraal en belangrijke liberale concepten als zelfredzaamheid, individuele verantwoordelijkheid en persoonlijk initiatief. Een economische kritiek is dat de verzorgingstaat grotendeels de problemen probeert op te lossen die deze zelf creëert door forse regulering van bedrijven en de arbeidsmarkt (zoals het wettelijk vastgesteld minimumloon en het algemeen verbindend verklaren van CAO’s). Een laissez faire-economie zal dan ook niet gekenmerkt worden door dergelijke, door de overheid gecreëerde werkloosheid. Individuen kunnen zich individueel (bij)verzekeren op de vrije markt en verdere inkomensondersteuning kan op nationaal en lokaal niveau op basis van vrijwilligheid plaatsvinden.
Zoals gezegd wordt het recht op individuele vrijheid, als enige legitieme grondslag voor de staat, op vele gronden verdedigd. De populairste verdedigingen van dit principe zijn tot op heden die van het natuurrecht en het utilitarisme.
In de natuurrechtelijke verdediging worden normatieve uitspraken afgeleid uit de natuur van de mens. Volgens auteurs die deze benadering voorstaan kunnen we vaststellen wat wel en wat niet goed is voor de mens door diens natuur te bestuderen. De mens moet zijn leven leiden door het gebruik van de ratio. Dwang en agressie staan haaks op het gebruik van deze eigenschap en dienen dientengevolge te worden afgewezen. Immers, het initiëren van geweld sluit het aanwenden van de ratio uit.Het libertarische non-agressie principe is daarom het enige principe dat in overeenstemming is met de mens als rationeel wezen. Centraal staat dus de tegenstelling tussen een leven geleid door de rede en wederzijdse instemming (de markt) enerzijds en een leven geleid door agressie en het opofferen van een individu aan het collectief (de staat) anderzijds. Een dergelijke benadering kenmerkt het werk van Rand en Rothbard. Het utilitarisme is een andere populaire verdediging van het libertarisme. Het verdedigen van de klassiek-liberale maatschappij op welvaartsgronden heeft een lange traditie. De strekking is bekend: het laissez faire-kapitalisme leidt tot de hoogste gemiddelde welvaart. Economische regulering, belastingheffing en inkomensherverdeling hebben louter een suboptimale allocatie van financiële middelen tot gevolg en resulteren in een gemiddelde welvaartsverslechtering. Een belangrijke hedendaagse (anarchistisch) libertarische auteur die het laissez faire-kapitalisme verdedigt op basis van efficiëntie en welvaartsoverwegingen is David Friedman (zoon van de Nobelprijswinnaar Milton Friedman). Een (andere) benadering waarbinnen welvaarts- en utilitaristische argumenten worden gebruikt is de zogenaamde public choice school.. In deze discipline worden economische modellen gebruikt om het gedrag van de overheid en het politieke proces tegen het licht te houden. Een belangrijke conclusie van deze school is dat de invloed van belangengroepen op het politieke proces tot suboptimale uitkomsten leidt en dat in veel gevallen ‘marktfalen’ te prefereren is boven (nog falender) overheidsbeleid. Veel auteurs binnen deze school staan zeer kritisch tegen regulering en inkomensherverdeling en hebben een voorkeur voor een (constitutionele) minimale staat of zelfs een staatloze ordening. Belangrijke respresentanten van de public choice benadering zijn James Buchanan en Gordon Tullock.
Meer recentelijk is hier nog een tweetal benaderingen bij gekomen. Het afleiden van morele en politieke uitspraken uit de activiteit van het handelen of argumenteren zelf is sinds kort een vruchtbare discipline binnen de ethiek. Zo stelt de politiek-filosoof en econoom Hans-Hermann Hoppe dat in de activiteit van het argumenteren zelf libertarische normen besloten liggen. Om zinvol te kunnen argumenteren dient een individu noodzakelijkerwijs de beschikking te hebben over het eigendom-van-zichzelf, van zijn eigen lichaam. Iemand die dit recht op self-ownership (één van de basisprincipes van het libertarisme) niet erkent, gaat niet uit van argumentatie, maar juist van dreigen (met fysiek geweld). Daaruit volgt dat zo’n opponent van het libertarisme alleen op straffe van contradictie tegen het libertarisme kan ageren; deelname aan een conflictvrije handeling als discussie veronderstelt nu eenmaal het non-agressie principe.(7) Vergelijkbare argumenten zijn aangevoerd door Stephan Kinsella en de Nederlandse rechtsfilosoof Frank van Dun. Dergelijke benaderingen worden wel ‘rationalistische fundering van het libertarisme’ genoemd.
