In de jaren 20 van de vorige eeuw onderzocht een Russische economisch wetenschapper genaamd Nikolai Dimitrievitch Kondratiev (1892-1938) de relatie van de lange golf in goederenprijzen en investeringsgedrag, zowel t.a.v. hoogtepunten als van dieptepunten.
Introductie
In de jaren 20 van de vorige eeuw onderzocht een Russische economisch wetenschapper genaamd Nikolai Dimitrievitch Kondratiev (1892-1938) een fenomeen, welke zich al bijna 1 1/2 eeuw voordien afspeelde en dat was de relatie van de lange golf in goederenprijzen en investeringsgedrag, zowel t.a.v. hoogtepunten als van dieptepunten. Hij vergeleek reeksen Europese statistieken, mits voorradig, vanaf 1789 tot en met 1922. Hierdoor kreeg hij zicht op de ontwikkelingen over diverse perioden van de voorgaande 140 jaar. Hij merkte hier een lange golf op, welke elk ongeveer 54 jaar duurde, met daarin vier cycli. De cycli zelf verdeelde hij onder in vier seizoenen, te weten lente, zomer, herfst en winter. Vanwege zijn controversiële inzichten werd Nikolai Kondratiev in 1938 gearresteerd en op last van Jozef Stalin in datzelfde jaar geëxecuteerd.
De indeling van deze Kondratiev-seizoenen is als volgt:
- Lente – Opbouwfase
- Zomer – Consolidatiefase
- Herfst – Plateaufase
- Winter – Liquidatiefase
1. Lente
Dit is de opbouwfase binnen deze lange golf en volgt altijd een depressieof crisisfase. Deze periode duur ongeveer 15-20 jaar en gaat gepaard met inflatoire groei, met name in de productie- en consumentenprijzen, d.w.z. bedrijven hebben minder concurrentie te duchten, vanwege de liquidatie in de voorafgaande periode en kunnen daardoor de prijzen naar boven toe aanpassen. De bedrijven hebben geen schulden (meer) en hebben een lage koers/winstverhouding, dus is dit een zeer winstgevende periode voor investeerders, zowel in deze bedrijven als starters, die dankzij de hogere prijzen de markt kunnen betreden. Al met al een lucratieve tijd om te beleggen in effecten en onroerend goed, maar slecht voor edelmetalen en andere grondstoffen.
Prijzen stijgen langzaam tezamen met de economische vooruitgang. De rente en inflatie blijven laag, de aandelen en onroerend goed zijn zeer laag gewaardeerd. De infrastructuur wordt verder uitgebouwd of opnieuw opgebouwd (na de ‘trogoorlog’). Verder blijft de inflatieverwachting laag. Oudere ondernemers hebben nog geen vertrouwen in de economie, want de schrik van de crisis (winter) zit er nog goed in. Niemand breidt de productiecapaciteit uit zonder orders van buitenaf. De jongere ondernemers breiden daarentegen wel uit en winnen aan marktaandeel. De maatschappij heeft over de afgelopen 15-20 jaar deflatie bevochten en heeft daardoor te veel productiecapaciteit afgestoten en gesaneerd.
De vraag was kunstmatig laag gehouden, dus is men nu meer geneigd om huizen te kopen en duurzame producten aan te schaffen. De jongere ondernemers spelen hier veel beter op in, dus winnen keer op keer meer marktaandeel, vooral vanwege hun goede inschatting m.b.t. inflatie en economische groei. Vandaar dat zij vanzelf de topondernemers worden.
De werkloosheid daalt verder, de lonen en prijzen stijgen, vanwege de lichte inflatie. Er vindt een verfijning van de bestaande technologie plaats i.p.v. innovatie (uitvinding). De schulden zijn laag, omdat in de crisis alle schulden zijn gesaneerd. Langzaam maar zeker beginnen de schulden weer te groeien, waardoor zich dit aan het einde van de lenteperiode naar een maximaal niveau begeeft, wat dus de groei beperkt. Tezamen met een in gang zijnde oorlog luidt dit het einde in van de lente. Al met al een lucratieve tijd om te beleggen in effecten en onroerend goed. Maar slecht voor edelmetalen en andere grondstoffen. De meest recente ‘lenteperiode’ was van 1946-1966.
