Een regering is een instelling, die in een bepaald geografisch gebied de exclusieve macht bezit om bepaalde regels van maatschappelijk gedrag op te leggen.
Dit artikel is vertaald uit “The Virtue of Selfishness” (1964) zoals het is verschenen in de Nederlandse vertaling van “Capitalism, The Unknown Ideal” (1967) (vertaald als: “Kapitalisme, het onbegrepen ideaal”, Novapres, Laren, zonder jaartal)
Een regering is een instelling, die in een bepaald geografisch gebied de exclusieve macht bezit om bepaalde regels van maatschappelijk gedrag op te leggen.
Hebben de mensen een dergelijke instelling nodig – en zo ja, waarom? Aangezien het verstand van de mens zijn voornaamste middel van voortbestaan is – zijn voornaamste middel om de kennis te vergaren die hem bij zijn gedrag moet leiden – is zijn belangrijkste bestaansvoorwaarde de vrijheid om te denken en naar eigen inzicht te handelen. Dit betekent niet dat een mens alleen op zichzelf is aangewezen of dat een onbewoond eiland de meest ideale omgeving is voor zijn specifieke behoeften. De mens kan enorme voordelen putten uit de omgang met anderen. Een sociaal milieu is sterk bevorderlijk voor zijn overlevingskansen – maar alleen op bepaalde voorwaarden…
‘De twee grote waarden die aan het sociale bestaan kunnen worden ontleend zijn: kennis en handel. De mens is de enige soort, die zijn kennisvoorraad van generatie op generatie kan overdragen en uitbreiden; de potentieel beschikbare, kennis van de mens is groter dan enig mens gedurende zijn leven zou kunnen verwerven; ieder mens geniet een onschatbaar voordeel van de kennis die door anderen is ontdekt. Het tweede grote voordeel is de arbeidsverdeling: ze stelt een mens in staat om zich geheel te concentreren op één bepaald arbeidsterrein en handel te drijven met anderen die op andere gebieden gespecialiseerd zijn. Deze vorm van samenwerking stelt alle mensen die eraan deelnemen in staat om een grotere kennis, bekwaamheid en productiviteit te bereiken dan wanneer iedereen alles wat hij nodig had zelf zou moeten produceren, zoals dat het geval zou zijn op een onbewoond eiland of in een gesloten boerenbedrijf.
Maar deze zelfde voordelen geven ook duidelijk aan wat voor soort mensen en in wat voor soort maatschappij voor elkaar van waarde kan zijn: alleen rationele, productieve en onafhankelijke mensen in een rationele, productieve en vrije maatschappij.’ (‘De Objectivistische Ethiek’ in The Virtue of Selfishness.)
Een samenleving die een individu berooft van het product van zijn arbeid, of hem knecht, of de vrijheid van zijn geest probeert te beknotten, of hem dwingt om tegen zijn eigen inzicht in te handelen – een maatschappij die edicten uitvaardigt die in strijd zijn met de behoeften van de menselijke aard – is, strikt gesproken, geen maatschappij, maar een gepeupelte dat bijeengehouden wordt door geïnstitutionaliseerde bendeterreur. Een dergelijke maatschappij vernietigt alle waarden van de menselijke coëxistentie, kan niet gerechtvaardigd worden en vormt een dodelijke bedreiging van het menselijke voortbestaan. Het leven op een onbewoond eiland is veiliger en onvergelijkelijk verkieselijker dan het bestaan in de Sovjet Unie of in Nazi-Duitsland.
Als de mensen willen samenleven in een vreedzame, productieve, rationele maatschappij en ten wederzijdse voordele met elkaar willen omgaan, dan moeten ze het sociale grondbeginsel aanvaarden, zonder hetwelk geen enkele morele of beschaafde maatschappij mogelijk is: het beginsel van de rechten van het individu.
Het erkennen van de rechten van het individu betekent het erkennen en aanvaarden van de béstaansvoorwaarden die door de menselijke aard worden gesteld.
De rechten van de mens kunnen alleen geschonden worden door het gebruik van fysiek geweld. Alleen door het gebruik van fysiek geweld kan de ene mens een ander het leven benemen, of hem knechten, of hem beroven, of hem beletten om zijn eigen doelstellingen na te streven, of hem dwingen om tegen zijn eigen inzichten in te handelen.
