Dit artikel verscheen op 29 augustus in het Financieele Dagblad.

De top voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg is overbodig en contraproductief. De armen in de wereld hebben niets aan beleidsafspraken tussen staten. Wat zij nodig hebben, is gelijkberechtiging. Zij moeten worden opgenomen in het kapitalistische systeem.

Tientallen jaren omvangrijke ontwikkelingshulp hebben de derde wereld niet vooruit geholpen. Door het Westen gesteunde postkoloniale socialistische en nationalistische regimes zijn een ramp gebleken. Maar ook de neoliberale oplossingen van de Wereldbank hebben nog weinig zoden aan de dijk gezet.

Waarom schiet de westerse hulp tekort? Wellicht omdat we zijn vergeten wat het geheim is van ons economisch succes. Zoals sommige historici en economen beginnen te ontdekken, ligt dat geheim niet zozeer in ons economische systeem, maar in ons rechtsstelsel. En met name in een onderdeel van het rechtsstelsel waarvan het belang door beleidsmakers en economen sterk wordt onderschat: het eigendomsrecht.

Hoe belangrijk het eigendomsrecht is voor economisch succes, ontdekte de Peruaanse econoom Hernando de Soto toen hij met collega’s uit derdewereldlanden onderzoek deed in de sloppenwijken van Manilla, Caïro, Mexico City, Port-au-Prince en Lima.

Zij kwamen erachter dat de armen niet zozeer arm zijn omdat ze geen bezittingen zouden hebben – die hebben ze wel – en al helemaal niet omdat ze niet ijverig, intelligent of ambitieus zouden zijn – dat zijn ze wel -, maar omdat ze niet kunnen participeren in een rechtsstelsel dat hun eigendomsrechten erkent. Ze leiden in hun eigen land een semi-illegaal bestaan.

‘Als je het Nile Hilton verlaat’, schrijft De Soto in zijn recente boek The Mystery of Capital, ‘verlaat je niet de hightech-wereld van computers, televisie en antibiotica. De inwoners van Caïro hebben toegang tot al dit soort dingen. Wat je achterlaat is de wereld van wettelijk afdwingbare transacties van eigendomsrechten.’

De Soto en zijn collega’s hebben proefondervindelijk vastgesteld dat het vrijwel ondoenlijk is voor een inwoner van een bidonville of shantytown om eigendomsrechten te verkrijgen op een zelfgebouwd huis of om een legaal bedrijfje op te zetten. In Lima kostte het bijna zeven jaar om toestemming te krijgen een huis te mogen bouwen op een stuk land van de staat; daarbij moesten 207 administratieve obstakels worden genomen in 52 overheidskantoren.

Waarom is het erg als mensen geen eigendomsrechten hebben? Omdat zij dan hun bezittingen en geld niet kunnen gebruiken als kapitaal. Dit maakt dat zij niet uit hun armoedeval kunnen ontsnappen.

Volgens De Soto wordt de cruciale rol die kapitaal speelt in de economie tegenwoordig door weinigen begrepen. Kapitaal, stelt hij, moet niet worden verward met geld, goederen of bezittingen. Kapitaal is een abstract begrip; het is het economisch potentieel dat ligt opgeslagen in geld, goederen en bezittingen, maar dat er alleen aan kan worden onttrokken door middel van een formeel stelsel van eigendomsrechten.

Neem het simpele voorbeeld van een huis. Op zichzelf niet meer dan een hoop stenen. Maar verbind je die hoop stenen door middel van een juridische eigendomsstructuur met alle andere fysieke goederen in de economie, dan is het kapitaal geworden en kun je er veel meer mee: je kunt het gebruiken als onderpand voor leningen; als een adres om relaties aan te knopen met nutsbedrijven of met de overheid; en als vermogen door het te verkopen of ermee te handelen.

In het Westen is ieder stukje land, ieder huis, ieder gebouw, iedergoed, zelfs ieder economisch waardevol idee, geregistreerd in het eigendomssysteem dat universeel geldig is en waar iedereen gelijkelijk in kan participeren. Dit maakt het mogelijk voor banken om kredieten te verstrekken, voor nutsbedrijven om diensten te leveren, voor ondernemers om aandelen uit te geven, voor de overheid om belastingen te innen. Dat lijkt triviaal, maar is het niet. Een economisch bouwwerk als Microsoft bijvoorbeeld zou nooit kunnen hebben ontstaan buiten een dergelijk juridisch stelsel.

De Soto wijst erop dat dit systeem van universele, particuliere eigendomsrechten ook in het Westen nog niet zo lang bestaat. In Europa heeft de gevestigde orde van gilden en gegoede burgers eeuwenlang de armen die van het platteland naar de steden waren getrokken, uitgesloten van het economisch systeem. In Frankrijk stond in de 18de eeuw de doodstraf op ‘illegale’ arbeid. In de Verenigde Staten werden de ‘squatters’ pas in 1862 gelegaliseerd met de Homestead Act.

Wat de derde wereld volgens De Soto nodig heeft is niet zozeer een nieuw economisch beleid, maar een nieuw rechtssysteem, dat iedereen in de illegale en semi-illegale sector toe laat treden tot een rechtsstelsel gebaseerd op particuliere eigendomsrechten.

Zijn boek is in feite een pleidooi voor een ‘kapitalistische’ revolutie, een revolutie die het particuliere eigendom algemeen geldend maakt in plaats van vernietigt.

Dit doel zal uiteraard niet kunnen worden bereikt zonder politieke veranderingen in de ontwikkelingslanden zelf. Wij, in het Westen, kunnen daar betrekkelijk weinig invloed op uitoefenen. Als vertegenwoordigers van ‘het kapitalisme’ moeten we dus aan de kant staan van de ontheemden, de illegalen, de onderdrukten, opdat zij het westerse model zullen ervaren als een steun in hun rug, een kracht die hen tracht te helpen in plaats van te frustreren. Dit zal uiteindelijk meer vruchten afwerpen dan alle mooie plannen en ‘internationale afspraken’ die in Johannesburg zullen worden geformuleerd.

Er staat veel op het spel, zo weten we sinds 11 september. Toeval of niet, maar op de omslag van De Soto’s boek, dat in het jaar 2000 verscheen, staat een foto van Manhattan, met de torens van het WTC op de voorgrond. Maar de wolkenkrabbers op de foto zitten verpakt in een stopfles. Daaromheen bewegen zich de uitgestotenen: Arabieren in witte gewaden en andere schimmige lieden, gedwongen tot een verblijf in de marge van het systeem.

Karel Beckman is redacteur van Het Financieele Dagblad.

Dit artikel verscheen eerder op: mvlogo-small.jpg