In vergelijking met de buitenlandse concurrenten krijgt de Nederlandse industrie een veel strenger emissieregime krijgt toegewezen.
De Nederlandse industrie moet aan strenge Europese milieu-eisen voldoen. Hans Labohm gelooft niet in opwarming van de aarde door broeikasgassen.
Volgens Jacques Schraven, de voorzitter van werkgeversorganisatie VNO/NCW, brengt de verlaging van de CO 2-emissie de Nederlandse industrie in een extra nadelige concurrentiepositie (Forum, 9 oktober). Omdat de Nederlandse industrie in vergelijking met de buitenlandse concurrenten een veel strenger emissieregime krijgt toegewezen.
Als de Nederlandse industrie dit regime negeert overschrijdt, moet zij van elders CO 2-emissierechten inkopen. Dat betekent kostenverhoging bij de Nederlandse industrie en extra inkomsten voor industrieën in andere landen die nog ruimte hebben. Nederland heeft verhoudingsgewijs al veel gedaan aan de terugdringing van de emissies. Schraven vindt dat de Europese economie- en milieuministers het voorstel naar de ontwerpers terug kunnensturen.
Wil Schraven (marginale) bijstellingen van Kyoto, ten voordele van de Nederlandse industrie, of verwerpt hij het in Kyoto afgesproken protocol? In elk geval legt zijn reactie fundamentele tekortkomingen van het systeem van verhandelbare CO 2-emissierechten bloot. Het zou de genadeklap voor het systeem kunnen zijn.
In 1961 beklaagde de Amerikaanse president Eisenhower zich over de invloed van het militair-industriële complex. Thans is er sprake van een klimaatcomplex. Dat is het netwerk van ministeries voor Milieu, instellingen op het terrein van de klimaatwetenschappen, en niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), zoals Greenpeace en het Wereldnatuurfonds. Deze bombarderen de samenleving met paniekberichten over allerlei kwalijke gevolgen van de opwarming van de aarde, als gevolg van de door de mens uitgestoten broeikasgassen. Wat zij vergeten erbij te vertellen is dat de wetenschappelijke basis van al deze paniekzaaierij aan alle kanten rammelt, dat de afspraken van Kyoto – om de uitstoot van van het broeikasgas CO 2 te beperken – handen vol geld kost. En dat onze economische orde op zijn kop wordt gezet omdat politici en ambtenaren op de stoel van de ondernemer willen gaan zitten, en dat Kyoto een niet waarneembaar effect oplevert in termen van afkoeling.
Bij de instellingen wordt deze houding mede bevorderd door subsidiestromen. Opvallend is ook het verschil van berichtgeving over de stand van de klimaatwetenschap op de websites van de betrokken instituten. Op de website van de Amerikaanse NASA, die verantwoordelijk is voor de metingen van de temperatuur van de aarde met behulp van satellieten, worden de onzekerheden van de huidige klimaatwetenschap breed uitgemeten. Op de websites van VROM, het KNMI en het RIVM worden deze in het geheel niet genoemd of verdoezeld.
Wat de NGO’s betreft, lijkt het er op alsof deze het milieu en in bijzonder het klimaat tot een pseudo-religieus geloofsartikel hebben verheven, dat hermetisch dient te worden afgeschermd tegen wetenschappelijke twijfels en rationele analyse.
Dat alles is onaanvaardbaar, eens te meer daar er de laatste tijd aan de lopende band artikelen in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften verschijnen die ernstige twijfels oproepen aan de juistheid van de door het klimaatcomplex aangehangen wetenschappelijke paradigma.
Het is goed dat VNO/NCW opkomt voor de belangen van de Nederlandse industrie. Het is thans meer dan ooit noodzakelijk dat de Nederlandse overheid – conform het Amerikaanse voorbeeld – een helder signaal afgeeft dat wat haar betreft Kyoto ook in Europa voorlopig voor tien jaar in de ijskast gaat, in afwachting van het resultaat van nader wetenschappelijk onderzoek.
Drs. H.J. Labohm is als gastonderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’.
Dit artikel is eerder verschenen in de Volkskrant, 11 oktober 2002.