De eerste voorwaarde van een beschaafde maatschappij is het weren van elk fysiek geweld uit de sociale betrekkingen – wat neerkomt op de invoering van het principe dat wanneer mensen met elkaar willen omgaan en handel drijven, zij dit alleen mogen doen door middel van het verstand: door discussie, overreding, en vrijwillige, niet-afgedwongen overeenstemming.
Het noodzakelijke gevolg van het recht dat de mens heeft op het leven is zijn recht op zelfverdediging. In een beschaafde maatschappij mag alleen geweld worden gebruikt als represaillemaatregel, en dan nog alleen tegen diegenen die zelf met het gebruik van geweld zijn begonnen. Alle redenen die het aanzetten tot fysiek geweld tot een kwaad bestempelen, maken van het vergeldingsgebruik van fysiek geweld een morele noodzaak.
Als een ‘pacifistische’ maatschappij het gebruik van geweld als represaillemaatregel zou afschaffen, dan zou ze hulpeloos zijn overgeleverd aan de genade van de eerste de beste schurk die het immorele pad zou kiezen. Een dergelijke maatschappij zou het tegenovergestelde bereiken van wat ze beoogde: in plaats van het kwaad uit te bannen, zou ze het juist aanmoedigen en belonen.
Als een maatschappij geen georganiseerde bescherming tegen het geweld zou bieden, dan zou ze elke burger dwingen om gewapend rond te lopen, zijn huis in een fort te veranderen en iedere vreemde die zijn deur nadert neer te schieten – of zich aan te sluiten bij een beschermende bende van burgers, die dan andere bendes zou bestrijden die voor dit zelfde doel zouden zijn gevormd, waardoor die maatschappij zou ontaarden in een chaotische toestand van bendeterreur, in de eeuwigdurende stammenoorlogen van de prehistorische wilden.
Het gebruik van fysiek geweld – zelfs als represaillemaatregel – kan niet worden overgelaten aan het zelfstandige oordeel van de individuele burgers. Vreedzame coëxistentie is onmogelijk als een mens moet leven onder de voortdurende bedreiging van geweld dat elk ogenblik tegen hem ontketend kan worden. Of die geweldplegers nu goede of slechte bedoelingen hebben, of hun oordeel nu rationeel of irrationeel is, of ze nu worden geleid door een gevoel van gerechtigheid, door onwetendheid, door vooringenomenheid of door boosaardigheid – men kan het gebruik van geweld tegen de ene mens niet overlaten aan de arbitraire beslissing van een ander.
Stel u, bijvoorbeeld, eens voor wat er zou gebeuren als een man zijn portefeuille miste, begreep dat hij was bestolen, eik huis van de buurt binnendrong om het te doorzoeken, en de eerste de beste man die hem vuil aankeek neerschoot, omdat hij de vuile blik voor een bewijs van schuld zou opvatten.
Het vergeldingsgebruik van geweld vereist objectieve methoden van bewijslast om vast te stellen dat er een misdrijf is gepleegd en om te bewijzen wie het heeft gedaan, alsmede objectieve methoden om de straffen en de tenuitvoerlegging daarvan te bepalen. Mensen die zonder dergelijke voorschriften misdrijven proberen te straffen, maken zich schuldig aan een vorm van lynchen. Als een maatschappij het vergeldingsgebruik van geweld zou overlaten aan haar individuele burgers, dan zou dit ontaarden in de heerschappij van het gepeupel, lynchpartijen en een eindeloze reeks bloederige privé-vetes of vendetta’s.
Als men het fysieke geweld uit de sociale betrekkingen wil weren, dan heeft men een instelling nodig die belast is met de taak om de rechten van de mens volgens objectieve voorschriften te beschermen.
Dit is de taak van een regering – van een goede regering – haar principiële taak, haar enige morele rechtvaardiging en de reden waarom mensen wel degelijk een regering nodig hebben.
Een regering is het middel om het vergeldingsgebruik van fysiek geweld onder een objectief toezicht te plaatsen – dat wil zeggen, onder objectief bepaalde wetten.