Een andere recente, of beter, herontdekte benadering is het sociaal-contract denken in de traditie van Thomas Hobbes. Het sociaal-contract denken is in de 20e eeuw weer in de aandacht komen te staan door het werk van de sociaal-democratische filosoof John Rawls. Het libertarische sociaal-contract denken verschilt van de benadering van John Rawls (en aanhangers) met name in de definitie van de ‘natuurtoestand’ waarin individuen een contract sluiten om een ‘oorlog van allen tegen allen’ te voorkomen. John Rawls kiest voor een zogenaamde ‘sluier van onwetendheid’ waarin de deelnemers geen kennis hebben van
hun positie of talenten. Hiermee wil Rawls ‘onpartijdigheid’ bij het kiezen van morele principes garanderen. Volgens de Hobbesiaanse libertariers is een dergelijke keuze noch ‘onpartijdig’ noch ‘rationeel’. Niet onpartijdig omdat in deze sluier van onwetendheid de beterbedeelden een ‘free ride’ geven aan de minderbedeelden (exploitatie ligt dus als het ware in ‘de sluier van onwetenheid’ ingebakken). Niet rationeel omdat een rationeel individu niet zou instemmen met een dergelijk principe van onpartijdigheid. De vraag die Hobbesiaanse libertariers zich stellen is dan ook de aloude vraag of het rationeel is om moreel te zijn. Het antwoord hierop luidt bevestigend maar impliceert wel een andere moraal dan die van (bv.) John Rawls. Rationele individuen zullen slechts kiezen voor restricties op hun gedrag die hen tot wederzijds voordeel (in de brede zin van het woord) strekken. Hiermee correspondeert de vrije markt en een verbod op geweld, dwang en fraude. Inzet van discussie tussen aanhangers van deze variant van het libertarisme is of voor het implementeren van dit verbod op geweld, dwang en fraude de staat noodzakelijk is. Door een frequent gebruik van zogenaamde ‘gametheory’ en meta- ethische bespiegelingen is deze variant van het libertarisme dikwijls erg ‘technisch’ te noemen. (8)
Anarcho-kapitalisme
Hoewel het anarcho-kapitalisme een behoorlijk radicale variant van het libertarisme lijkt, is het trekken van anarchistische conclusies uit het liberale vrijheidsbeginsel al zo oud als het liberalisme zelf. Anarchistische tendensen zijn bijvoorbeeld te vinden in het werk van liberalen als Herbert Spencer, Gustave de Molinarie en, volgens sommigen, ook in het werk van John Locke. Een andere belangrijke inspiratiebron voor het anarchistisch libertarisme is het 19e eeuwse Amerikaanse individualistische anarchisme van auteurs als Lysander Spooner en Benjamin Tucker. Het Amerikaanse individualistische anarchisme combineerde het liberale vrijheidsbegrip met de wenselijkheid van een spontane ordening zonder de staat. (9) Volgens sommigen is het anarchisme de logische conclusie van het liberale vrijheidsbegrip. Vast staat in ieder geval dat een toenemend aantal liberale theoretici anarchistische conclusies trekt uit hun werk: ‘In the broad historical sweep, libertarianism has been becoming steadily more anarchist for several centuries. All anarchist libertarians would no doubt become minimal-state libertarians if they met a good argument showing that anarchism wouldn’t work. The remarkable thing is that so far no such argument has turned up.'(10) Veel hedendaagse libertarische theoretici, zoals David Friedman, Jan Narveson, Hans-Herman Hoppe en Randy Barnett, staan dan ook een staatloze maatschappij voor.