2. Zomer
Deze fase betreft de consolidatiefase en heeft als consequentie, dat er een versteviging ontstaat van de economie, gevolgd door een uitdunning van een groot aantal waninvesteringen, hetgeen een eerste liquidatiegolf betekent in de K-cyclus. Dit stadium houdt altijd een periode in van ‘stagflatie’, d.w.z. een economische stagnatie (weinig tot geen groei) met een hogere inflatie. Voor investeerders in aandelen betekent dit een afbouw en uiteindelijke deflatie (afname) van vermogen. Het kenmerkt ook een hausse-markt in edelmetalen, onroerend goed en andere goederen.
De inflatie wordt steeds hoger en de groei neemt af. De stagflatie is structureel van aard. Er volgen ernstige recessies, maar men speculeert steeds op een hogere inflatie, d.m.v. aandelen en onroerend goed op te bieden. De wat ouder geworden jongere ondernemers blijven een hogere inflatie verwachten en stemmen hun productiecapaciteit daar steeds op af. Daaropvolgend wordt de economie door de ernstigste recessie getroffen in decennia en tast de ‘oude economiebedrijven’ ernstig aan, waardoor gemengde signalen worden afgegeven over de staat van de economie. De productiviteit daalt en de werkloosheid stijgt. De inflatie stijgt tot ongekende hoogte. Deze periode luidt het einde in van de zomer. De uitwerking van deze periode zorgt ervoor, dat mensen zich gaan aanpassen aan de volgende periode oftewel de consolidatie- of plateaufase.
Voor investeerders in aandelen betekent dit een afbouw en uiteindelijke vermindering van vermogen. Het kenmerkt ook een hausse-markt in edelmetalen, onroerend goed en andere goederen. De laatste ‘zomerperiode’ deed zich voor van 1967-1982.
3. Herfst
Dit stadium heeft betrekking op de plateaufase en betekent een disinflatoire groei, d.w.z. veel bedrijven concurreren op de internationale markt, waardoor er een prijsdrukkend effect optreedt m.b.t. zowel grondstoffen, halffabrikaten als eindproducten. Na de zomerperiode stabiliseren zich deze prijzen en de economie begint de 2e groeifase, maar is niet meer zo dynamisch als de lentefase. Deze fase betreft een hausse-markt in onroerend goed en effecten en kenmerkt zich door een prijsafname in goederen en edelmetalen (baisse-markt). De ‘herfst-periode’ is de meest expansionele periode in de cyclus. Hierdoor ontstaat er een massagedrag vanwege irrationele toekomstverwachtingen, vaak vergezeld van een excessief kredietbeleid.
Dit is het stadium, waar veel lucht wordt geblazen in de economie, daarbij geholpen door enorme liquide injecties van centrale banken en/of bancaire sector. De consumenten- en producentenprijzen vertonen nu desinflatie, welke een afnemende prijsstijging betekent. De oudere ondernemers geloven niet, dat de inflatie aan het afnemen is, dus gaan deze door met het verder uitbouwen van de productiecapaciteit. Deze ondernemers hebben hun hele leven gegokt op inflatie, dus in hun ogen is desinflatie of deflatie onmogelijk. De goederenprijzen en rentestanden zakken. De lagere prijzen kunnen geen nieuwe productiecapaciteit dekken, zodat een nieuwe generatie van jonge ondernemers zorgt voor fusies en overnames. Het is nu goedkoper geworden om bezit aan te kopen dan het te laten bouwen.
Aandelen en onroerend goed stijgen enorm in prijs tezamen met bedrijfsobligaties, waardoor er een zeepbel ontstaat, welke onder andere wordt aangewakkerd door bancair of centrale bankbeleid via fiat- of fractioneel geld. Bovendien ontstaat een algemeen beeld, dat er een nieuw tijdperk is aangebroken en deze dan met name wordt aangeduid als bijv. New Era (20er jaren vorige eeuw) of New Economy (90er jaren vorige eeuw) om de zeepbel en opgeblazen lucht te verklaren. De massa denkt in deze fase, dat dit nieuwe aangebroken tijdperk recessies of marktcorrecties tot het verleden maken. Dit betreft een ontkenningsfase van de meerderheid van de bevolking. Het is op dit punt, dat consumenten en bedrijven bereid zijn om langetermijnschulden aan te gaan, vanwege het valse vertrouwen, dat men heeft in de economie. De private schuld bereikt daardoor in deze periode een maximale hoogte, waardoor het mogelijk is dat d.m.v. een kleine terugval in werkgelegenheid, rentestijging of goederenprijsstijging een situatie wordt gecreëerd, zodat de rente op de schuld moeilijk tot niet kan worden terugbetaald. Deze fase betreft dan ook een hausse-markt in onroerend goed en effecten en kenmerkt zich door een prijsafname in goederen en edelmetalen (baisse-markt). De ‘herfst-periode’ is de meest expansionele periode in de cyclus, waardoor het ook wel expansie- of plateaufase wordt genoemd. Deze periode deed zich voor van 1921-1929 en van 1982-1999.