Het fundamentele verschil tussen het particuliere optreden en het overheidsoptreden – een verschil dat tegenwoordig zorgvuldig wordt genegeerd en vermeden – ligt in het feit dat een regering een monopolie bezit op het wettige gebruik van fysiek geweld. Ze moet wel een dergelijk monopolie bezitten, aangezien zij de handelende persoon is die het gebruik van geweld moet beteugelen en bestrijden; en om die zelfde reden moet haar optreden streng omschreven en afgebakend zijn. Op die manier wordt elke willekeur van haar kant vermeden, doordat ze zich, als een soort onpersoonlijke robot, alleen mag laten leiden door de bestaande wetten. Wil een maatschappij vrij zijn, dan moet haar regering onder toezicht staan.
Onder een goed maatschappelijk stelsel, staat het een particulier wettelijk vrij om alles te ondernemen wat hij wil (mits hij niet de rechten van anderen schendt), terwijl een regeringsfunctionaris bij elke officiële handeling gebonden is door de wet. Een particulier mag alles doen, behalve dat wat door de wet verboden is; een regeringsfunctionaris mag niets doen, behalve dat wat door de wet is toegestaan.
Op deze wijze wordt de ‘macht’ ondergeschikt gemaakt aan het ‘recht’. Dit is de weerspiegeling van het Amerikaanse denkbeeld van ‘een regering van wetten en niet van mensen’.
De aard van de wetten die bij een vrije maatschappij horen en de bron van het gezag van haar regering dienen allebei te worden ontleend aan de aard en het doel van een passende regering. Het grondprincipe van beide wordt aangegeven in de Onafhankelijkheidsverklaring: ‘om deze rechten van het individu veilig te stellen, worden er onder de mensen regeringen ingesteld, die hun rechtmatige volmachten ontlenen aan de goedkeuring van de geregeerden…’
Aangezien de bescherming van de rechten van het individu het enige rechtmatige doel is van een regering, is ze ook het enige rechtmatige onderwerp van wetgeving: alle wetten moeten gebaseerd zijn op de rechten van het individu en gericht zijn op hun bescherming. Alle wetten moeten objectief zijn (en objectief te rechtvaardigen): alle mensen moeten van tevoren duidelijk weten wat de wet hen verbiedt te doen (en waarom), waaruit een misdaad bestaat en wat voor straf zij zullen oplopen als ze die begaan.
De bron van het overheidsgezag is ‘de goedkeuring van de geregeerden.’
Dit betekent dat de regering niet de heerser is, maar de dienaar of vertegenwoordiger van de burgers; het betekent dat de regering op zich geen rechten heeft, behalve de rechten die haar door de burgers voor een specifiek doel zijn opgedragen.
Er is slechts één grondbeginsel waarin een individu moet toestemmen, als hij in een vrije, beschaafde samenleving wenst te leven: het principe om af te zien van het gebruik van fysiek geweld en zijn recht op fysieke zelfverdediging over te dragen aan de regering, ten einde een ordelijke, objectieve en wettelijk bepaalde procedure te bewerkstelligen. Of, anders gezegd, hij moet instemmen met de scheiding van geweld en willekeur (ook zijn eigen willekeur).
Wat gebeurt er nu wanneer twee mensen een verschil van mening hebben over een onderneming waarbij beiden betrokken zijn?
In een vrije samenleving worden de mensen niet gedwongen om met elkaar handel te drijven. Ze doen dit alleen uit eigen vrije wil en, wanneer er een zekere tijd mee gemoeid is, door middel van een contract. Als een contract wordt gebroken door de arbitraire beslissing van de ene mens, dan kan dit rampzalige financiële gevolgen hebben voor de ander – en om dit te compenseren zou het slachtoffer dan niets anders overblijven dan het bezit van de ander in beslag te nemen. Maar ook in dit geval kan het gebruik van geweld niet aan de beslissing van particulieren worden overgelaten. En dit leidt dan tot een van de belangrijkste en ingewikkeldste functies van de regering: tot de functie van een scheidsman die de onderlinge geschillen van de mensen volgens objectieve wetten bijlegt.
Misdadigers vormen een kleine minderheid in elke half beschaafde samenleving. Maar de bescherming en gedwongen uitvoering van contracten door middel van civielrechtelijke procedures is de belangrijkste voorwaarde voor een vreedzame samenleving; zonder een dergelijke bescherming, zou geen enkele beschaving kunnen worden ontwikkeld of gehandhaafd.