De voorstander van het anarcho-kapitalisme ziet zich geconfronteerd met twee belangrijke problemen: collectieve goederen en recht en justitie in een staatloze maatschappij. Volgens de klassieke economische theorie worden collectieve goederen (bijv. defensie) gekenmerkt door het feit dat personen er niet van kunnen worden uitgesloten en individuen zich daarom als free-riders zullen gedragen; zij zullen wel de baten willen ontvangen, maar niet willen bijdragen aan de kosten. Een staat is dan de enige remedie tegen een dergelijke sub- optimale uitkomst. Een aantal tegenwerpingen is echter mogelijk. In de eerste plaats is de theorie van de collectieve goederen gebaseerd op onrealistische veronderstellingen omtrent de menselijke natuur; in de experimentele economie zijn de veronderstellingen van de collectieve goederen-theorie onhoudbaar gebleken. In de tweede plaats kunnen collectieve goederen problemen worden opgelost door een verstrekkende privatisering van de maatschappij. Negatieve externe effecten kunnen dan worden opgelost door bijvoorbeeld publieke eigendom om te zetten in privé-eigendom of collectieve goederen te combineren met privé-goederen. Als laatste brengt de introductie van de staat zèlf een enorm collectief goederen-probleem met zich mee, namelijk het inperken en controleren van machtsmisbruik van de staat zelf. (11) Het andere probleem is hoe recht en justitie functioneren in een anarcho-kapitalistische maatschappij. De anarcho-kapitalistische auteur zal er als eerste op wijzen dat recht en justitie te belangrijk zijn om aan een monopolist over te laten. Net als elke andere monopolist zal deze streven naar een minimalisatie van diensten en maximalisatie van inkomsten. In het geval van de staat komt hier nog bij dat deze zijn geweldsmonopolie tegen de burgers zal gaan gebruiken (denk aan oorlog, inkomensherverdeling en belastingheffing). Het alternatief is een maatschappij met concurrerende beschermingsorganisaties, private arbitrage en particuliere bewaking. Deze diensten kunnen gecombineerd worden met andere private goederen en diensten om de verleiding tot geweldsmisbruik te minimaliseren. Door het koppelen van misdaadbestrijding aan bijvoorbeeld verzekeringen is de kans dat het voor een beschermingsorganisatie rationeel is om zo veel mogelijk misdaad te creëren en geweld te gebruiken klein. Andere voordelen van concurrerende beschermingsorganisaties zijn dat misbruik, hoge kosten en slechte diensten economisch zullen worden afgestraft door betere en goedkopere concurrenten (een dreiging die afwezig is in de huidige maatschappij) en dat er een lucratieve markt zal ontstaan in misdaadpreventie en particuliere bewaking.(12)
Paleo-libertarisme
Net als binnen het moderne liberalisme worden binnen het libertarisme de laatste jaren discussies gevoerd omtrent de verhouding tussen libertarisme en normen en waarden. Een stroming die de nadruk legt op de wenselijkheid van een laissez faire-economie èn cultureel conservatisme is het paleo-libertarisme. Het paleo-libertarisme is ontstaan aan het begin van de jaren negentig onder invloed van de latere ideeën van Murray Rothbard en Lew Rockwell (beiden van het Ludwig von Mises Institute).(13) In de ogen van deze auteurs geven libertariërs zich te weinig rekenschap van de straffe verwantschap tussen de judeo-christelijke erfenis (en de hierop gebaseerde normen en waarden) en de klassiek-liberale traditie.
In navolging van de paleo-conservatieve (14) denker Paul Gottfried ageren zij tegen de moderne managementstaat, waarin de burger, in ruil voor een aantal lifestyle-vrijheden (zoals het recht op drugs en pornografie), de meest fundamentele vrijheid wordt afgenomen, namelijk het recht op zelfbeschikking en lokale autonomie. Verder minimaliseert de verzorgingsstaat de behoefte aan oppositie door burgers met omvangrijke overdrachtsuitgaven aan zich te binden. Een ander gevolg van deze overdrachtsuitgaven is de vernietiging van het gezin en lokale verbanden. Door burgerrechten en anti-discriminatiewetten legt de staat het ideaal van de multiculturele samenleving aan iedereen met dwang op, waardoor burgers het recht verliezen om anderen uit te sluiten van hun privé-eigendom en organisaties.
Hoewel de paleo-libertariërs net als mainstream libertariërs voor een minimale staat of staatloze samenleving zijn, hangen zij paleo-conservatieve ideeën zoals de radicale afwijzing van het egalitarisme en de multiculturele samenleving, een positieve waardering van het gezin en lokale gemeenschappen en de relevantie van (klassieke) opvoeding en vorming aan. In de politieke praktijk verzetten zij zich vooral tegen de supranationale wereldorde en afgeleide organisaties als de EU en de Verenigde Naties. Verder wordt het paleo-libertarisme gekenmerkt door een principieel anti-interventionisme in de buitenlandse politiek en een kritische houding omtrent migratie. Vanwege de (gedeeltelijk) gezamenlijke agenda werken paleo-libertariërs en conservatieven in diverse organisaties en initiatieven samen.
