Minister Heinsbroek van economische zaken wil snel lastenverlichting bewerkstelligen voor de burgers in Nederland. Men stelt dat dat al snel is. Snel? Misschien gezien de regeerperiode van het nieuwe kabinet. Maar niet als je op langere termijn kijkt. Is er ooit echt sprake geweest van substantiële lastenverlichting?

Sinds het begin van de 20ste eeuw heeft de overheid gewerkt aan een continue lastenverzwaring (nog afgezien van een lastenverzwaring via betuttelende wetten, geboden en verboden). Af en toe praat een politicus over lastenverlichting. Meestal lijkt dat alleen maar een formaliteit waarvan men van te voren weet dat het nooit wat zal worden maar bedoeld is om de goedbedoelende (liberale) schijn op te houden.

“Lastenverlichting” in de 20ste eeuw

Het nationaal inkomen bedraagt ongeveer 450 miljard euro (ongeveer 65.000 euro per hoofd van de beroepsbevolking).



Nederlandse overheidsuitgaven als percentage van het nationaal inkomen

1900…..10%
1914…..11%
1917…..30%
1920…..17%
1930…..18%
1933…..25%
1950…..24%
1960…..25%
1970…..30%
1980…..36%
2002…..52%
Bronnen: Adam Smith Institute en “Economische geschiedenis van Nederland in de 20e eeuw” JL van Zanden / RT Griffiths

 

Bedenk dat de zogenaamde W-wetten zoals WAO en WW niet als onderdeel worden gezien van de overheidsuitgaven. toch lijken ze verdacht veel op belastingen. Je zou dus kunnen betogen dat de hier vermelde percentages in werkelijkheid nog hoger liggen. Burgers zijn namelijk verplicht de premies voor deze “verzekeringen” te betalen, kunnen bovendien het premiebedrag niet kiezen en zijn niet zeker van een uitkering aangezien de overheid plots kan besluiten de uitkeringen de verlagen (denk b.v. aan de WAO).

Twijfelachtige lastenverlichting

Men spreekt vaak wel over lastenverlichting maar dan bestaat er toch grote twijfel of het wel een verlichting betreft. Zo zou volgens het vorige kabinet Kok het nieuwe belastingsysteem een verlichting inhouden voor burgers. Volgens anderen zorgde het nieuwe systeem inderdaad voor enige verlichting maar dan alleen in tijden van economische voorspoed. In tijden van economische neergang zou de overheid verzekerd blijven van constante inkomsten terwijl de burgers er op achteruit zouden gaan. Je zou de overheid er van gaan verdenken dit systeem juist ingevoerd te hebben ten tijde van een economisch hoogtepunt, dat inmiddels al weer voorbij is.

Hoe dan ook, kijken we op langere termijn dan is duidelijk dat de overheid steeds meer belasting is gaan heffen en dat iedere Nederlander elk jaar tot ergens in juli in dienst is van de overheid. Vanaf de zogenaamde Tax Freedom Day (TFD) gaat hij voor zichzelf werken.

Waarom zijn de belastingen zo gestegen de laatste eeuw?

1. Belastingverhoging is in het belang van de overheid.
De overheid pretendeert er te zijn ten gunste van de burgers. Wat niet verteld wordt en wat menig overheidsdienaar zich niet beseft is dat de overheid natuurlijk ook een eigenbelang heeft dat vaak haaks staat op het belang van burgers. Of het nu gaat om individuen of organisaties, dit eigenbelang staat natuurlijk vrijwel altijd voorop en is een veel krachtiger drijfveer dan landsbelang of menslievendheid. De overheid heeft natuurlijk geen belang bij het verlagen van de belastingen. Integendeel juist. De macht van de overheid zou daarmee afnemen. De status en de controle van diverse overheidsdienaren zou daarmee verminderen en men kan zich voorstellen dat dat voor weinigen van hen een aantrekkelijk idee is. Belastingverlaging zou waarschijnlijk betekenen dat ambtenaren moeten worden ontslagen. Een politicus die dat probeert maakt zich bepaald niet populair onder zijn medewerkers. Vaak zal het makkelijker blijken te zijn de belastingen niet te verlagen maar juist te verhogen.

2. Vragen om belastingverlaging is risicovol voor burgers
Vanwege de veelheid en de ondoorzichtigheid van veel belastingwetten, subsidiewetten en uitkeringswetten is het inmiddels voor de meeste burgers totaal onduidelijk hoeveel ze betalen en hoeveel men terugkrijgt van de staat. Is een cadeautje van de overheid aan een burger een sigaar uit eigen doos of komt het geld oorspronkelijk uit de broekzak van een medeburger? De overheid onderhoudt slechts een geringe relatie tussen inkomsten en uitgaven. Veel inkomsten gaan in een grote pot waar het vervolgens weer uit wordt gehaald. Zo worden inkomsten uit benzineaccijns en wegenbelasting slechts voor een klein deel besteed aan het wegennetwerk.

