“Te koop gevraagd: organen”, aldus luidde de veelbelovende titel van een serie uitzendingen die BNN eind vorig jaar wijdde aan de problemen rond orgaantransplantatie. Terugkerend thema was het tekort aan donororganen, waardoor alleen al in Nederland de wachtlijsten zijn opgelopen tot zo’n 1500 patienten, van wie er jaarlijks meer dan 100 overlijden voordat er een orgaan beschikbaar is gekomen. Omdat de meeste patienten die een orgaan nodig hebben, niet eens op de wachtlijst worden geplaats, ligt het werkelijke aantal dodelijke slachtoffers nog een stuk hoger.

Hoe dit tekort aan orgaandonoren te bestrijden? Ondanks de titel van het programma werd de gedachte om orgaanhandel te legaliseren geen moment serieus overwogen. Het enige idee waar presentator Bart de Graaf voor warm liep, was om het volk door middel van zedepreken over te halen gratis hun organen af te staan. Kortom, dezelfde methode die al tientallen jaren zonder succes wordt toegepast.

Hoeveel televisies zouden er op de markt komen wannneer het televisieproducenten verboden zou worden om geld voor hun televisies te vragen? Je hoeft geen econoom zijn om te begrijpen wat de gevolgen van een dergelijke politiek zouden zijn. Toch is dit precies de politiek die gevolgd wordt met betrekking tot organen.

Adam Smith schreef de befaamde woorden “It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker that we expect our dinner, but from their regard to their self-love”. De politici die orgaanhandel hebben verboden en de opiniemakers die dit verbod steunen, hebben de lessen van Smith nog altijd niet geleerd.

Toch is er hier geen sprake van hogere wiskunde; de schadelijke gevolgen van het invoeren van een maximumprijs op goederen en diensten wordt vermeld in de doorsnee ‘inleiding in de economie’. Het prijsmechanisme zorgt ervoor dat vraag en aanbod met elkaar in evenwicht worden gebracht. Wanneer er een tekort aan een bepaald product ontstaat, gaat de prijs omhoog; de hogere prijs zorgt ervoor dat het winstgevender wordt het product te produceren, waardoor het aanbod van het product zal stijgen. Als de overheid het stijgen van de prijs van een product verbiedt, waardoor de prijs kunstmatig onder de marktprijs wordt gehouden, valt de prikkel om de productie te verhogen weg, en ontstaat er een blijvend tekort aan het product. Voor organen is in feite een maximumprijs van f0- ingevoerd, en het resultaat is ernaar.

Politici bedenken regelmatig nieuwe interventies, zonder noemenswaardige resultaten. Twee jaar geleden nog werd met veel fanfare iedere Nederlander een brief gestuurd waarmee hij kon aangeven om donor te worden – zonder resultaat. Het enige waar politici niet aan denken, is om de oorspronkelijke interventie, die de oorzaak van alle ellende is, op te heffen.

Handel in organen is in de meeste landen verboden. Een bekende uitzondering werd lange tijd gevormd door India, waar, totdat het halverwege de jaren negentig werd verboden, openlijk en op grote schaal in organen werd gehandeld. De orgaanhandel in India beperkte zich voornamelijk tot levende donoren die hun nier verkochten. Begin jaren negentig ontving een donor voor zijn nier zo’n zes maal het gemiddelde Indiase jaarsalaris. Van het extra aanbod aan nieren dat zo ontstond werd niet alleen door nierpatienten in India gebruik gemaakt; uit heel de wereld stroomden patienten toe die elders op eindeloze wachtlijsten geparkeerd stonden.

Vanwaar het verbod op orgaanhandel?
De meerderheid van de tegenstanders van orgaanhandel erkent dat het betalen voor organen zal leiden tot het beschikbaar komen van meer donororganen, maar is desondanks tegen, voornamelijk uit ethische overwegingen.

Een van de redenen om orgaanhandel te verbieden is, in de woorden van bioethicus en huisfilosoof van CNN Jeffrey Kahn, dat orgaanhandel kan leiden tot ‘uitbuiting van mensen die geld nodig hebben en die niet zouden doneren als ze er geen geld voor zouden krijgen’.