4. Winter
Deze periode begint altijd met een klap (eerste krach), gepaard gaande met een plotselinge afname van vermogen (onroerend goed en aandelenkapitaal), weldra gevolgd door een deflatie van producenten- en consumentenprijzen. Deze deflatie wordt veroorzaakt door het faillissement van bedrijven en later dat van huishoudens (consumenten), tezamen met een gehele inkrimping van de werkelijke kapitaalbasis (reële financiële bronnen). Deze kapitaalbasis was al verwaterd door de fiat- en fractioneel geldpraktijken van de centrale bank of bancaire sector tijdens de herfstperiode.
Tijdens het begin van de winter bodemen goederenprijzen en goud verder uit, voordat deze beginnen aan een langjarige opmars tijdens de crisis. De psyche van de massa wordt gekenmerkt tijdens deze winterperiode door 4 stadia:
- begin – bezorgdheid (na 1e financiële klap) 1-2 jaar
- midden – angst (na meerdere (mini)krachs) 3-4 jaar
- midden – paniek (na finale ineenstorting), 5-9 jaar
- eind – gelatenheid (stabilisatie markten) 10-15 jaar
Het kenmerk van deze tijd is een groot aantal bedrijfsfaillissementen, een ineenstorting van het economisch systeem, wat voornamelijk gebaseerd is op excessieve liquiditeit (fiat- of fractioneel geld), een vlucht naar waardemiddelen (edelmetalen), vanuit papier. Het luidt tevens het einde in van het wereldgeldsysteem (Pond Sterling, US Dollar, Yen, Euro etc.). Als voorbeeld; op dit moment is de dollar 1% goudgedekt, de euro 15% goudgedekt, de yen 3% goudgedekt en de Zwitserse frank 30% goudgedekt.
Veel opgebouwde (papieren) rijkdom wordt vernietigd, zodra de reële financiële middelen verdwijnen, daardoor het krediet ernstig wordt beperkt. Zowel het bankroet als de werkloosheid zullen groeien en werken als een sneeuwbal door in de economie, waardoor de waarde van overige bezittingen verder in waarde zullen zakken, want de deflatie is een continu-proces (zie bijvoorbeeld Joegoslavië 1987, Japan 1989, Indonesië 1997, Rusland 1998, Turkije en Argentinië 2001). De sociaal-maatschappijke orde loopt gevaar om totaal ontredderd te raken en kan uitmonden in gewapende conflicten of revoluties of opstanden.
Krediet wordt niet meer gecreëerd en consumenten zijn niet meer in staat om geld uit te geven. Het vertrouwen daalt verder. Het prijsniveau is dusdanig aan het zakken, dat de consumenten hun aankopen verder uitstellen, omdat men weet, dat deze aankopen in de (nabije) toekomst toch goedkoper wordt. Wanneer het consumentenvertrouwen op het dieptepunt is aangekomen, faalt daarmee ook het vertrouwen in het bancaire systeem en ontstaat er een laatste enorme vlucht uit papierwaarden (effecten, projecten, bedrijven met schulden, papiergeld) naar vaste waarden (zoals duurzame goederen, bedrijven zonder schulden, edelmetalen). Tegelijkertijd heeft men veel last van valutacrises, wanneer het krediet inkrimpt en rentes zullen stijgen. Buitenlanders vluchten uit de valuta van landen, die het meest gelieerd zijn aan de ergste excessen (dollar, yen en in mindere mate de euro).
Op het dieptepunt van de crisis ontstaat er veelal een ‘dieptepunt- of trogoorlog’, van waaruit een nieuwe geopolitieke afstemming volgt, die bepalend is voor de volgende cyclus (de 2e wereldoorlog was een voorbeeld van zo’n trogoorlog).
Deze periode werd gekenmerkt door deflatie en de laatste winter was tussen 1930-1945. De verwachting is dat de aankomende winter al begonnen is en dat deze tussen 2000-2015 zal plaatsvinden.