De mens kan niet voortbestaan, zoals dieren doen, door zich bij zijn handelingen te laten leiden door het onmiddellijke ogenblik. De mens moet zijn doelstellingen uitstippelen en bereiken over een zekere spanne tijds; hij moet zijn daden van tevoren berekenen en zijn leven op de toekomst plannen. Hoe beter zijn verstand is en hoe groter zijn kennis, des te langer wordt de termijn waarop hij zijn planning kan baseren. Hoe hoger of gecompliceerder een beschaving is, des te langer is de reeks activiteiten die ze vereist – en des te langer is de reeks contracten die de mensen onderling moeten afsluiten, en des te dringender wordt hun behoefte aan bescherming van de naleving van dergelijke overeenkomsten.
Zelfs een primitieve ruilmaatschappij zou niet kunnen functioneren als een man afsprak om een schepen aardappelen te ruilen voor een mand met eieren en dan, na de eieren ontvangen te hebben, weigerde om de aardappelen te leveren. Stel u eens voor wat een dergelijke onberekenbare handelwijze zou betekenen in een industriële samenleving, waar de mensen soms goederen ter waarde van tientallen miljoenen dollars op krediet leveren, of houwcontracten van miljoenen sluiten, of huurcontracten voor negenennegentig jaar tekenen.
Een eenzijdige contractbreuk komt in feite neer op een indirect gebruik van fysiek geweld: het betekent dat een man de materiële waarden, goederen of diensten van een ander ontvangt, vervolgens weigert om ervoor te betalen, maar ze toch – dat wil zeggen, door geweld, niet rechtens – in zijn bezit houdt, zonder daarvoor de toestemming van hun eigenaar te hebben verkregen. Ook fraude gaat aldus gepaard met een indirect gebruik van geweld: ze komt neer op het onder valse voorwendsels of valse beloften verkrijgen van materiële waarden, zonder daarvoor de toestemming van hun eigenaar te hebben verkregen. Hetzelfde geldt voor afpersing, dat weer een andere variant van het indirecte gebruik van geweld is: ze bestaat uit het verkrijgen van materiële waarden, niet in ruil voor andere waarden, maar onder bedreiging met geweld.
Sommige van deze handelingen zijn duidelijk misdadig. Andere, zoals een eenzijdige contractbreuk, hoeven niet misdadig van opzet te zijn, maar kunnen ook voortkomen uit onverantwoordelijkheid of irrationaliteit. In weer andere gevallen liggen de zaken zo ingewikkeld, dat beide partijen het gelijk aan hun zijde menen te hebben. Maar hoe het ook zij, al dergelijke kwesties moeten onderworpen worden aan objectieve wetten en opgelost worden door een onpartijdige scheidsman die de wetten toepast, dat wil zeggen, door een rechter.
Bij de oplossing van al dit soort zaken gaat men uit van het beginsel, dat geen enkel mens waarden, goederen of diensten van een ander mag verkrijgen zonder daarvoor eerst de toestemming van die ander te hebben verkregen – en, als een gevolg daarvan, dat de rechten van een mens niet overgeleverd mogen zijn aan de genade van de eenzijdige beslissing, het arbitraire oordeel of de irrationele gril van een ander. Dat is in wezen het enige juiste doel van een regering: de mensen het sociale bestaan mogelijk te maken door ben tegen elkaar in bescherming te nemen.
De juiste functies van een regering vallen in drie ruime categorieën, die alle te maken hebben met het fysieke geweld en de bescherming van de rechten van de mens: de politie, om de mensen tegen misdadigers te beschermen – de krijgsmacht, om de mensen tegen vijandelijke indringers te beschermen – de rechtbanken, om de onderlinge geschillen tussen de mensen volgens objectieve wetten bij te leggen.
Deze drie categorieën brengen veel afgeleide aspecten met zich mee – en de praktische uitvoering daarvan, in de vorm van een specifieke wetgeving, is enorm ingewikkeld. Ze hoort thuis op het speciale vakgebied van de rechtsfilosofie. Hoewel er op dit gebied veel fouten en verschillen van inzicht mogelijk zijn, is er toch steeds één aspect dat de doorslag moet geven: het principe dat de wetgeving en de regering alleen tot doel hebben de rechten van het individu te beschermen.