De gedachtengang achter deze visie luidt aldus: mensen moeten vrijwillig tot donatie overgaan; wanneer een arme sloeber tot donatie overgaat niet uit altruisme, maar om er financieel beter van te worden, dan is er geen sprake meer van vrijwilligheid, maar van dwang – de armoedzaaier wordt ‘door armoede gedwongen’. De Bellagio Task Force, een verzameling wetenschappers die stelling heeft genomen tegen orgaanhandel, zegt het zo: de armoede van de donoren kan “dermate extreem zijn, dat het vrijwillige karakter van de verkoop van een orgaan twijfelachtig blijft.”

Maar met dit argument wordt veel te veel bewezen. Als het armoedzaaiers verboden moet worden hun nier te verkopen omdat er bij transacties die door armoede worden gemotiveerd sprake is van ‘dwang’, dan moet armoedzaaiers ook worden verboden om bij een fabriek in dienst te treden, of om schoenen te gaan poetsen, enzovoorts. Ook deze transacties verricht de armoedzaaier immers zuiver ‘door armoede gedwongen’. De vraag waarom in het ene geval de arme wel moet worden verboden om zijn financiele positie te verbeteren, en in de andere gevallen niet, blijft hier onbeantwoord.

Een antwoord daarop luidt dat orgaandonatie riskanter is dan bij een fabriek in dienst treden of schoenen poetsen; het verwijderen van een orgaan vormt, in de woorden van de Bellagio Task Force, ‘een bedreiging voor de fysieke gezondheid en lichamelijke integriteit’ van de orgaandonoren. Het risico is daarom groter dat men spijt krijgt van de donatie; de arme sloeber moet dus tegen zichzelf in bescherming worden genomen om te voorkomen dat hij een verkeerde beslissing neemt.

Maar het argument dat het laten uitnemen van een nier niet zonder risico is, gaat evengoed op voor orgaandonatie uit altruisme – daar zijn exact dezelfde risico’s aan verbonden. Er is geen reden om aan te nemen dat het risico op spijt groter is wanneer je een flinke zal geld overhoudt aan de transactie, dan wanneer je niets anders overhoudt dan de bevrediging een ander te hebben geholpen. (Het omgekeerde ligt eerder voor de hand: er is namelijk een reeele kans dat de niertransplantatie niet aanslaat. Wie alleen uit altruisme heeft gedoneerd, is dan voor niets zijn nier kwijt geraakt; voor wie uit financiele overwegingen heeft gedoneerd, geldt dit niet.)

De veronderstelling dat de arme sloeber die besluit om voortaan met 1 nier door het leven te gaan in ruil voor een flinke zak geld, een slechte beslissing neemt, is desondanks vrij wijd verbreid. Zo werd in Microsoft’s internettijdschrift ‘Slate’ betoogd dat het verkopen van een orgaan ‘voor zo weinig mensen de juiste beslissing is, dat het toelaten van deze optie totaal onzinnig is’. Maar op welke basis die conclusie getrokken kan worden, blijft een raadsel. Op welke magische wijze kan een buitenstaander, die niets af weet van de specifieke omstandigheden en voorkeuren van de potentiele orgaanverkoper, beter weten wat de juiste beslissing is dan de orgaanverkoper zelf? Vermoedelijke oorzaak van de populariteit van deze stelling is dat de relatief welvarende intellectuelen en politici die zich met deze problematiek bezig houden zelf niet snel een nier zouden afstaan voor geld, en daarom tot de conclusie komen dat ook mensen voor wie het verkopen van een nier het verschil kan betekenen tussen barre armoede en relatieve welvaart, daar geen goed aan zouden doen – een begrijpelijke denkfout.

In feite kan het ‘door armoede gedwongen’-argument worden omgedraaid: hoe meer iemand ‘door armoede is gedwongen’ zijn nier te verkopen, des te belangrijker is het dat orgaanhandel niet verboden is. In het meest extreme geval van armoede, waarin de keus is die tussen een nier verkopen en verhongeren, is het ook het meest in het belang van de arme dat orgaanhandel legaal is.

