Enige tijd geleden schreef ik een korte bijdrage waarin ik stelde dat niet-stemmen de beste keuze is voor consequente liberalen. Het belangrijkste argument hiervoor was strategisch en niet moreel. In deze bijdrage wil ik eerst iets zeggen over het morele argument om niet te stemmen. Het morele argument luidt dat wanneer je stemt je een andere persoon autoriseert om macht over anderen uit te oefenen en je je hierdoor medeplichtig maakt. De plicht om niet te stemmen is hier als het ware onderdeel van een bredere (libertarische) theorie over medeplichtigheid.

Deze theorie noopt wat mij betreft teveel naar “blaming the victim”. Het is mij niet precies duidelijk op welke wijze iemand die stemt zich medeplichtig maakt aan de wetten die politici maken. Stemmers proberen immers alleen politici te beinvloeden en politici zijn vrij om al dan niet volgens het mandaat van de kiezer te handelen. Deze reservering heeft echter ook tot gevolg dat politici zelf niet medeplichtig zijn aan de agressie die in naam van de wet wordt gepleegd. Immers, een ambtenaar wordt niet door een individuele politicus gedwongen om de wet uit te voeren. Dit is echter wat moeilijker te accepteren voor veel liberalen. Het zou immers ook betekenen dat iemand die een huurmoordenaar inhuurt niet medeplichtig is omdat de dader volledig vrij is om het aanbod te verwerpen.

Mogelijk is een verschil tussen het inhuren van een huurmoordenaar en stemmen dat in het eerste geval degene die de huurmoordenaar inhuurt expliciet een gespecifiseerde daad overeenkomt (moord). In het geval van (laten we zeggen) een anarchistische liberaal is het zeker niet het geval dat zij een mandaat geeft tot machtsuitoefening. De anarchistische liberaal zegt als het ware “ik geef u een mandaat om tegen elke uitoefening van macht door de staat te stemmen”. Het lijkt me daarom niet redelijk te stellen dat de stemmer voor meer verantwoordelijk is dan waarvoor hij een mandaat gegeven heeft. Een analogie in het recht is de agent. Als ik iemand inhuur om mij te vertegenwoordigen in de onderhandelingen met een bedrijf kan ik moeilijk verantwoordelijkheid worden gehouden als mijn agent de vertegenwoordiger van dit bedrijf zonder mijn toestemming dood schiet. Resumerend lijkt het me daarom onjuist om te stellen dat iedereen die stemt verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat haar (of zelfs alle) politici doen.

In de praktijk is dit echter een moeilijke theorie omdat het in veel gevallen bijzonder lastig is om objectief vast te stellen wat iemands intenties waren bij het stemmen. Een redelijke interpretatie zou kunnen zijn dat de kiezer wordt geacht een mandaat te geven overeenkomstig het verkiezingsprogramma van de politicus. De stemmer kan niet verantwoordelijk worden gehouden wanneer de politicus iets doet wat diens programma niet toelaat (en de stemmer dus niet geautoriseerd heeft).

De voorstander van een zeer strikte medeplichtigheidstheorie kan echter in alle gevallen aanvoeren dat de politicus volledig vrij is om te doen wat hij wil en dat de kiezer dus hoogstens hem probeert te beinvloeden en nimmer verantwoordelijkheid draagt. Enigzins versimpelt leidt dit tot drie rivaliserende libertarische theorieen over stemmen (en medeplichtigheid):

1. Stemmen is nimmer onrechtmatig omdat de stemmen hoogstens een poging is om anderen te beinvloeden. De verantwoordelijkheid voor het maken van wetten ligt volledig bij de politicus en de verantwoordelijkheid voor geweld bij de eerste die dit vrijwillig initieërt.

2. Stemmen is alleen onrechtmatig wanneer er een mandaat wordt gegeven voor het realiseren van agressie (belastingen, sociale zekerheid etc.). In het geval dat iemand op een libertarische kandidaat stemt kan zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor zaken waarvoor zij niet stemde.

3. Stemmen is altijd onrechtmatig omdat niemand anderen in een positie van autoriteit over anderen mag stellen. Iemand die stemt doet dit noodzakelijkerwijs.

Zoals gezegd maakt de vraag naar de rechtmatigheid van stemmen deel uit van een bredere theorie over medeplichtigheid en ik ben benieuwd wat andere liberale en libertarische schrijvers hier over denken. Voor de twijfelaar is er overigens goed nieuws: als we de drie rivaliserende theorien omtrent de moraliteit van stemmen nalopen dan blijkt dat iemand die niet stemt altijd rechtmatig handelt. Tot zover de morele kant van stemmen.

Een pragmatisch argument om niet te gaan stemmen is dat in doorgaans alle verkiezingen je stem er werkelijk niets toe doet. De kans om een dodelijk ongeluk te krijgen op weg naar het stembureau is groter dan dat je stem doorslaggevend is. Dat alle stemmen bij elkaar veel invloed hebben betekent niet dat je individuele stem dit is. Een mogelijke tegenwerping is dat stemmen niet alleen een instrumentele daad is maar ook een symbolische. Hier geldt echter grofweg dezelfde tegenwerping: er zijn veel betere manieren om aan de rest van de wereld (en jezelf) je opvattingen kenbaar te maken.

Wat mij overigens in toenemende mate opvalt in debatten over moraliteit en stemmen is dat de aanhangers van de ‘stemmen is altijd immoreel’ theorie soms het spiegelbeeld van de ‘stemmen is een morele plicht’ – politici zijn. Beiden zijn van mening dat stemmen enorm belangrijk is en iemands integriteit en visie grotendeels wordt bepaalt door het feit of je wel of niet stemt. Dit lijkt mij vanuit libertarisch oogpunt een weinig verheffende positie. Het libertarisme is een anti-politieke theorie en dat dient ook zijn weerslag te vinden in het denken over strategie. Omdat stemmen een belangrijke functie heeft in de huidige maatschappij is het goed dat liberalen erover nadenken maar het moet geen obsessie worden.