Tegenwoordig wordt dit principe stelselmatig genegeerd en ontweken. Het resultaat is de huidige toestand van de wereld, met een mensheid die steeds meer terugkeert tot de wetteloosheid van de absolute tirannie, tot het primitieve barbarendom van het regeren door bruut geweld. Uit onnadenkend protest tegen deze trend, beginnen sommige mensen zich af te vragen of een regering als zodanig misschien een natuurlijk kwaad is en of de anarchie misschien het ideale maatschappelijke stelsel is. De anarchie, als politiek begrip, is een naïeve, zwevende abstractie: om alle redenen die hierboven zijn besproken, zou een maatschappij zonder een georganiseerde regering aan de genade overgeleverd zijn van de eerste de beste misdadiger die zich aandient en het land in de chaos van de bendeterreur zou storten. Maar de mogelijkheid van de menselijke immoraliteit is niet het enige bezwaar tegen de anarchie: zelfs een maatschappij waarvan eik lid volstrekt rationeel en onberispelijk moreel zou zijn, zou niet kunnen functioneren in een toestand van anarchie; het is de behoefte aan objectieve wetten en een objectieve scheidsman voor de onderlinge geschillen tussen de mensen die de instelling vaneen regering noodzakelijk maakt.
Een recente variant op de anarchistische theorie, die vooral sommige van de jongere voorstanders van de vrijheid lijkt aan te spreken, is het griezelig dwaze denkbeeld van ‘concurrerende regeringen’. Uitgaande van de grondgedachte van de moderne staatisten – die geen verschil zien tussen de functies van de regering en de functies van de industrie, tussen geweld en productie, en die het regeringseigendom van de industrie bepleiten – verklaren de voorstellers van het denkbeeld der ,concurrerende regeringen’ dat aangezien de concurrentie zo bevorderlijk is voor het bedrijfsleven, ze ook zou moeten worden toegepast op de regering. In plaats van één enkele, monopolistische regering, verklaren ze, zouden er verschillende regeringen in hetzelfde geografische gebied moeten zijn, die met elkaar zouden moeten wedijveren om de gunst van de individuele burgers, waarbij elke burger vrij zou zijn om die regering te kiezen en met zijn klandizie te begunstigen die hij zelf wou.
Bedenk dat de gewelddadige beteugeling van de mensen de enige dienst is die een regering heeft te bieden. Vraag uzelf eens af waar een concurrentie in gewelddadige beteugeling uiteindelijk op uit zou moeten draaien.
Men kan deze theorie geen contradictio in terminis noemen, aangezien ze duidelijk gespeend is van elk begrip van de termen ‘concurrentie’ en ‘regering’. Noch kan men haar een zwevende abstractie noemen, aangezien ze gespeend is van elke werkelijkheidszin en zelfs niet bij benadering kan worden geconcretiseerd. We kunnen volstaan met één illustrerend voorbeeld te geven: stel dat mr. Smith, een klant van Regering A, zijn buurman, mr. Jones, een klant van Regering B, ervan verdenkt dat hij hem bestolen heeft; een groep agenten van Politie A gaat naar het huis van mr. Jones en wordt bij de deur opgewacht door een groep agenten van Politie B, die verklaren dat ze de klacht van mr. Smith niet als geldig beschouwen en het gezag van Regering A niet erkennen. Wat gebeurt er dan? De rest mag u zelf invullen.
De evolutie van het begrip ‘regering’ heeft een lange, kronkelige geschiedenis achter de rug. Over de juiste functie van een regering schijnt er in elke georganiseerde samenleving wel een vage notie te hebben bestaan, wat onder meer tot uitdrukking komt in zulke verschijnselen als de stilzwijgende erkenning dat er verschil bestaat tussen een regering en een roversbende (hoewel dat verschil niet altijd even duidelijk was) – het aura van aanzien en moreel gezag dat aan de regering werd verleend als de hoeder van ‘orde en gezag’ – het feit dat zelfs de slechtste regeringen het nodig vonden om enige schijn van orde en gerechtigheid op te houden, al was het maar uit de sleur der gewoonte of traditie, en hun macht op mystieke of sociale gronden moreel probeerden te rechtvaardigen. Net zoals de absolute vorsten van Frankrijk zich moesten beroepen op ‘Het Goddelijke Recht van Koningen’, zo moeten de moderne dictators van de Sovjet Unie kapitalen uitgeven aan de propaganda om, hun bewind te rechtvaardigen in de ogen van hun geknechte onderdanen.