Het hele idee dat handelingen die riskant zijn, verboden moeten worden, is trouwens lichtelijk ridicuul. Ook werken als taxichauffeur in New York zou dan verboden moeten zijn, evenals formule 1 racen, leeuwentemmen, bergbeklimmen, seks zonder condoom met homoseksuele junkies, enzovoorts, enzovoorts.

Een ander argument uit de uitbuitingscategorie wordt naar voren gebracht door antropologe Nancy Scheper-Hughes, drijvende kracht achter de anti-orgaanhandel organisatie ‘Organs Watch’. Zij beklaagt zich erover dat de beweging van donororganen plaats vindt “van Zuid naar Noord, van de Derde Wereld naar de eerste wereld, van arm naar rijk, van zwart naar blank, van vrouwen naar mannen”. Dat lijkt misschien onrechtvaardig, totdat je je herinnert dat er ook een beweging plaatsvindt in omgekeerde richting: namelijk een stroom geld, die gaat van de rijkeren naar de armeren, van de Eerste Wereld naar de Derde Wereld, enzovoorts. En laat die stroom geld nu precies de reden zijn waarom de armeren bereid zijn hun organen af te staan!

Daar komt bij dat het leveren van organen nou niet bepaald de enige vorm van dienstverlening is waarbij de dienstverlener over het algemeen armer is dan degene die de dienst geleverd krijgt. Volgens bovenstaande redenering zou bijvoorbeeld ook het beroep van huishoudster verboden moeten worden – hoe onrechtvaardig is het niet dat de stroom huishoudelijke hulp gaat van de armeren naar de rijkeren!

Nog een veelgehoord bezwaar tegen orgaanhandel is dat het afstaan van organen uit altruisme dient te geschieden, en niet uit winstbejag. In de woorden van Jeffrey Kahn: door te betalen voor organen lopen we “het risico dat de gemeenschap het gezichtspunt gaat delen dat orgaandonatie niet langer om altruisme draait, maar om minder deugdzame motieven”.

Aan je eigenbelang denken is in deze visie zo verwerpelijk dat het moet worden verboden. Dit argument staat loodrecht op het voorgaande argument: de donor moet dit keer niet worden verhinderd een transactie aan te gaan waarbij hij er op achteruit gaat, maar de donor moet nu juist worden verhinderd een transactie aan te gaan waarbij hij erop vooruit gaat. Het vermakelijke is dat beide argumenten doorgaans door dezelfde mensen worden gehanteerd.

Helaas wordt nooit duidelijk gemaakt waarom aan je eigenbelang denken nu eigenlijk zo verwerpelijk is; vermoedelijk betreft het hier een overblijfsel van het christendom, dat verder niet rationeel onderbouwd kan worden.

Maar zelfs als we er van uitgaan dat het verlangen om financieel beter te worden van een transactie erg zondig is en daarom verboden dient te worden, dan blijft het probleem dat met dit argument opnieuw veel te veel wordt bewezen. Als het afstaan van organen op commerciele gronden verboden moet worden omdat het gratis afstaan van organen zoveel nobeler en edeler is, dan valt niet in te zien waarom bijvoorbeeld het bakken van brood op commerciele gronden wel toegestaan moet worden; logische consequentie van een dergelijke gedachtengang is dat niet alleen het afstaan van organen dient te gebeuren op altruistische, niet-commerciele grondslag, maar ook het bakken van brood , het maken van kleren, het bouwen van huizen, etc, etc. Met andere woorden: waarom alleen het welzijn en het leven van mensen die organen nodig hebben opgeofferd? Als het zo moreel verheven is om mensen te offeren op het altaar van het altruisme, waarom dan niet consequent zijn en iedereen laten lijden? Zeg van de communisten wat je wilt, ze waren tenminste wel consequent.