Libertarisme en politiek
De verhouding tussen libertarisme en (partij)politiek is op zijn minst problematisch te noemen. Immers, de strekking van het libertarisme is dat het politieke bedrijf dient te worden opgeheven en de rule of people plaats dient te maken voor het klassiek-liberale leerstuk van de rule of law. Dat neemt niet weg dat libertariërs medeverantwoordelijk zijn geweest voor het op de politieke agenda krijgen van zaken als privatisering, deregulering, lastenverlichting en de creatie van vrijhandelszones. Tijdens het conservatieve bewind van Margaret Thatcher en Ronald Reagan heeft een aantal libertarische economen en beleidsdeskundigen gediend in diverse staatscommissies.
Het dilemma voor de libertarische beweging is altijd geweest, of zij haar invloed het beste kan uitoefenen via de gevestigde liberale en conservatieve partijen of via nieuwe politieke partijen. Beide benaderingen hebben kleine successen opgeleverd. Zo kennen de Amerikaanse Republikeinse en de Britse Conservatieve Partij libertarische suborganisaties. Verder wordt er binnen de wetenschappelijke instituten van Europese liberale partijen in toenemende mate aandacht besteed aan het libertarisme. Een goed voorbeeld is de uitgave van een Duitse vertaling van The ethics of liberty, het anarcho-kapitalistische magnum opus van Murray Rothbard, door het wetenschappelijk instituut van de Duitse FDP, de Friedrich Naumann Stiftung. Dit neemt echter niet weg dat veel libertariërs meer heil zagen in het oprichten van eigen politieke partijen. De oudste en grootste libertarische politieke partij is de Amerikaanse Libertarian Party. Hoewel deze partij qua leden en resultaten ver achterblijft bij de twee grote partijen, heeft zij de laatste jaren een substantiële ledengroei doorgemaakt. Behalve als politieke partij, fungeert deze partij op lokaal niveau ook als actiepartij tegen o.a. lastenverzwaring, economische regulering en inperking van de vrijheid van meningsuiting. Dit neemt echter niet weg dat veel libertariërs weinig heil zien in het participeren in de politiek. Zij houden zich meer bezig met het beïnvloeden van het opinieklimaat en het bieden van alternatieven voor de staat. Een zeer succesvolle libertarische strategie is het oprichten van think-tanks. De doelstelling van deze organisaties variëren van het beïnvloeden van het regeringsbeleid (bijvoorbeeld het Cato Institute) tot het toegankelijk maken van het werk van belangrijke libertarische economen en denkers (bijvoorbeeld het Ludwig von Mises Institute). Ook zijn er organisaties die zich profileren met één onderwerp zoals het bieden van vrijemarktoplossingen voor de milieuproblematiek. Deze denktanks zijn de sinds de oorlog enorm in aantal en omvang gegroeid en kunnen qua kwaliteit van onderzoek vaak wedijveren met de mainstream universiteiten. Een andere strategie is het direct bieden van alternatieven voor staatsinterventie zoals het introduceren van alternatieve (internet)valuta, off-shore banking en ambitieuze plannen om fysieke en virtuele vrijhandelszones te creëren.
Tot slot
De renaissance van het klassiek-liberalisme wordt natuurlijk niet door iedereen een warm hart toegedragen. Zo stuiten sommige libertarische standpunten, zoals het recht op vrij wapenbezit, het afschaffen van anti-discriminatiewetgeving en de kritiek op het totalitaire karakter van de huidige massademocratie, sommigen, moderne liberalen inclusief, tegen de borst. Hoewel dergelijke standpunten erg controversieel zijn, hebben zij van oudsher een belangrijke plaats gehad in de klassiek-liberale beweging. Verder kunnen de meeste mensen zich na ruim een eeuw staatsbemoeienis nog nauwelijks een beeld vormen omtrent hoe een volledig zelf- regulerende maatschappij eruit zou kunnen zien. Een ander obstakel is dat zelfs veel moderne liberalen dezelfde definities hanteren van begrippen als ‘sociale rechtvaardigheid’ en het ‘algemeen belang’ waardoor zij alleen nog gradueel verschillen van hun sociaal-democratische tegenstrevers.
