Met het openen vandaag van de wereldtop van de Verenigde Naties over ‘Duurzame Ontwikkeling’ in Johannesburg, zullen wij veel over beide concepten horen: duurzaamheid en ontwikkeling.
KOPENHAGEN – Met het openen vandaag van de wereldtop van de Verenigde Naties over ‘Duurzame Ontwikkeling’ in Johannesburg, zullen wij veel over beide concepten horen: duurzaamheid en ontwikkeling.
Traditioneel hebben de ontwikkelde naties van het Westen een grotere zorg voor milieuduurzaamheid getoond, terwijl de landen van de Derde Wereld een sterkere wens voor economische ontwikkeling hebben. Bij grote bijeenkomsten over het milieu zijn het gewoonlijk de prioriteiten van de eerste wereld die de nadruk krijgen.
De uitdaging in Johannesburg zal zijn of wij bereid zijn om ontwikkeling voor duurzaamheid te zetten. Als de Verenigde Staten de leiding nemen, kan de wereld de moed vinden dit ook echt te doen.
Waarom maakt de ontwikkelde wereld zich zo ongerust over duurzaamheid? Omdat wij constant te horen krijgen dat het milieu in slechte vorm is. De natuurlijke rijkdommen raken uitgeput. De bevolking groeit, waardoor er steeds minder te eten is. Plant- en diersoorten sterven in grote aantallen uit. De bossen verdwijnen. De lucht en het water worden steeds meer verontreinigd. De menselijke activiteit is, in het kort, roofbouw op de aarde aan het plegen en omdat het dit doet, is de mensheid bezig zichzelf te doden.
Er is, echter, één probleem: deze doemsprekerij wordt niet gesteund door bewijsmateriaal. De energie en andere natuurlijke rijkdommen zijn overvloediger, niet minder overvloedig geworden. Er wordt nu meer voedsel geproduceerd per hoofd van de bevolking dan ooit in de wereldgeschiedenis. Steeds minder mensen verhongeren. Er zijn inderdaad plant- en diersoorten aan het uitsterven. Maar van slechts ongeveer 0.7 procent van hen wordt verwacht dat zij in de komende 50 jaar zullen verdwijnen, niet de 20 tot 50 procent die soms geroepen wordt. De meeste vormen van milieuverontreiniging lijken ofwel overdreven of voorbijgaand en geassocieerd met de vroege fasen van industrialisatie. Zij worden het best genezen door economische groei niet te beperken maar juist te versnellen.
Dat wij in het Westen zo makkelijk geneigd zijn de doemsprekerij te geloven ondanks het overweldigende bewijs van het tegendeel, heeft in een bovenmatige fixatie op duurzaamheid resulteert. Nergens is dit meer uitgesproken naar voor gekomen dan in discussies over de opwarming van de aarde.
Er is geen twijfel dat het pompen van kooldioxide in de atmosfeer, door verbranding van fossiele brandstoffen, de mondiale temperatuur heeft verhoogd. Maar toch wordt het debat te veel gefocussed op het verminderen van emissies ongeacht de kosten. Met zijn akkoord over het klimaatverdrag van Kyoto van 1997, heeft Europa zich ten doel gesteld om zijn koolstofemissies in 2012 terug te brengen tot de niveau’s van 1990. Dit is meer dan 30 procent minder wat wat zij in 2012 zouden zijn geweest.
Zelfs met de komst van nieuwe energiebronnen, schat het United Nations Climate Panel nog een temperatuurverhoging van vier graden tot vijf graden Fahrenheit rond 2100. Er wordt verondersteld dat een dergelijke stijging minder effect in de geïndustrialiseerde wereld zal hebben dan in de ontwikkelingslanden, daar zij meestal in warmere gebieden liggen en hun infrastructuur minder bekwaam is om de onvermijdelijke problemen het hoofd te bieden.
Ondanks onze intuïtie dat wij iets drastisch moeten doen tegen de opwarming van de aarde, tonen economische analyses aan dat het veel duurder zal zijn om kooldioxide emissies radicaal te verminderen dan de kosten te betalen om ons aan de verhoogde temperaturen aan te passen. Bovendien tonen alle huidige modellen aan dat het Kyoto Protocol verrassend weinig effect op het klimaat zal hebben: de temperatuur niveau’s die voor 2100 worden voorspeld zouden slechts zes jaar worden uitgesteld.
De kosten van het Kyoto Protocol zullen $150 tot $350 miljard jaarlijks bedragen (vergeleken met $50 miljard mondiale ontwikkelingshulp per jaar). Aangezien opwarming van de aarde onevenredig veel invloed heeft op landen van de Derde Wereld, moeten wij ons vragen of Kyoto de beste manier is om hen te helpen. Het antwoord is NEE. Voor de kosten van één enkel jaar Kyoto zouden wij het grootste probleem van de wereld kunnen oplossen: wij zouden iedereen in de wereld van schoon water kunnen voorzien. Dit alleen zou twee miljoen levens per jaar redden en zou 500 miljoen ernstige ziektes verhinderen. In feite zouden we voor hetzelfde bedrag dat Kyoto enkel de Verenigde Staten per jaar gekost zou hebben, volgens ramingen van de Verenigde Naties, iedereen in de wereld toegang tot gezondheid-, onderwijs-, water-, hygiëne- en familie planning voorzieningen kunnen geven. Is dit geen veel betere manier om de wereld te dienen?
Het aandachtsgebied zou bij ontwikkeling, niet duurzaamheid moeten liggen.
Ontwikkeling is niet eenvoudig waardevol op zichzelf, maar zal op de lange duur de derde wereld meer betrokkenheid met het milieu bijbrengen. Alleen wanneer mensen rijk genoeg zijn om zich te kunnen voeden, beginnen zij over het effect van hun daden op de wereld rondom hen voor toekomstige generaties te denken. Met zijn focus op duurzaamheid geeft het ontwikkelde deel van de wereld prioriteit aan de toekomst op kosten van het heden. Dat is achteruitgang. Een focus op ontwikkeling daarentegen zou mensen vandaag helpen de fundamenten voor een nog betere toekomst te leggen.
De Verenigde Staten hebben een unieke gelegenheid om in Johannesburg aandacht voor ontwikkeling te vragen. Veel Europeanen veroordeelden het beleid van Bush omdat het niet genoeg aandacht aan duurzaamheid zou geven, vooral na zijn verwerping van het Kyoto Protocol. Zij hebben waarschijnlijk gelijk dat het besluit van de Verenigde Staten eeder op basis van economisch eigenbelang werd genomen dan uit een hoger moreel geloof in ontwikkeling van de wereld. Maar in Johannesburg kan de Amerikaanse regering zijn besluit herformuleren als poging om zich op de belangrijkste en fundamentele kwesties op de mondiale agenda te concentreren: schoon drinkwater, betere hygiëne en gezondheidszorg en de bestrijding van armoede.
Een dergelijke verklaring zou het moreel reveil voor de Verenigde Staten herwinnen. Toen de Verenigde Staten het verdrag van Kyoto vorig jaar verwierpen, spraken Europeanen eindeloos over hoe het nu aan hen was overgelaten ‘de wereld te redden’. Maar als de Verenigde Staten bereid zijn om de middelen beschikbaar te stellen om ontwikkeling te verzekeren, kan het als redder van de mensheid te voorschijn komen.
Bjorn Lomborg is directeur van het Milieu Beoordelings Instituut in Denemarken en auteur van ‘The Skeptical Environmentalist‘.
Te verkrijgen op Laissez Faire Books.