Een andere veelgebruikt argument tegen orgaanhandel: het is verwerpelijk om onderdelen van het menselijk lichaam te ‘commodificeren’ – als een object te behandelen. Nancy Scheper-Hughes klaagt de markten aan: die “zijn van nature geneigd alles – inclusief mensen, hun arbeid en hun reproductieve capaciteit -te reduceren tot de status van objecten, dingen die kunnen worden gekocht, verkocht, verhandeld en gestolen(…) Nergens wordt dit dramatischer geillustreerd dan in de bloeiende markt in menselijke organen.”

In de eerste plaats zijn het geen ‘markten’ die geneigd zijn om organen te reduceren tot de status van objecten, maar mensen. De reden daarvan is eenvoudig: zowel koper als verkoper verwachten er profijt van te trekken, en er worden verder geen derden mee geschaad. Wat is dan eigenlijk het probleem? Er lijkt hier sprake te zijn van een primitieve denkwijze, waarbij organen (onbewust) worden gezien als wezens die kunnen denken en voelen, en die daarom ‘met respect’ dienen te worden behandeld.

Maar ook als je ervan uitgaat dat ‘commodificatie’ van organen niet deugt, blijft het onduidelijk waarom dit bezwaar alleen orgaanhandel zou treffen, en niet orgaandonatie. Waarom wordt een orgaan dat verkocht wordt ‘als object behandeld’, terwijl een orgaan dat kado wordt gedaan niet ‘als object wordt behandeld’? Objecten zoals stoelen en tafels kunnen zowel worden verhandeld als kado worden gedaan; de status van ‘object’ hangt niet af van de vraag of er geld voor is gevraagd. Het valt dus niet in te zien waarom het geval van organen de status van ‘object’ ineens wel zou afhangen van de vraag of er al dan niet geld voor wordt gevraagd. Kortom, als orgaanhandel verboden moet worden omdat ‘commodificatie’ van organen verwerpelijk is, dan moet ook orgaandonatie verboden worden.

Nog een gebruikelijk bezwaar tegen orgaanhandel luidt dat als er voor organen betaald moet worden, er een tweedeling kan ontstaan. In de woorden van Jeffrey Kahn: “het zou rijken de kans kunnen geven de beschikbare organen het eerst te verkrijgen.”

Dat is natuurlijk niet uit te sluiten, maar op dit moment is er ook al sprake van een tweedeling: die tussen de patienten op de wachtlijst die sterven voordat er een orgaan beschikbaar is gekomen, en de patienten die het geluk hebben de operatie wel te halen. Het voornaamste wat er verandert, is dat er meer organen beschikbaar zullen komen, en er dus minder mensen tot de groep ongelukkigen zullen behoren.

Schijnbaar vinden degenen die dit argument hanteren een tweedeling op basis van geluk niet onrechtvaardig, en een tweedeling op basis van inkomen wel. Maar waarom? Wanneer je bedenkt hoe het huidige systeem van ‘tweedeling op basis van geluk’ eigenlijk tot stand komt, ligt de omgekeerde conclusie eerder voor de hand. Patienten die het geld hebben om een orgaan te kopen, wordt nu verboden dit te doen; velen worden zo door de overheid voortijdig het graf in gereguleerd. Dat dit rechtvaardig is, is nu niet meteen evident. Tegelijkertijd worden deze ongelukkigen wel gedwongen om mee te betalen aan de operaties van degenen die wel het geluk hebben de wachtlijst te overleven. Ook de rechtvaardigheid daarvan is zacht gezegd twijfelachtig. De mensen die het geld hebben om een orgaan te kopen, zijn er niet de oorzaak van dat andere patienten dat geld misschien niet hebben, en ze zijn er al evenmin de oorzaak van dat die patienten ziek zijn; het valt dus niet in te zien waarom het dan rechtvaardig is om hen financieel mede aansprakelijk te stellen voor de kosten van andermans orgaanoperaties. Het elementaire rechtsbeginsel volgens welke mensen alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de schade die ze hebben veroorzaakt, wordt hier met voeten getreden.

