Met het uitkomen van Bolkestein’s boek Onverwerkt verleden is voor de tweede keer in een paar maanden tijd het debat over de ex-communisten losgebarsten.

Opvallend aan Bolkestein’s kritiek aan het adres van de ex-communisten, de meelopers, de verontschuldigers, en de goedpraters, is de milde toon die hij aanslaat. Zo werd D66-staatssecretaris Dick Tommel, die als vice-voorzitter van de Vereniging Nederland-DDR nog vlak voor de val van de muur de DDR-leiding feliciteerde met het veertigjarige bestaan van hun terreurregime, door Bolkestein ‘een politiek onbenul’ genoemd. Een merkwaardige kwalificatie. Het is natuurlijk mogelijk dat mensen die misdadige regimes steunen, zich niet op de hoogte hebben gesteld van de feiten; in dat geval kan er eventueel gesproken worden van onbenulligheid. Is men wel op de hoogte van de feiten, dan is er geen sprake van onbenul, maar van een karakterdefect. We kunnen er rustig van uitgaan dat Tommel afwist van het bestaan van de muur, waarmee het Oost-Duitse regime het land tot één grote gevangenis maakte; en we kunnen er ook vanuit gaan dat Tommel wist dat de Oostduitse burgers die uit deze gevangenis probeerden te vluchten, zonder pardon werden vermoord. Hoe komt Bolkestein er dan bij Tommel te kwalificeren als een onbenul?

Dat mensen ervoor kunnen kiezen een misdadig regime te steunen niet vanwege verstandelijke zwakheid (‘onbenulligheid’) maar vanwege karakterzwakte (gebrek aan integriteit, gebrek aan mensenliefde, conformisme, gebrek aan waarheidsliefde), is een stelling die vrij algemeen aanvaard wordt wanneer het om rechtse terreurregimes gaat. Mensen die de nazi’s steunden of de fascisten, of zelfs Pinochet, Franco of het apartheidsbewind in Zuid-Afrika, worden over het algemeen niet gezien als politieke onbenullen; nee, deze mensen waren ‘fout’ – ze deugden niet. Gaat het echter over mensen die linkse terreurregimes steunden, mensen die Stalin, Castro, Mao of andere linkse leiders van criminele regimes toejuichten, dan kunnen ze erop rekenen dat de Tweede Kamer een zaal naar hen vernoemt (Marcus Bakker) of dat ze gelouwerd worden met staatsprijzen (Joris Ivens). Bolkestein wil een eind aan maken aan deze groteske situatie, maar verder dan het slappe verwijt van ‘politieke onbenulligheid’ komt hij niet. Waarom geen morele veroordeling, zoals die ook routinematig wordt geveld over aanhangers van rechtse terreurregimes?

Deze dubbele moraal, en het feit dat zelfs Bolkestein die niet volledig doorbreekt, is vrij eenvoudig te verklaren. De spraakmakende kringen in Nederland – de politiek, de media, de universiteiten – worden sinds de jaren zestig sterk gedomineerd door links. Zij die de discussie voeren over de ex-communisten en die de toon van het debat bepalen, zijn vaak zelf ex-communist, dan wel ex-meeloper. Dat Bolkestein in zijn kritiek niet verder is gegaan, is dus heel begrijpelijk. De storm van kritiek die Bolkestein in november over zich heen kreeg, toonde aan dat hij zelfs met zijn voorzichtige kritiek de ongeschreven regels van het politieke debat al fors had overtreden.

Want dat moet je ze nageven: een naïeve toeschouwer mag het dan toeschijnen dat de ex-communisten en de ex-meelopers op het verkeerde paard hebben gewed, ze zijn opmerkelijk goed terecht gekomen. Ze hebben met het uitventen van hun tot voor kort modieuze extreem-linkse ideeën uitstekend carrière weten te maken. En dat is de tweede reden waarom de kwalificatie ‘politieke onbenullen’ niet op z’n plaats is.