Bij tijd en wijle wordt de publieke opinie verlevendigd met de drugsdiscussie, dat is de vraag of drugs niet op de één of andere manier gelegaliseerd zouden moeten worden. Voor libertariërs is het antwoord op deze vraag snel gegeven: aangezien een druggebruiker niemand schade berokkent, moet het hem volledig vrij staan drugs te nemen wanneer hij dat wil. Het is immers zijn eigen verantwoordelijkheid om meer of minder verdovende middelen te gebruiken, net zoals dat het geval is bij bijvoorbeeld het roken van tabak. Wanneer de drugsdiscussie dus op louter principiële punten gevoerd zou worden, zouden we spoedig uitgediscussieerd zijn: een mens behoort vrij te zijn om met zijn lichaam en andere eigendommen datgene te doen wat hij wil, zolang hij daarbij lichaam of eigendom van anderen niet schaadt. Als ik mijn eigendom, bijvoorbeeld een XTC-pil, aan mijn lichaam wil toedienen, behoort dat volledig legaal te zijn, aangezien het enkele slikken van zo’n pil anderen geen schade berokkent. Wanneer echter de werking van deze pil zodanig is dat ik agressief word en bijvoorbeeld personen of hun eigendommen beschadig, pas dan behoor ik gestraft te worden.

Het moge duidelijk zijn dat bovenstaande libertarische stellingname ten aanzien van drugs niet overeenkomt met het huidige drugbeleid in Nederland. Op principële gronden geldt dus voor libertariërs: produktie, verkoop en gebruik van evenals handel in alle soorten drugs moeten gelegaliseerd worden. Dit legaliseren is niet alleen qua principe juist, het heeft ook een groot praktisch voordeel: wanneer drugs niet meer “crimineel” zijn, zal daarmee automatisch een zeer groot deel van wat tegenwoordig “criminaliteit” is, verdwijnen. U weet: hoe moeilijker iets te verkrijgen is, hoe hoger de prijs ervan is. Door drugs te legaliseren zal hun prijs drastisch dalen, hetgeen het voor vele “criminelen” oninteressant maakt om zich nog langer met drugshandel bezig te houden: de gigantische winstmarges -in de Drugsnota ’95 geschat op 10 miljard gulden per jaar in Nederland- zijn immers niet meer haalbaar.

Maar eigenlijk is het helemaal niet belangrijk wie op welke manier de legale drugshandel zullen instappen. Veel belangrijker is het grote praktische voordeel van legalisering: de politie heeft nu haar handen en handboeien vrij om zich te concentreren op “echte” criminaliteit: die zaken waarbij lichaam of eigendom van individuen worden geschaad. Gevallen zoals diefstal en verkrachting kunnen dan eindelijk serieuzer aangepakt worden, in plaats van jaarlijks zes miljard gulden te verspillen aan de op voorhand verloren oorlog tegen drugs. Ruim de helft van de nederlandse gevangenen is achter de tralies beland wegens drugs; het behoeft gezien het bovenstaande geen betoog dat deze kostbare celruimte veel beter aangewend kan worden om echte boeven in te huisvesten.

Inmiddels hebben we gezien dat het legaliseren van drugs zowel ethisch als praktisch juist is. Stel dat de meerderheid van de bevolking en van de politici in is gaan zien dat legalisering ethisch gewenst is. Zijn we er dan? Je zou zeggen van wel, maar er zit minstens één akelige adder onder het gras. Want juist om het praktische voordeel van drugslegalisering te realiseren, zullen verraderlijk verborgen krachten overwonnen moeten worden. Uit een vraaggesprek met Frits Rüter, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam, blijkt dat er momenteel reeds een legale drugsmaffia bestaat: een belangrijk deel van het justitiele apparaat in Nederland. De teneur van Rüters opvattingen is namelijk dat Justitie er alles aan doet om stappen richting liberalisering van het drugbeleid te dwarsbomen, om de simpele reden dat het haar prima uitkomt dat er zoveel drugscriminaliteit bestaat. Doordat er zoveel drugshandel in ons land is, is Justitie in staat om regelmatig leuk te scoren, publicitair gezien, wel te verstaan. Het is immers goede reclame voor Justitie als weer eens een partij onderschepte drugs als jachttrofee aan de media getoond kan worden. Voor de ambtenaren die bij de succesvolle vangst betrokken zijn, betekent een dergelijke prestatie vaak een trapje hoger op de carrièreladder.

Het vruchteloze azen door Justitie op het onderscheppen van drugstransporten is begonnen onder leiding van de voormalige minister Hirsch Ballin, die in deze een repressief en fundamentalistisch beleid nastreefde. Hij kon daarbij redelijk ongestoord zijn gang gaan omdat de andere minister die gewoonlijk nauw bij het drugbeleid betrokken is, de Minister van Volksgezondheid, zich passief opstelde. Hedy d’Ancona hield zich liever bezig met het culturele vakje van haar portefeuille, liet “drugs” over aan haar Staatssecretaris Hans Simons, die het op zijn beurt echter te druk had met zijn mislukte plan voor hervorming van het ziektekostenstelsel.

We kennen het resultaat van dit alles: Justitie is tegen legalisering van drugs en gebruikt als rechtvaardiging voor haar positie het argument dat het buitenland te kritisch over Nederland is. Dat is echter zwaar overdreven: Frankrijk sputtert tegen, toegegeven, maar in Duitsland zou Nederland juist een zeer sterke bondgenoot kunnen hebben. Veel deelstaten in de BRD voeren momenteel zelfs een liberaler beleid dan ons land: verlaagt de Drugsnota de hoeveelheid wiet die een klant per keer in een coffeeshop mag aanschaffen van 30 naar 5 gram, in bepaalde duitse Länder mag men 100 gram meenemen.

In Nederland kennen we de merkwaardige situatie dat de politie onder twee ministeries tegelijk valt: Justitie en Binnenlandse Zaken. Zoals we gezien hebben, wil Justitie een harde aanpak van drugs en claimt zij daarom politiemensen en middelen die Binnenlandse Zaken wellicht voor andere criminaliteit wil inzetten. Dus wanneer voldoende politici, aangespoord door voldoende burgers, voor legalisering van drugs zijn, zullen zij nog een extra daad moeten stellen: zoals Rüter voorstelt, de politie in haar geheel bij Binnenlandse Zaken onderbrengen of, zoals libertariërs terecht suggereren, de politiediensten volledig privatiseren!