Het hele idee dat een ‘tweedeling’ in de gezondheidszorg op basis van inkomen onrechtvaardig is en daarom verboden moet worden, is overigens hypocriete nonsens, die niemand werkelijk serieus neemt. In Nederland hebben we toegang tot een gezondheidszorg die vele malen beter is dan die van de doorsnee Derde Wereld bewoner, zuiver op basis van het hogere inkomen dat hier wordt verdiend. Waarom mag deze schandelijke tweedeling wel blijven voortduren? Waarom niet het peil van de Nederlandse gezondheidszorg tot Derde Wereld niveau verlagen, en het geld dat zo wordt uitgespaard naar de Derde Wereld overmaken ter verbetering van de gezondheidszorg aldaar? De reden waarom het opheffen van tweedelingen binnen een land zoveel populairder is dan het opheffen van tweedelingen tussen verschillende landen, is eenvoudig: het verlangen van mensen om ongestraft andermans geld te incasseren is heel wat beter ontwikkeld dan het verlangen van mensen om hun eigen zuurverdiende centen kwijt te raken aan derden; overwegingen van ‘sociale rechtvaardigheid’ en ‘solidariteit’ zijn weinig meer dan schaamlappen voor het verlangen om op andermans zak te kunnen leven.

Tot slot nog een veelgehoord praktisch bezwaar dat ook door de Bellagio Task Force wordt gesignaleerd: er zijn aantijgingen “over babies en kinderen, vooral in Zuid-Amerika, die worden gekidnapt en vermoord vanwege hun organen. Veel journalisten en individuen zijn ervan overtuigd dat de markt voor organen deze misdaden heeft gestimuleerd.”

In de eerste plaats: voor de verhalen over orgaanroof is meestal niet veel bewijs.

Bovendien is er niet veel reden om aan te nemen dat het risico op orgaanroof groter wordt wanneer orgaanhandel wordt gelegaliseerd. Door het verbod op orgaanhandel is er een groot tekort aan organen ontstaan; het aanbod van organen is laag, en dus zal, als er een zwarte markt tot ontwikkeling komt, de prijs van een orgaan hoog zijn. Bij legalisering van orgaanhandel zal het aanbod van organen toenemen, waardoor de prijs van organen zal dalen. Dat betekent dat er minder winst te behalen valt met het roven van organen, zodat er voor criminelen minder reden is om zich hiermee bezig te houden.

Maar zelfs al zou het waar zijn dat het risico op criminaliteit rond organen groter wordt wanneer orgaanhandel wordt gelegaliseerd, dan nog is dat geen reden om orgaanhandel te verbieden. Mensen worden vermoord om de levensverzekering te innen; moeten levensverzekeringen daarom verboden worden? Mensen worden vermoord om de erfenis snel binnen te halen; moet het erfrecht daarom worden afgeschaft?

Samengevat: de bezwaren tegen orgaanhandel snijden geen hout; het voornaamste wat er met het verbod op orgaanhandel wordt bereikt is dat er elk jaar talloze patienten zonder enige noodzaak ter dood worden veroordeeld, terwijl tegelijkertijd talloze armen de kans wordt ontnomen om hun financiele positie te verbeteren.

Tot slot is er nog de principiele kant van de zaak: van wie zijn mijn organen nu eigenlijk, van mij of van de staat?

Baas in eigen buik!

4 REACTIES

  1. Ik vind als ik iemand kan helpen met een nier en gelijk mijn financiele situatie kan verbeteren er niemand is die dit kan verbieden.het mes snijd zogezecht aan twee kanten.
    Mede omdat ik door toe doen van alle reclame voor goedkoop lenen, en aankoopp van aandelen nu in de prolemen zit.
    Dit is een veel groter gevaar voor de mensen , dan even commerciele donor te zijn.
    Dus op het moment als er iemand is die zich hiervoor aanmeld zal er ook op een alternative manier een oplossing te vinden zijn!

  2. Graag zou ik ook een nier willen verkopen
    Prijs is 100.000 euro.
    Ik doe dat niet om geld te verdienen ik moet schulden terug betallen en ook help ik iemand die heeft een nier hard nodig.

  3. Wel of geen geldelijke vergoeding, het zou iemand vrij moeten zijn om een orgaan te verkopen of weg te geven.

Comments are closed.