(Angsthazen)

Bij de discussies over de deelname van een klein land als Nederland aan allerlei Europese programma’s hoort men voortdurend de opmerking maken dat Nederland te klein en te onbelangrijk is om invloed uit te kunnen oefenen. ‘Klein Duimpje’ moet zich niets verbeelden temidden van de grote jongens. En het moralistisch ‘opsteken van het vingertje’ is al helemaal uit den boze…

Op die opmerkingen wordt zelden of nooit kritisch gereageerd, laat staan dat zij door iemand worden tegengesproken. Toch geven zij blijk van een uiterst merkwaardige opvatting over wat al of niet belangrijk is bij het gezamenlijk nadenken over problemen en het vormen van standpunten. Ik doel op het typische idee dat de wijsheid toe zou nemen met de grootte van een land en het succes van een economie. Hoe machtiger een land hoe helderder het inzicht van de leiders en hoe beter hun ideëen. Dus zijn het in het geval van het Verenigd Europa of de NAVO de Duitsers en de Fransen die in wijsheid uitblinken, terwijl ook de Engelsen een stevige vinger in de intellectuele pap hebben. Daarbij vergeleken zijn de Nederlanders nauwelijks meer dan bescheiden toehoorders die blij mogen zijn als zij af en toe een opmerking mogen maken. Een opmerking overigens waarnaar doorgaans niemand luisteren wil.

Die vreemde toestand is niet alleen opvallend bij de Europese en mondiale bestuurscolleges: overal waar hooggeplaatste bonzen bijeen zijn is hetzelfde waar te nemen. De democratie gaat er op een vreselijke manier mank aan en zelfs in het burgerlijke verenigingsleven is het een normaal verschijnsel. Steeds komt het er op neer dat de achterban van de politicus bepalend is voor zijn wijsheid – of eigenlijk meer het ontbreken ervan. Het kriterium van ‘de meeste stemmen gelden’ blijkt een domme basis voor wijsheid die als zodanig zelfs uitermate negatief uitpakt.

Deze dwaasheid komt voort uit het juist bij de maatschappelijke bovenlaag gebruikelijke infantiele denken, een denken dat door en door onvolwassen is. Het is blijven steken in een primitief begrip van ‘meer en minder’. Dat wil zeggen: een kwantitatieve benadering van de werkelijkheid. Ik mag dat graag ‘telraamdenken’ noemen. Daarbij wordt alles uitgedrukt in hoeveelheden, in maten en gewichten. Dan kan het gebeuren dat zelfs een zak met veren, toch vrijwel uitsluitend bestaande uit lucht, aan belang wint als er maar voldoende veren in zitten. Hij wordt dan letterlijk gewichtiger. En dat geldt precies zo voor de gewichtige bonzen dezer wereld.

In de praktijk komt het er op neer dat het onbenul aan invloed wint als er meer van voorhanden is. De onzin krijgt blijkbaar meer zin als er zoveel mogelijk dwazen achter staan. Maar als een dergelijke mentaliteit de regel is kan het niet uitblijven dat elk plan en elke beslissing noodzakelijkerwijs ver beneden de maat blijven, ja zelfs de middelmaat niet eens benaderen. Je ziet dat bijvoorbeeld als een politicus een evident mislukt beleid verdedigt alleen maar omdat het van een partijgenoot afkomstig is.

Er bestaat geen enkel houdbaar argument dat de mening rechtvaardigt dat de grote meerderheid verstandiger zou zijn dan Klein Duimpje. Integendeel, in het betreffende sprookje stak hij met kop en schouders boven de middelmaat uit. Zo liggen inderdaad de juiste verhoudingen. Het gaat er immers om dat de besten het voor het zeggen hebben. Eerst als dat het geval is kan de mensheid boven de middelmaat uitkomen en met succes proberen zich werkelijk volwassen te gedragen.

THE BEAUTIFUL ART OF PHILOSOPHY

1) Homepage: http://home01.wxs.nl/~filosvis
2) Homepage: http://home.planet.nl/~dageraad.vis