Conclusie
De Kondratiev-cyclus is een proces, dat zich afspeelt gedurende diverse perioden over een lange termijn, de cyclus is belangrijk genoeg om aan te geven in welke periode men op het moment bevindt. Periodekenmerken zijn lente (inflatie), zomer (stagflatie), herfst (desinflatie) en winter (deflatie). De centrale bank en bancaire sector spelen hierbij een grote rol, omdat sinds 1914 alleen fiat- en fractioneel geld wordt geproduceerd, wat leidt tot verheviging van economische excessen, de zeepbeleconomie kan dan tot ongekende hoogte stijgen en langdurig van aard zijn, waardoor het dal extra diep zal zijn na het zeepbelstadium. Dit is helaas gebeurd in de jaren 30 van de vorige eeuw en staat ons jammer genoeg weer te wachten in het begin van deze eeuw en is op dit moment al aan de gang. De oorspronkelijke Kondratiev-cyclus is verlengd van de oorspronkelijke 54 jaar in het begin van de 20e eeuw naar ca. 65 jaar nu, wat vermoedelijk als oorzaak heeft, dat de leeftijdsverwachting hoger is geworden in vergelijking met de afgelopen 50 jaar.
Ook wordt de mogelijkheid geopperd, dat het kapitaal via diverse methoden tijdens de inflatoire perioden van de 3 seizoenen (lente, zomer en herfst) vloeit van het welvarendste deel (ca. 20%) van de bevolking naar de rest van de bevolking (ca. 80%). Dit geschiedt d.m.v. lonen, investeringen en het opzetten van nieuwe bedrijven. Tijdens de deflatoire periode (winter), daarentegen, vloeit dit kapitaal weer terug naar de rijkste 20% van de bevolking, dit gaat d.m.v. afnemend vermogen, verlaging of stabilisatie van lonen en de liquidatie van bedrijven. Er vindt een vorm van Pareto-formule plaats (d.w.z. 80% van al het bezit wordt door 20% van de bevolking beheerd).
Omdat het wereldvalutasysteem voornamelijk gebaseerd is op papierwaarde is de verwachting ook, dat tijdens deze crisis dit valutasysteem wellicht in elkaar zal storten, d.w.z. de werelddollareconomie verdwijnt. Hetzelfde is ook in de 30er jaren van de vorige eeuw voorgekomen, waardoor de nep-goudstandaard (fractionele goudstandaard), ingevoerd in 1914 en gebaseerd op het Britse pond sterling, uiteindelijk in elkaar zakte. Deze inzakking heeft geleid in 1944 tot de oprichting van het Bretton Woods valutasysteem, hieruit zijn een aantal organisaties voortgekomen ter controle van dit zelfde wereldvalutasysteem, zoals IMF, Wereldbank, GATT (nu WTO) en OESO. In 1971 werd de dollar volledig losgekoppeld van de goudprijs, waardoor de dollar effectief een fiatmunt werd en Bretton Woods daarmee ten grave werd gedragen. Als reactie wilden de Europese landen een eigen valutasyteem in het leven roepen als gemeenschappelijk ijkpunt. Dit werd de ‘Slang’ en deze duurde tot 1979, waarop dit overging in het EMS (Europees Monetair Stelsel). In 1992 stortte dit systeem ineen en werd de roep om een algemene munt in te voeren steeds luider. Deze roep leidde toen tot de invoering van de euro in 1999, een collectieve munt bestaande uit 12 verschillende valuta en maar voor zo’n 15% goudgedekt, wat betekent, dat de euro voor 85% uit ongedekte fiduciaire middelen bestaat. De verwachting is daarom ook, dat deze munt het einde van de crisis niet zal halen.