En hoewel er verschil van mening mogelijk is omtrent een moderne interpretatie en uitwerking van de erfenis van het klassiek-liberalisme, is het libertarisme onbetwistbaar een revitalisatie van de liberale traditie waarin, in de 20e eeuw, sterk collectivistische elementen zijn binnengeslopen. Het probleem van ‘de politiek’ lijkt hieraan (mede) debet te zijn. Het zou daarom best eens kunnen dat in de 21e eeuw de politicus niet als de oplossing, maar als het probleem wordt gezien. Een dergelijke visie heeft in ieder geval een lange liberale traditie.
Noten
1. A. Mingardi, interview met Jan Narvesson, Laissez Faire City Times, 1999.
2. Zie o.a.: F. Hayek (ed.), Capitalism and the historians, University of Chicago Press 1990.
3. Hayek was warm voorstander van de vrije markt en een terughoudende staat, maar zeker geen voorstander van laissez faire-kapitalisme en een minimale staat. Volgens de anarcho- kapitalistische theoreticus Anthony de Jasay zijn in het complete werk van Hayek voldoende citaten te vinden om een verzorgingsstaat naar Zweeds model te legitimeren. Zie: A. de Jasay, ‘Some missing pieces’, in: Against politics, 1997.
4. Hoewel Ayn Rand lange tijd door het academische establishment niet serieus is genomen, lijkt er recentelijk sprake van een kentering. Ze wordt in toenemende mate opgenomen in de Amerikaanse wetenschappelijke curricula en sinds kort is er een academisch tijdschrift aan haar oeuvre gewijd, The journal of Ayn Rand Studies.
5. Deze conclusie is echter door vele (anarchistische) auteurs aangevochten. Zie: M. Rothbard, ‘Robert Nozick and the immaculate conception of the state’, in: idem, The ethics of liberty (hoofdstuk 29) , R.E. Barnett, ‘Whither anarchy ? Has Robert Nozick jusitfied the state ?’, in: Journal of libertarian studies 1 en Roy A. Childs, Jr , ‘The invisible hand strikes back ‘ in: Journal of libertarian studies 1.
6. Zie bijvoorbeeld de studies naar de effecten van sociale zekerheid in: J.L. Payne, Overcoming welfare, Basic Books 1998 en Ch. Murray, Losing ground: American social policy, 1950-1980, Basic Books 1985.
7. H.H. Hoppe, A theory of socialism and capitalism: Economics, politics and ethics, Kluwer Academic Publishers 1989.
8. Zie: J. Narverson, The libertarian idea, Temple University Press 1988, D. Gauthier, Morals by agreement, Oxford University Press 1986 en David Schmidtz’ Rational Choice & Moral Agency, Princeton University Press 1995.
9. Dit anarchisme dient uiteraard te worden onderscheiden van het Europese communistische anti-privé-eigendom-anarchisme van Bakoenin en Kropotkin.
10. D.R. Steele, ‘An accident of rebirth’, in: Liberty, mei 1999.
11. Voor een kritiek op diverse collectieve goederen-argumenten, zie : T. Cowen (ed.), Public goods and market failures: A critical examination, Transaction Publishers 1992 en A. de Jasay, Social contract, free ride, Oxford University Press 1989.
12. Voor een uitwerking, hoe een anarcho-kapitalistische samenleving kan werken, zie: M. en L. Tannehill, The market for liberty, Fox and Wilkes 1993 en R.E. Barnett, The structure of liberty – Justice and the rule of law, Oxford University Press 1998.
13. Voor een beknopte uitwerking van de paleo-libertarische visie, zie: L. Rockwell, The case for paleo-libertarism, Triple R 1990.
14. Het paleo-conservatisme is een voornamelijk Amerikaanse stroming die zich onderscheidt van het mainstream conservatisme door hiertegen te ageren. Het conservatieve establishment zou het fundamentele conservatieve gedachtegoed – christelijke waarden, economisch nationalisme, non-interventionalisme en regionalisme – hebben verkwanseld. Het populaire conservatisme is pragmatisch getint en richt zich op issues (abortus, wapenbezit, sluitende begroting), terwijl het paleo-conservatisme principiëler is en zich vooral richt op cultuur, moraal en traditie. De bekendste representant van deze stroming is Pat Buchanan.
Aschwin de Wolf studeert politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en is hoofdredacteur van het libertarische tijdschrift De Vrijbrief. Op dit moment is hij betrokken bij de publicatie van een boek omtrent het 25-jarig bestaan van de libertarische beweging in Nederland.