Lastenverlichting wil iedereen wel maar daarvoor stemmen geeft risico’s als je als kiezer niet precies kunt aangeven welke belasting afgeschaft of verminderd moet worden. Stel namelijk dat u stemt voor belastingverlaging. De regering geeft daar gehoor aan maar besluit tot een belastingverlaging die een groep tot voordeel strekt waartoe u niet behoort. Voor de regering betekent een belastingverlaging een vermindering van inkomsten die ook een uitgavenverlaging inhoudt. Het kan zijn dat de regering de uitgaven verlaagt voor een groep waartoe u wel behoort. Daarmee betaalt u dus voor de belastingverlaging van anderen en daar was het u natuurlijk niet om te doen.

3. Belastingverhoging is meestal in het belang van de democratische meerderheid
Voor de meerderheid in een democratie is het erg verleidelijk is om de minderheid uit te kleden. De 19e eeuwse Franse econoom stelde “De staat is een enorm kunstmatig instituut via welke iedereen probeert te leven op andermans kosten”. Belastingverlaging betekent een geringere verkleedpartij en waarschijnlijk minder privileges voor de meerderheid. Veel burgers willen dat de overheid betaalt voor onderwijs, gezondheidszorg en volksverzekeringen. Wanneer de monopolistische overheid concurrenten zou hebben voor die overheidsdiensten zouden diezelfde burgers er nooit voor gekozen hebben om klant te worden van de dure inefficiënte staat. Andere bedrijven zouden namelijk veel meer waar voor hun geld bieden. Maar aangezien het mogelijk is om via de belastingen anderen te laten betalen voor die diensten wordt het opeens aantrekkelijker om te stellen dat de overheid die taken op zich moet nemen. De overheid functioneert als het ware als een gezamelijke rekening waar iedereen zo weinig mogelijk op probeert te storten en zo veel mogelijk van probeert af te schrijven.

Maar zelfs als de meerderheid der kiezers voor lastenverlichting kiest is het nog maar de vraag of ze daartoe de macht hebben. De overheid mag dan het idee geven dat ze bestuurd wordt door de het volk via het algemeen stemrecht maar dat is grotendeels een illusie. De regering wordt weliswaar gekozen maar slechts door de meerderheid van de kiezers. En die mogen slechts één keer per vier jaren aangeven wat ze willen. Daarbij mag men slechts kiezen uit zo’n 15 partijen. Stemmen op een specifiek beleidsterrein – belastingen, sociale wetgeving, gezondheidszorg, justitie, onderwijs is er niet bij. Van een directe aansturing is dus bepaald geen sprake en de representatieve democratie die in Nederland bestaat kan zo gezien onmogelijk erg representatief zijn. Zelfs niet voor de meerderheid.

Het is gezien bovenstaande punten niet waarschijnlijk dat de belastingen zullen dalen zoals ze in de 20ste eeuw gestegen zijn. Het tegendeel is waarschijnlijker.

Waanzin

Het lijkt erop dat menigeen wel weet dat het verschillende onderdelen van het huidige systeem vaak naar waanzin neigen maar dat wijzigingen daarop onduidelijke resultaten brengen voor burgers. Gezien de veelheid van regelingen, wetten, subsidies en belastingen en de indirecte, wazige besturing van de machthebbers kan een wijzigingsvoorstel van burgers een nadelig effect hebben voor diegenen die ze willen doorvoeren. Ook de inwoners van de Sowjet-Unie wisten uiteraard dat het syteem door en door verrot was maar konden daar weinig aan doen. De vraag is of onze representatieve democratie, die wel eens niet zo heel representatief zou kunnen zijn, de burgers in staat stelt om waanzinnige ontwikkelingen te keren.

De afgelopen eeuw heeft laten zien dat de overheid zich langzamerhand als een bijna oppermachtig orgaan aan het ontwikkelen is. Belastingen gingen van 10% in 1900 naar 52% in 2002 (volgens sommigen ligt dit percentage hoger). Tegelijkertijd steeg het aantal wetten enorm. De overheid werd machtiger ten koste van de vrijheid van het individu. De overheid besliste in steeds grotere mate over de besteding van het inkomen van burgers. Het einde daarvan lijkt niet in zicht. Als de overheid andermans geld uitgeeft aan anderen zijn de resultaten bepaald niet optimaal. De huidige problemen in de zorg, het onderwijs en de veiligheid onderschrijven dit. De econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman gaf dat eerder aan in zijn boek “Aan ons de keuze”.

Dit artikel verscheen eerder op: mvlogo-small.jpg