Wat in feite zal geschieden over het aankomend decennium is een complete sanering van de schuldenlast, zowel bij de overheid als bij consumenten en bedrijven, deze bedraagt wereldwijd zo’n 43.000 miljard dollar. De private en publieke schuldenlast is zo hoog opgelopen, dat deze onmogelijk in de aankomende deflatoire periode kan worden terugbetaald en vele landen zullen moeite hebben om zelfs de rente daarop te voldoen. Voeg daar de enorme derivatentijdbom bij van internationale financiële instituten (ca. 111.000 miljard dollar), dan vormt deze periode daarmee ook een algemeen correctieproces t.a.v. de opgebouwde overheids-, consumenten- en bedrijfsexcessen van de afgelopen seizoensperioden. De (westerse) verzorgingstaat zal moeten worden afgebouwd, omdat deze eenvoudigweg onbetaalbaar is geworden en diegenen die hiervan afhankelijk zijn zullen dus een lange pijnlijke aanpassing te wachten staan, d.w.z. uitkeringen en subsidies. Voeg daaraan toe, dat deze correctie gebeurt tijdens het begin van de pensionering van de geboortegolvers, dan zullen veel hooggespannen verwachtingen niet uitkomen m.b.t. de oudedags- en pensioenvoorziening. Alles in ogenschouw genomen is dan een algemene inkrimping (crisis) niet meer te vermijden. De sociale en maatschappelijke orde loopt grote kans om volledig ontregeld te geraken tijdens de winterfase en kan zorgdragen voor een zogenaamde groot gewapend conflict te weten een ‘trog- of dieptepuntoorlog’ De laatste trogoorlog, die heeft plaatsgevonden, was de 2e wereldoorlog en zoals men weet heeft deze oorlog ertoe bijgedragen, dat er een versnelde en gewelddadige liquidatie van nagenoeg alle uitstaande schulden heeft plaatsgevonden.
Informatiebronnen:
Essays:
- John J. Riley, Long-Term Cycles; Cornerstone Investments, 2 juli 2002
- Ian Gordon, The Long Wave Analyst, The Kondratieff Winter; Interview Jim Puplava Financial Sense Online, 20 juli 2002
- Daniel Fisher, Kondratieff Wave; Angelfire.com, 6 mei 1998
- Walter Phillips, The Kondratieff Wave 1780-1986 and Beyond; Banff Centre Canada, 1987
- Mike Alexander, The Kondratieff Economic Cycle; CSF Colorado, 31 december 1999
- Terrence Laundry, Longwave T Theory; Laundry & Company, Februari 1997,
- Phil Hde, The Long Wave and War; Timesizing America, 24 augustus 2002
- John Cameron, The Kondratieff Cycle; Berkeley Futures Ltd. 17 maart 1997
- Walden Bello, Creative Destruction, Next Phase of the Global Economy?; Focus on Trade, TNI Publications Ltd. Augustus 2001
- Colin Seymour, The Long Long Wave, The case for a lengthened Kondratieff Wave; Colin’s Financial Pages, 23 juni 2002
Literatuur:
- The Long Wave Cycle, N.D. Kondratiev, 1984; Richardson & Snyder, NY U.S.A.
- Human Action, L. von Mises, 1949; Ludwig von Mises Institute, Auburn AL U.S.A.
- What has government done to our money?, M. Rothbard, ed. 1980; Ludwig von Mises Institute, Auburn AL U.S.A.
- America’s Great Depression, M. Rothbard, 1963; Ludwig von Mises Institute, Auburn AL U.S.A.
- Business Cycles: A Theoretical, Historical and Statistical Analysis of the Capitalist Process, J.A. Schumpter, ed. 1939 Porcupine Press, Philadelphia PA, U.S.A.
In 1 Lente, staat in de 3e alinea: de lonen stijgen, vanwege de lichte inflatie. Volgens mij is dit juist andersom:
In de lente stijgt de productiviteit (harder dan in welk andere periode dan ook) zo sterk, dat loonsverhogingen makkelijk kunnen worden betaald zonder extra inflatie.
Er staat verder: Er vindt een verfijning plaats van de bestaande technologie. Neen, er wordt wel degelijk innovatief geinvesteerd. Denk maar aan de introductie van computermainframes door IBM en verkeersvliegtuigen door Vickers.
Wat u, volgens mij, in de 3e alinea van 2. Zomer verzuimd te schrijven, is, dat regeringen de ontwikkeling van technologieen stimuleren. Zo stimuleerde de Amerikaanse federale regering de ontwikkeling van pc’s in z.g. ‘brain-parks’ (Silicon Valley). Men wilde op deze wijze in handel en overheid compensatie voor de afgenomen productiviteit in de industrie.
Wat volgens mij de verwachtingen tijdens de plateau-fase zo hoog doen oplopen, is, dat technologie uit voorgaande perioden ter beschikking komt van de massa, of in ieder geval een breder laag consumenten. Zoals in de jaren ’20 telefoon (was al in gebruik in het Witte Huis rond 1885) radio en auto, zo pc en GSM (ontwikkeld uit de mobilofoon uit 1949)in de laatste plateaufase.
Zie verder mijn vorige reactie op de inkomens- en vermogensverdeling over de 4 perioden.
Comments are closed.