In de geschiedenis van de mensheid is het begrip van de juiste functie van de regering een zeer recente prestatie: het is pas tweehonderd jaar oud en dateert van de Founding Fathers van de Amerikaanse Revolutie. Niet alleen identificeerden zij de aard en de behoeften van een vrije maatschappij, maar zij bedachten ook de middelen om deze in de praktijk te vertalen. Een vrije maatschappij – net als elk ander menselijk product – kan niet bereikt worden door lukrake middelen, door het alleen maar te wensen, of door alleen maar de ‘goede bedoelingen’ van de leiders. Er is een gecompliceerd wettelijk stelsel nodig, dat gebaseerd is op objectief geldige principes, om een maatschappij vrij te maken en vrij te houden – een stelsel dat niet afhankelijk is van de beweegredenen, het morele karakter of de bedoelingen van de een of andere overheidsfunctionaris, een stelsel dat geen enkele weg openlaat voor de ontwikkeling van de tirannie… Het Amerikaanse stelsel van het departementale evenwicht was bijvoorbeeld zo’n prestatie. En hoewel bepaalde tegenstrijdigheden in de Grondwet hier en daar de weg openlieten voor de groei van het staatisme, was de grootste prestatie toch wel het inzicht dat een grondwet een middel was om de macht van de regering aan banden te leggen.
Nu er tegenwoordig zo’n duidelijke poging wordt ondernomen om dit punt te verdoezelen, kan het niet vaak genoeg worden herhaald dat de Grondwet bedoeld is om de regering aan banden te leggen, niet de gewone burgers – dat ze niet het gedrag van de gewone burgers voorschrijft, maar alleen het gedrag van de regering, dat ze niet een handvest is voor de macht van de regering, maar een handvest voor de bescherming van de burgers tegen de regering.
Kijk dan nu eens hoezeer de huidige algemene opvatting over de regering een morele en politieke ommekeer heeft ondergaan. In plaats van een beschermer van de rechten van de mens te zijn, wordt de regering steeds meer en meer hun gevaarlijkste schender; in plaats van de vrijheid te beschermen, voert de regering slavernij in; in plaats van de mensen tegen de aanzetters tot fysiek geweld te beschermen, zet de regering zelf tot fysiek geweld aan en oefent ze dwang uit, bij iedere gelegenheid die ze vindt; in plaats van te dienen als het instrument van de objectiviteit in de menselijke betrekkingen, creëert de regering een dodelijk, heimelijk bewind van onzekerheid en angst door middel van niet-objectieve wetten, waarvan de interpretatie wordt overgelaten aan de arbitraire beslissingen van willekeurige bureaucraten; in plaats van de mensen te beschermen tegen de grillen van anderen, kent de regering haar eigen grillen steeds meer macht toe – zodat we in een snel tempo afstevenen op het stadium van de totale ommekeer: het stadium waarin de regering vrij is om alles te doen wat ze wil, terwijl de burgers alleen mogen handelen op vergunning; wat het stadium is van de donkerste perioden uit de menselijke geschiedenis, het stadium van de heerschappij van het brute geweld.
Er is dikwijls opgemerkt dat de mensheid, ondanks haar materiële vooruitgang, nooit een vergelijkbare mate van morele vooruitgang heeft bereikt. Die opmerking wordt gewoonlijk gevolgd door de een of andere pessimistische conclusie over de menselijke aard. Het is waar dat de morele staat van de mensheid schandelijk laag is. Maar als men kijkt naar de monstrueuze morele corruptie (mogelijk gemaakt door de altruïstisch-collectivistische moraliteit) van de regeringen waaronder de mensheid het grootste deel van haar geschiedenis heeft moeten leven, dan begint men zich af te vragen hoe de mensen erin zijn geslaagd om zelfs maar een schijn van beschaving te handhaven, en welk onverwoestbaar laatste greintje zelfgevoel hen al die tijd overeind heeft gehouden.
Ook begint men dan een duidelijker inzicht te krijgen in de aard van de politieke beginselen die aanvaard en verdedigd moeten worden, als een onderdeel van de strijd voor de intellectuele renaissance van de mens.
Noot van de vertaler: de woorden “staatisme” en “staatistisch” zijn verzonnen vertalingen van het Amerikaanse “Statism”, waarvoor geen Nederlands equivalent bestaat. Bedoeld wordt het principe of de politiek om de staat uitgebreide economische en politieke zeggenschap te verlenen, ten koste van individuele vrijheid.
De Nederlandse vertaling voor statism is niet ‘staatisme’, maar etatisme.
Comments are closed.